Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 30-06-2009, BJ2416, BK-07/00643

Gerechtshof 's-Gravenhage, 30-06-2009, BJ2416, BK-07/00643

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
30 juni 2009
Datum publicatie
13 juli 2009
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ2416
Zaaknummer
BK-07/00643

Inhoudsindicatie

Beschikking sectoraansluiting. Artikel 96, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen. Het vervaardigen van compleet opgeleverde verblijfsruimten is een werkzaamheid die naar haar aard dient te worden aangemerkt als te behoren tot de burgerlijke en utiliteitsbouw.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-07/00643

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 30 juni 2009

op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V., gevestigd te [Z], tegen de uitspraak van de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de belastingdienst Holland Midden, betreffende na te noemen beschikking.

Beschikking en bezwaar

1.1. De Inspecteur heeft bij beschikking als bedoeld in artikel 97, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: de Wet) aan belanghebbende meegedeeld dat zij op grond van artikel 96 van de Wet vanaf 17 oktober 2007 is aangesloten bij de sector 003 Bouwbedrijf.

1.2. Het tegen de beschikking gerichte bezwaar van belanghebbende is bij de bestreden uitspraak afgewezen.

Loop van het geding

2.1. Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 285. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 27 mei 2009, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

3.1. Belanghebbende is op 1 augustus 2007, toen zij nog in oprichting was, gestart met een onderneming, waarvan de activiteiten bestaan uit het ontwerpen, bouwen en verkopen van stacaravans, alsmede het compleet inrichten van staanplaatsen voor stacaravans. Zij bouwt houten stacaravans op een stalen chassis. Een van haar directeuren heeft een campingbedrijf en de andere een metaalbewerkingsbedrijf. Per 17 oktober 2007 heeft zij een timmerman in loondienst genomen.

3.2. Op de arbeidsovereenkomst met het personeel van belanghebbende is de CAO voor timmerfabrieken van toepassing. In die CAO worden houten stacaravans vermeld als voorbeeld van houtbouw waarin de CAO toepassing vindt.

3.3. Bij beschikking van 26 oktober 2007 heeft de Inspecteur aan belanghebbende medegedeeld dat zij is aangesloten bij de sector met code 3, met omschrijving Bouwbedrijf.

3.4. Ten tijde van het indienen van het beroepschrift was belanghebbendes oprichting voltooid.

Omschrijving geschil, standpunten en conclusies van partijen

4.1. Tussen partijen is in geschil of terecht aan belanghebbende is medegedeeld dat zij bij evenvermelde sector is aangesloten, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.

4.2. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij dient te worden aangemerkt als aangesloten bij sector 6, Timmerindustie. Volgens haar betreft Bouw woningen, waarvan in geval van stacaravans geen sprake is; deze dienen tot recreatie en niet tot verblijf. De aansluiting is voorts niet in overeenstemming met de toepasselijke CAO.

4.3. De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd bestreden en heeft geconcludeerd tot ongegrond verklaring van het beroep.

Overwegingen omtrent het geschil

5.1. Artikel 95 van de Wet luidt als volgt:

Sectorindeling

1. Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën en nadat hij het UWV in de gelegenheid heeft gesteld daarover advies uit te brengen, wordt het bedrijfs- en beroepsleven ingedeeld in sectoren, waarbij elke sector één of meer takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan omvat en kan een sector worden onderverdeeld in sectoronderdelen, waarbij elk sectoronderdeel de bedrijfsactiviteiten van één of meer werkgevers omvat.

2. Indien een sector in sectoronderdelen is ingedeeld, stelt de inspecteur ten aanzien van elke bij de betrokken sector aangesloten werkgever bij voor bezwaar vatbare beschikking vast bij welk sectoronderdeel de werkgever behoort of bij welk sectoronderdeel de werkzaamheden die hij doet verrichten, behoren.

5.2. Ingevolge het bepaalde in artikel 96, eerste lid, van de Wet is een werkgever van rechts-wege aangesloten bij de op grond van artikel 95 vastgestelde sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij als werkgever doet verrichten.

5.3. De indeling in sectoren is uitgewerkt in artikel 5.1. van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/F&W/05/96420, ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: de Regeling). Daarin wordt als nummer 3 Bouwbedrijf en als nummer 6 Timmerindustrie vermeld. Volgens artikel 5.2, eerste volzin, van de Regeling worden tot elke sector van het bedrijfs- en beroepsleven de werkzaamheden gerekend, verricht in de takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan, welke in de bij de Regeling behorende bijlage 1 zijn vermeld.

5.4. Het Bouwbedrijf omvat volgens bijlage 1 bij de Regeling:

1. Burgerlijke en utiliteitsbouw.

2. Water- en wegenbouw, alsmede grondwerken.

3. De grondboring, buizenleggers- en kabelleggersbedrijven.

4. Het steenzettersbedrijf (glooiingen, kademuren, enzovoort).

5. Het dakdekkersbedrijf, voor zover worden verwerkt pannen, leien, riet, stro, betonplaten, asbestplaten en dergelijke grondstoffen, met uitzondering van bitumen, asfalt en kunststofmaterialen.

6. Andere bouwambachten.

7. Het ovenbouwbedrijf.

8. Fabrieksschoorsteenbouw.

9. Het heiersbedrijf.

10. Het slopersbedrijf, voor zover zich bezighoudende met het slopen van bouwwerken.

5.5. In evenvermelde bijlage wordt als Timmerindustrie aangemerkt:

1. Deurenindustrie.

2. Timmerfabrieken.

5.6. Voor de beoordeling in welke sector een bedrijf dient te worden ingedeeld is van belang wat de in de kern de aard van de werkzaamheden van het bedrijf is. In het onderhavige geval betreft dat het creëren van compleet opgeleverde verblijfsruimten.

5.7. Het Hof acht het vervaardigen van compleet opgeleverde verblijfsruimten een werkzaamheid die in het hiervoor weergegeven wettelijk kader naar haar aard dient te worden aangemerkt als te behoren tot de burgerlijke en utiliteitsbouw. Daarbij is niet van belang of de verblijfsruimte bestemd is voor bewoning.

5.8. Het vorenoverwogene brengt mee dat bij de bestreden beschikking terecht is vastgesteld dat belanghebbende is aangesloten bij de sector Bouwbedrijf. De omstandigheid dat de activiteiten van belanghebbende volgens de CAO vallen onder het timmerbedrijf kan daaraan niet afdoen en kan niet leiden tot indeling in en aansluiting bij een andere dan de sector waarbij belanghebbende van rechtswege is aangesloten. Het beroep is mitsdien ongegrond.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, J.W. baron van Knobelsdorff en J.V. van Noorle Jansen, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 30 juni 2009 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.