Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 02-06-2009, BI6103, BK-07/00546

Gerechtshof 's-Gravenhage, 02-06-2009, BI6103, BK-07/00546

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
2 juni 2009
Datum publicatie
3 juni 2009
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2009:BI6103
Formele relaties
  • Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2007:BD0059, Bekrachtiging/bevestiging
Zaaknummer
BK-07/00546

Inhoudsindicatie

Rioolrechten. Is de gemeenteijke verordening strijdig met het bepaalde in artikel 1 van de Grondwet, artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten, en artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in samenhang met artikel 1 van het eerste protocol bij dat verdrag?

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-07/00546

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 2 juni 2009

op het hoger beroep van [X] te [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 augustus 2007, nr. RIOOLR 06/3073-KRD, betreffende na te noemen aanslag.

Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2006 een aanslag opgelegd in de rioolrechten van de gemeente Dirksland ten bedrage van € 11.111,87.

1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Dirksland, hierna aan te duiden als: de Inspecteur, belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag afgewezen.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 106. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 22 april 2009, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Verordening

3.1. De raad van de gemeente Dirksland heeft in zijn openbare vergadering van 22 december 2005 de Verordening rioolrechten 2006 (hierna: de Verordening) vastgesteld. Blijkens de inhoud van de gedingstukken is de Verordening op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt.

3.2. De Verordening houdt, voor zover te dezen van belang, het volgende in:

Artikel 2

Belastbaar feit en belastingplicht

1. Onder de naam "rioolrechten" worden geheven:

a. een recht van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering;

b. een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

2. Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerst lid onderdeel a, wordt, ingeval het eigendom een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom bezit of beperkt recht is.

(...)

Artikel 3

Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven terzake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4

Maatstaf van heffing

1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt geheven per eigendom.

2. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt geheven naar het aantal m3 afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

(...)

Artikel 5

Belastingtarieven

1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid onderdeel a, bedraagt:

a. voor aansluitingen op een kampeerterrein als bedoeld in de Wet Openluchtrecreatie per eigendom € 144,31;

b. voor alle andere aansluitingen per eigendom € 230,90.

2. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid onderdeel b, bedraagt voor elke volle eenheid van 500 m3 afvalwater € 397,99.

Vaststaande feiten

4. Het Hof gaat uit van de door de rechtbank als volgt vastgestelde feiten, waarbij door de rechtbank belanghebbende als eiser en de Inspecteur als verweerder is aangeduid:

Eiser had gedurende het belastingjaar 2006 het genot krachtens eigendom van [kampeerterrein A] aan de [a-straat 1] te [Z]. Het kampeerterrein bestaat uit 76 standplaatsen voor stacaravans en een toiletgebouw en beschikt daarnaast over diverse toeristische kampeerplaatsen. De stacaravans en het toiletgebouw zijn indirect aangesloten op de gemeentelijke riolering. Voor het jaar 2006 heeft verweerder aan eiser een aanslag rioolrechten opgelegd ter zake van de aansluiting op de gemeentelijke riolering van 76 stacaravans en één toiletgebouw ten bedrage van € 11.111,87. Verweerder heeft hierbij het tarief gehanteerd dat geldt voor aansluitingen op een kampeerterrein als bedoeld in de Wet Openluchtrecreatie, te weten € 144,31 per aansluiting.

Omschrijving geschil, standpunten en conclusies van partijen

5.1. Tussen partijen is in geschil of de onderhavige aanslag terecht is opgelegd, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.

5.2. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de heffingsmaatstaf zich niet verdraagt met het evenredigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel, aangezien het in zijn geval geldende tarief in geen verhouding staat tot de belasting van het rioolstelsel, op grond waarvan de verordening onverbindend is en de aanslag dient te worden vernietigd. Ter zitting heeft hij te kennen gegeven dat hij zich niet beroept op strijd met deze beginselen als in het algemeen rechtsbewustzijn levende beginselen van behoorlijk bestuur.

5.3. De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd bestreden en stelt zich op het standpunt dat het de gemeente vrij staat om de hoogte van de rioolrechten op een vast bedrag per eigendom vast te stellen. Hij concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Overwegingen omtrent het geschil

6.1. Het Hof vat het betoog van belanghebbende inzake de onverbindendheid van de Verordening aldus op, dat de maatstaf van heffing volgens belanghebbende in strijd is met het bepaalde in artikel 1 van de Grondwet, artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten, en artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in samenhang met artikel 1 van het eerste protocol bij dat verdrag.

6.2. Het onderhavige recht wordt ingevolge de Verordening geheven van degene die het genot heeft van een op de gemeentelijke riolering aangesloten eigendom, en wel met een vast bedrag per aansluiting. Dit betekent dat de aanwezigheid van de aansluiting de heffingsmaatstaf is, waarbij het genot niet kwantificeerbaar is. Anders dan bij het eveneens in de Verordening geregelde rioolafvoerrecht, waarbij de maatstaf van heffing is gebaseerd op de hoeveelheid afgevoerd afvalwater, kan bij het onderhavige recht derhalve niet worden gezegd dat het genot afhankelijk is van de mate waarin van de aansluiting gebruik wordt gemaakt. Dat genot is voor elk aangesloten eigendom gelijk.

6.3. Op grond van het vorenoverwogene kan niet worden geoordeeld dat de op de aanslag toepasselijke maatstaf van heffing strijdig is met artikel 1 van de Grondwet of met voormelde verdragsbepalingen.

6.4. Met de matiging van het tarief voor aansluitingen op een kampeerterrein heeft de gemeentelijke wetgever rekening gehouden met de omstandigheid dat het genot van die aansluitingen slechts gedurende een gedeelte van het jaar wordt ervaren. Zo de gemeente, gelet op de aard van de heffing, al rekening moest houden met het evenredigheidsbeginsel, heeft zij daarbij de grenzen van de redelijkheid niet overschreden.

6.5. Vaststaat dat sprake is van 77 eigendommen of als afzonderlijk geheel te gebruiken gedeelten van een eigendom. De aanslag is in overeenstemming daarmee op het juiste bedrag vastgesteld. Belanghebbendes stellingen inzake de in zijn visie als zelfstandig geheel te gebruiken gedeelten van een in de gemeente gelegen verzorgingshuis behoeven geen behandeling, nu belanghebbende te kennen heeft gegeven dat hij zich niet beroept op strijd met in het algemeen rechtsbewustzijn levende beginselen van behoorlijk bestuur.

6.6. Het voorgaande brengt mee dat het hoger beroep ongegrond is.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.W. Savelbergh, J.W. baron van Knobelsdorff en H. Pijl, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 2 juni 2009 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.