Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 15-05-2009, BJ1276, BK-07/00467

Gerechtshof 's-Gravenhage, 15-05-2009, BJ1276, BK-07/00467

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
15 mei 2009
Datum publicatie
1 juli 2009
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ1276
Formele relaties
Zaaknummer
BK-07/00467

Inhoudsindicatie

Het Hof acht belanghebbende niet ontvankelijk in bezaar, zulks in navolging van de Inspecteur en de rechtbank. Het Hof heeft geen aanleiding gezien, na bericht van verhindering van belanghebbende ter zitting te verschijnen, de zaak uit te stellen of het onderzoek ter zitting te heropenen. De aangevoerde medische reden acht het hof ongeloofwaardig nu een medische verklaring, waar het Hof om had verzocht, niet is ingezonden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-07/00467

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer d.d. 15 mei 2009

op het hoger beroep van X te Z tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 juni 2007, nummer AWB 06/1377, betreffende na te noemen aanslag en boete.

1. Aanslag, boete, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 62.000 met verrekening van ƒ 14.504 aan voorheffingen. Voorts heeft de Inspecteur bij beschikking op de voet van de artikelen 67a en 67g, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) aan belanghebbende een boete opgelegd van ƒ 1.750. Het aanslagbiljet waaruit van de aanslag en de boetebeschikking blijkt, is gedagtekend 8 oktober 2002.

1.2 Op 7 september 2004 heeft belanghebbende bij de Inspecteur een ingevuld aangiftebiljet betreffende de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1999 ingediend. De Inspecteur heeft dit opgevat als een bezwaarschrift tegen de aanslag en de boete.

1.3 Bij twee in één geschrift, gedagtekend 23 december 2005, vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbende wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard. Voorts heeft hij, bij ambtshalve genomen beschikkingen van 7 januari 2006, de aanslag verminderd tot een, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 46.087 en de boete verminderd tot op ƒ 350.

1.4 Belanghebbende heeft, bij faxbericht van 1 februari 2006, tegen de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 37. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

2. Loop van het geding in hoger beroep

2.1 Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 106. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 3 april 2009 (aanvang: 10:15 uur), gehouden te Den Haag. Aldaar is P namens de Inspecteur verschenen. Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen.

2.3 Partijen zijn bij aangetekend verzonden brief van 27 februari 2009 uitgenodigd ter zitting te verschijnen. Bij faxbericht van 2 april 2009, ter griffie ontvangen omstreeks 12:04 uur, heeft belanghebbende verzocht om uitstel van de behandeling van de zaak ter zitting. De volgende ochtend voor de zitting heeft belanghebbende telefonisch contact opgenomen met de griffier om te vernemen of het uitstelverzoek zou worden gehonoreerd. Hierop heeft de griffier te kennen gegeven dat de zitting zou doorgaan en dat het Gerechtshof, indien belanghebbende alsnog een medische verklaring zou inzenden ten bewijze van de door hem gestelde medische bezwaren tegen het bijwonen van de zitting, de zaak zou kunnen heropenen om belanghebbende op een latere datum in de gelegenheid te stellen bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn. De griffier heeft in dit verband namens het gerechtshof te kennen gegeven dat de bij het verzoek gevoegde afspraakbrief van het [naam ziekenhuis] van 23 februari 2009, waaruit blijkt van een afspraak op de poli Orthopaedie op donderdag 19 maart 2009, onvoldoende bewijs is van de medische redenen die zijn aangevoerd voor de verhindering van belanghebbende om ter zitting te verschijnen.

2.4 Op 3 april 2009, de dag van de zitting, omstreeks 10:48 uur, is van belanghebbende nog een faxbericht ontvangen. Hierbij was geen medische verklaring gevoegd. Ook nadien heeft belanghebbende geen medische verklaring ingezonden.

3. Beoordeling van het hoger beroep

3.1 Het Hof heeft geen reden het onderzoek in de zaak te heropenen, aangezien het van oordeel is dat de medische reden die belanghebbende heeft aangevoerd om zijn niet-verschijnen ter zitting te verklaren, onvoldoende is gestaafd om geloofwaardig te zijn. Dit betekent dat het Hof belanghebbende niet in de gelegenheid stelt zijn zaak bij een volgende zitting te bepleiten.

3.2 Hetgeen belanghebbende in hoger beroep heeft gesteld, doet niet af aan de oordelen van de rechtbank die zijn vervat in de rechtsoverwegingen 2.7 tot en met 2.12 van haar uitspraak. Het Hof neemt deze dan ook over en maakt deze tot de zijne.

3.3 Bij het faxbericht van belanghebbende van 3 april 2009 is een "ontvangstbewijs" gevoegd dat er kennelijk toe strekt te bewijzen dat belanghebbende op 8 juni 2004 een kopie van de in 1.2 vermelde aangifte bij de Inspecteur heeft ingeleverd. Dit stuk geeft het Hof geen aanleiding het onderzoek in de zaak ter heropenen. In de eerste plaats valt de echtheid ervan ernstig te betwijfelen (er ontbreekt enig kenmerk dat de Belastingdienst – naar algemeen bekend is – eraan zou hebben gegeven, ware het authentiek, bijvoorbeeld door briefpapier of een stempel). Bovendien kan het stuk belanghebbende niet baten omdat – zou het wel echt zijn – het geen bewijs oplevert dat de conclusie rechtvaardigt dat het bezwaar tijdig is ingediend en dat de Inspecteur belanghebbende ten onrechte niet ontvankelijk heeft verklaard.

3.4 Het vorenoverwogene leidt tot het oordeel dat de rechtbank op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen. Daarom moet de uitspraak van de rechtbank worden bevestigd.

4. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en B. van Walderveen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 15 mei 2009 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.