Gerechtshof 's-Gravenhage, 14-07-2009, BJ2893, BK-07/00578
Gerechtshof 's-Gravenhage, 14-07-2009, BJ2893, BK-07/00578
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 14 juli 2009
- Datum publicatie
- 16 juli 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ2893
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2010:BN8082, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK-07/00578
Inhoudsindicatie
Er is geen recht op vergoeding van gemaakte kosten in de bezwaarfase. Er is geen sprake van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
nummer BK-07/00578
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer van 14 juli 2009
op het hoger beroep van X, wonende te Z, hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 september 2007, nummer AWB 06/6641 VORHEF, betreffende de hierna vermelde aanslag.
Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. De heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap van P, hierna: de Inspecteur, heeft aan belanghebbende voor het jaar 2005 een aanslag (aanslagnummer [...]) ingezetenenomslag/verontreinigingsheffing opgelegd van € 110,81. Belanghebbende heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt. In het bezwaarschrift heeft hij verzocht om vergoeding van de kosten in de bezwaarfase en verzocht om een beslissing inzake artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
1.2. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 juli 2007 de aanslag verminderd tot op nihil, doch geen beslissing genomen op het verzoek op een vergoeding van de kosten van de bezwaarfase.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij de rechtbank. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 38 . De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 106. De Inspecteur is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen doch heeft schriftelijk medegedeeld van die mogelijkheid geen gebruik te zullen maken.
2.2. Partijen zijn niet ter zitting van het Gerechtshof van 7 juli 2009 verschenen.
2.3. De inspecteur is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 11 juni 2009 aan Postbus 0000 te 0000 AA Z, onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens door de griffier op de internetsite van TNT post ingewonnen informatie, die aan het dossier is toegevoegd, is de vorenbedoelde brief op 12 juni 2009 uitgereikt.
2.4. Na de zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende, A, contact opgenomen met het Hof en medegedeeld dat hij niet ter zitting heeft kunnen verschijnen in verband met ziekte naar aanleiding van een ongeval. Hij was daardoor evenmin in staat voor de zitting te laten weten dat hij niet ter zitting kon verschijnen. Het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende op diens verzoek toegestaan alsnog een pleitnota in te dienen. Een afschrift hiervan heeft het Hof ter kennisneming verstuurd naar de Inspecteur. De gemachtigde van belanghebbende heeft ermee ingestemd dat geen nadere zitting zal plaatsvinden.
Vaststaande feiten
3. Het hof gaat uit van de door de rechtbank in onderdeel 2.1 en 2.2 van de bestreden uitspraak vastgestelde feiten, waarbij door de rechtbank belanghebbende als eiser en de Inspecteur als verweerder is aangeduid.
Standpunt belanghebbende
4. In hoger beroep stelt belanghebbende dat de rechtbank ten onrechte de gevraagde kostenveroordeling voor de bezwaarfase heeft afgewezen. Voorts wordt in het hogerberoepschrift de hoogte van de door de rechtbank vastgestelde proceskostenveroordeling in de beroepsfase betwist.
Conclusie van belanghebbende
5. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betreft de afwijzing van een proceskostenvergoeding in de bezwaarfase en de bepaling van de hoogte van de veroordeling in de proceskosten in de beroepsfase.
Beoordeling van het hoger beroep
6.1. Aangezien de Inspecteur in de onderwerpelijke uitspraak op bezwaar de aanslag heeft verminderd tot op nihil, heeft belanghebbende in beroep bij de rechtbank terecht erover geklaagd dat de Inspecteur heeft nagelaten uitspraak te doen op zijn verzoek om vergoeding van de kosten in de bezwaarfase.
6.2. Artikel 1, aanhef en de onderdelen a en b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) luidt: "Een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend betrekking hebben op: a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, b. kosten van een (...) deskundige (...) die aan een partij verslag heeft uitgebracht".
6.3. De door de Inspecteur opgeworpen en door de rechtbank gehonoreerde stelling dat als rechtsbijstand door familieleden wordt verleend, reeds wegens de familierelatie geen sprake is van een door zakelijkheid bepaalde rechtsverhouding, vindt geen steun in het recht. Bijstand door een familielid die beroepsmatig wordt verleend, sluit niet bij voorbaat een proceskostenvergoeding uit. Anderzijds behoeft wegens het enkele feit dat een advocaat of belastingadviseur voor een familielid optreedt, niet per definitie ervan te worden uitgegaan dat de verleende rechtsbijstand beroepshalve is verleend.
6.4. Het onderhavige geschil spitst zich toe op de vraag of de door de vader van belanghebbende, die als gemachtigde van belanghebbende is opgetreden, verleende rechtsbijstand in het onderhavige geval beroepsmatig is verleend.
6.5. Bij de beantwoording van de vraag of de rechtsbijstand beroepshalve is verleend kan onder meer van belang zijn of door de rechtsbijstandverlener bedragen in rekening zijn gebracht ter zake van zijn werkzaamheden in het kader van de verleende rechtsbijstand. Indien belanghebbende in aanmerking wenst te komen voor een proceskostenvergoeding wegens kosten ter zake van aan hem beroepsmatig verleende rechtsbijstand, brengt een redelijke verdeling van de bewijslast mee dat hij niet alleen aannemelijk maakt dat de aan hem verleende rechtsbijstand beroepsmatig is verleend, maar moet hij bovendien aannemelijk maken dat ter zake van de onderhavige procedure kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand op hem drukken of hebben gedrukt. Gesteld noch gebleken is dat kosten als hiervoor bedoeld zijn betaald of verschuldigd zijn geworden. Evenmin is gesteld of gebleken dat andere op grond van het Besluit voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gemaakt of verschuldigd zijn geworden in de bezwaarfase.
6.6. Gelet op het vorenoverwogene heeft belanghebbende geen recht op een vergoeding als bedoeld artikel 7:15, lid 2 Awb.
6.7. Met betrekking tot de proceskostenveroordeling in beroep kunnen de verletkosten en de reiskosten van een gemachtigde die geen rechtsbijstandverlener is, worden vergoed. Die kosten heeft de rechtbank berekend op een totaal van € 87,46, Met de rechtbank is het Hof van oordeel dat voor een hogere vergoeding voor de kosten van beroep geen termen aanwezig zijn en dat bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit, die afwijking van de forfaitaire regeling van het Besluit rechtvaardigen, niet zijn gebleken. Voor zover belanghebbende voor de werkzaamheden van zijn gemachtigde (of: vader) kosten als deskundige vergoed wenst te zien, stuit dat af op het bepaalde in artikel 8:34 Awb, waarin is bepaald dat een deskundige zijn opdracht onpartijdig dient te vervullen. De gemachtigde kan, gelet op de familierelatie, geen deskundige zijn als bedoeld in dat artikel.
6.8. Al het voorgaande leidt het Hof tot de slotsom dat het hoger beroep faalt en dat moet worden beslist als volgt.
7. Proceskosten en schadevergoeding
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. Op dezelfde grond ziet het Hof geen aanleiding de Inspecteur te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan belanghebbende.
8. Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, J.W. baron van Knobelsdorff en H.J. van den Steenhoven, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.H.R. Massmann. De beslissing is op 14 juli 2009 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
4
nummer BK-07/00578
uitspraak