Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 31-03-2009, BI2893, Bk-07/00431

Gerechtshof 's-Gravenhage, 31-03-2009, BI2893, Bk-07/00431

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
31 maart 2009
Datum publicatie
4 mei 2009
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2009:BI2893
Formele relaties
Zaaknummer
Bk-07/00431

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft in beroep en in hoger beroep geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat de aanslag onterecht is opgelegd dan wel de uitspraak op bezwaar of de uitspraak van de rechtbank onjuist is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-07/00431

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 31 maart 2009

op het hoger beroep van X te Z tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 28 juni 2007, nummer AWB 06/4122 IB/PVV, betreffende na te noemen aan hem door de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst P, opgelegde aanslag.

Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende is door de Inspecteur voor het jaar 2001 een aanslag in de in-komstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.558.

1.2. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 106. De In-specteur heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens zijn door belanghebbende op 31 augustus, 18 september, 19 september en 21 september 2007 faxberichten aan het Hof ver-zonden waarvan aan de Inspecteur een afschrift ter kennisneming is toegezonden.

2.2. Voorafgaand aan de zitting heeft het Hof van belanghebbende, onder meer op 19 ja-nuari, 26 januari, 27 januari, 29 januari en 2 februari 2009, een veelheid van stukken ont-vangen. Het Hof heeft daarop aan belanghebbende op 4 februari 2009 schriftelijk bericht dat niet duidelijk is welke samenhang bestaat tussen deze stukken en de onderhavige procedure betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2001. Hij heeft daarbij belanghebbende verzocht ter zitting duidelijk uiteen te zetten wat zijn grief is tegen de aanslag en welk bewijs hij daarvan heeft. Een afschrift van deze brief is op 4 februari 2009 aan de Inspecteur verzonden. De Inspecteur heeft daarop op 13 februari 2009 telefo-nisch aan het Hof bericht voorafgaand aan de zitting geen prijs te stellen op inzage van deze stukken.

2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Ge-rechtshof van 24 februari 2009. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt. De Inspecteur heeft op 25 fe-bruari 2009 aan het Hof bericht dat de door belanghebbende ter zitting in de blauwe map overgelegde stukken geen wijziging brengen in zijn ter zitting ingenomen standpunt. Hij heeft daarbij genoemde stukken aan het Hof geretourneerd.

2.4. Na de zitting heeft het Hof van belanghebbende op 5 maart 2009 een stuk ontvangen. De inhoud hiervan geeft het Hof geen aanleiding het onderzoek te heropenen.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde stelt het Hof de feiten vast overeenkomstig de door de rechtbank in 2.2 van haar uitspraak opgenomen feiten.

Overwegingen omtrent het hoger beroep

4.1. Het Hof is met de rechtbank van oordeel dat de procedure blijkbaar betreft de aan be-langhebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2001, met aanslagnummer 0000.00.000.H16.

4.2. Belanghebbende heeft in beroep en in hoger beroep geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat de aanslag onterecht is opgelegd dan wel de uitspraak op bezwaar of de uitspraak van de rechtbank onjuist is.

4.3. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt het Hof tot geen andere conclusie dan dat het hoger beroep ongegrond is.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.W. Savelbergh, J.J.J. Engel en E.J.M. Rosier, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema- van der Koogh. De beslissing is op 31 maart 2009 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingka-mer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden ver-zocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.