Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 23-06-2009, BJ0175, BK-07/00609

Gerechtshof 's-Gravenhage, 23-06-2009, BJ0175, BK-07/00609

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
23 juni 2009
Datum publicatie
26 juni 2009
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ0175
Zaaknummer
BK-07/00609

Inhoudsindicatie

Afvalstoffenheffing. Is de verordening in strijd met enig algemeen rechtsbeginsel of leidt zij tot een heffing die de wetgever in formele zin bij het toekennen van de bevoegdheid tot het instellen van een heffing als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer niet op het oog kan hebben gehad?

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-07/00609

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 23 juni 2009

gewezen op het hoger beroep van wijlen [X] te [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 oktober 2007, nummer AFSTH 06/1133-ZWI betreffende na te noemen aanslag.

Aanslag, bezwaar en geding voor de rechtbank

1.1. Aan belanghebbende is door de Inspecteur, de heffingsambtenaar van de gemeente Schiedam, voor het jaar 2006 ter zake van de afvoer van afvalstoffen uit de onroerende zaak aan de [a-straat 1] te [Z] (hierna: de onroerende zaak) een aanslag in de afvalstoffenheffing opgelegd ten bedrage van € 224,88, vastgesteld naar het tarief dat geldt voor een perceel dat door één persoon wordt gebruikt (hierna: eenpersoonshuishouden).

1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren van belanghebbende afgewezen.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 106. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van 12 mei 2009. Aldaar is alleen de zoon van belanghebbende die blijkens de overlijdensakte van belanghebbende één van de erfgenamen is, verschenen. Van het ter zitting verhandelde is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.

Verordening

De raad van de gemeente Schiedam heeft in zijn openbare vergadering van 12 december 2005 de Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2006 (hierna: de Verordening) vastgesteld. Blijkens de inhoud van de gedingstukken is de Verordening op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde kan in hoger beroep worden uitgegaan van de feiten zoals die in de uitspraak van de rechtbank zijn weergegeven.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

5.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag naar een juist bedrag is opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend, doch de Inspecteur bevestigend beantwoord.

5.2. Belanghebbende herhaalt in hoger beroep zijn reeds in eerste aanleg en bezwaar gehouden betoog dat het verschil tussen het algemene tarief ad € 265,08 voor gebruikers van een perceel ten aanzien waarvan een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen (hierna: meerpersoonshuishoudens) geldt, en het bijzondere tarief voor eenpersoonhuishoudens van € 224,88 onlogisch is.

5.3. Voor het standpunt van de Inspecteur en de gronden waarop hij deze doet steunen, verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

6.1. Belanghebbende heeft, naar het Hof begrijpt, geconcludeerd tot vermindering van de aanslag tot een bedrag van € 176, berekend als tweederde van het tarief dat van toepassing is op een meerpersoonshuishouden.

6.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

Overwegingen omtrent het geschil

7.1 Belanghebbende heeft in beroep en in hoger beroep geen argumenten aangevoerd die kunnen leiden tot het oordeel dat de aanslag ten onrechte of tot een te hoog bedrag is opgelegd.

7.2. Artikel 3 van de Verordening voorziet in een uniform, algemeen tarief van € 265,08. Op schriftelijke aanvraag bedraagt het tarief voor een éénpersoonshuishouden € 224,88. Met andere woorden: een éénpersoonshuishouden kan een reductie op het algemene tarief krijgen, omdat een éénpersoonshuishouden verondersteld wordt minder afval te produceren dan een meerpersoonshuishouden. Het vaststellen van de hoogte van het algemene tarief, evenals van die reductie behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de gemeentelijke wetgever. Voor onverbindendverklaring van de Verordening is slechts plaats ingeval een regeling zou zijn getroffen die in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel, of waarvan het duidelijk is (in die zin dat het op voorhand duidelijk moet zijn geweest) dat zij moet leiden tot een heffing die de wetgever in formele zin bij het toekennen van de bevoegdheid tot het instellen van een heffing als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer niet op het oog kan hebben gehad. Naar 's Hofs oordeel is de gemeentelijke wetgever bij het gebruik van de haar toegekende bevoegdheid voormelde kaders niet te buiten gegaan.

7.3. Voor zover belanghebbende wil betogen dat de Verordening onbillijk is, kan dit hem niet baten, aangezien de belastingrechter, gelet op het bepaalde in artikel 11 van de Wet algemene bepalingen, recht moet spreken volgens de wet en overige regelgeving en in geen geval de innerlijke waarde of de billijkheid van de wet mag beoordelen.

7.4. De rechtbank heeft op goede gronden een juiste beslissing genomen.

7.5. Het vorenstaande voert het Hof tot de slotsom dat het hoger beroep ongegrond is. Derhalve moet worden beslist als hierna is vermeld.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, J.J.J. Engel en H.J. van den Steenhoven, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 23 juni 2009 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.