Gerechtshof 's-Gravenhage, 01-05-2009, BJ5182, BK-07/00483
Gerechtshof 's-Gravenhage, 01-05-2009, BJ5182, BK-07/00483
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 1 mei 2009
- Datum publicatie
- 12 augustus 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ5182
- Zaaknummer
- BK-07/00483
Inhoudsindicatie
Belanghebbende stond onder andere met zijn zoon en de moeder van zijn zoon op één adres in de basisadministratie ingeschreven. Hieraan ontleent het Hof het vermoeden dat hij niet alleen van de woning gebruik maakte. Dit vermoeden wordt niet weergelegd door belanghebbende met een eenzijdige ontkenning. De aanslag is terecht naar drie vervuilingseenheden opgelegd.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummers BK-07/00483
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 1 mei 2009
gewezen op het hoger beroep van X te Z tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 3 juli 2007, nummer AWB 06/3121 VORHEF betreffende na te noemen aanslag.
Aanslag, bezwaar en geding voor de rechtbank
1.1. Aan belanghebbende is door de Inspecteur, de heffingsambtenaar van het Hoog-heemraadschap van Delfland, voor het jaar 2005 ter zake van de afvoer van stoffen uit de onroerende zaak a-straat 1 te Z (hierna: de woning) een aanslag in de verontreinigingshef-fing opgelegd, berekend naar een heffingsgrondslag van drie vervuilingseenheden. De hef-fing bedraagt € 63 per vervuilingseenheid.
1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren van belanghebbende afgewe-zen.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 106. De Inspec-teur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van 24 maart 2009. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het ter zitting verhandelde is door de grif-fier een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
3. Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen par-tijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvol-doende weersproken, het volgende komen vast te staan:
Uit een tot de gedingstukken behorend schermprintje, de dato 18 juli 2006, blijkt dat be-langhebbende volgens de Gemeentelijke Basisadministratie vanaf 29 november 2000 tot ul-timo 2005 was ingeschreven op bovenvermeld adres. Tevens blijkt daaruit dat op dat adres, vanaf de dag van zijn geboorte, staat ingeschreven zijn zoon, AX, geboren 18 december 2005, alsmede gedurende het gehele jaar 2005, vanaf 10 december 2004, de moeder van zijn zoon, YX, geboren 17 mei 1987. Voorts staan op voormeld adres sedert 1 januari 2002 res-pectievelijk 1 juli 2002 gedurende het gehele jaar 2005 ingeschreven BX, geboren 20 janua-ri 1983, en CX, geboren 12 november 1984.
Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. In geschil is of de aanslag in de verontreinigingsheffing naar een juiste heffingsgrond-slag is opgelegd. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of belanghebbende in het onderhavige tijdvak als enige gebruik heeft gemaakt van de woonruimte in de woning, het-geen hij stelt doch de Inspecteur bestrijdt.
4.2. Belanghebbende stelt dat de woonruimte slechts door hemzelf is gebruikt en dat van gebruik door de andere personen die op voormeld adres stonden ingeschreven geen sprake is.
4.3. De Inspecteur stelt dat uit de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat in het jaar 2005 de personen die op het adres a-straat 1 in de gemeentelijke basisadmini-stratie stonden ingeschreven van de woonruimte in de woning gebruik hebben gemaakt.
Conclusies van partijen
5.1. Belanghebbende heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de aanslag tot een gebaseerd op een vervuilingseenheid.
5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.
Overwegingen omtrent het geschil
6.1. Artikel 16, eerste lid, van de Verordening verontreinigingsheffing Delfland 2005 luidt: "De vervuilingswaarde van een woonruimte is 3 vervuilingseenheden, met dien verstande dat voor een woonruimte die door één persoon wordt gebruikt, op aanvraag van de gebrui-ker, de vervuilingswaarde op 1 vervuilingseenheid wordt vastgesteld."
6.2. Waar iemand woont, wordt op grond van de omstandigheden bepaald. De inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie kan daarvoor een indicatie zijn doch hoeft op zichzelf niet doorslaggevend te zijn. Het Hof ontleent aan het feit dat voormelde personen zich in de gemeentelijke basisadministratie op voormeld adres hebben laten inschrijven het vermoeden dat in het onderhavige tijdvak voormelde woonruimte niet alleen door belanghebbende maar ook door andere personen wordt gebruikt. Belanghebbende heeft voor zijn stellingen geen ander bewijs bijgebracht of aangeboden dan zijn eigen verklaring. Deze acht het Hof van onvoldoende gewicht. Derhalve moet worden geoordeeld dat belanghebbende er niet in is geslaagd het hiervoor vermelde vermoeden te ontzenuwen.
6.3. Belanghebbende doet voorts een beroep op het vertrouwensbeginsel ter bestrijding van het oordeel van de rechtbank dat het de Inspecteur vrijstaat voor het onderhavige jaar een ander standpunt in te nemen ten aanzien van het aantal in aanmerking te nemen vervuilings-eenheden dan het standpunt dat hij innam over het jaar 2004. Voorop moet worden gesteld dat bij een beroep op het vertrouwensbeginsel de omstandigheden van belang zijn die zich voordoen in de verhouding tussen de inspecteur en de desbetreffende belastingplichtige en die bij de belastingplichtige de indruk hebben kunnen wekken dat een door de inspecteur gevolgde gedragslijn berust op een weloverwogen standpuntbepaling (HR 14 juli 2000, nr. 35549, BNB 2000/343). Onder omstandigheden kan ook door de gang van zaken bij de af-handeling van een bezwaarschrift over een eerder jaar een zodanige indruk zijn gewekt. Be-langhebbende heeft echter geen feiten en/of omstandigheden gesteld en uit de stukken van het geding zijn die evenmin gebleken, waaruit kan worden afgeleid dat door de handelwijze van de Inspecteur bij belanghebbende de indruk kan zijn gewekt dat het tegemoet komen aan het bezwaarschrift van belanghebbende over het jaar 2004 berustte op een weloverwogen standpuntbepaling. Het beroep op het vertrouwensbeginsel moet derhalve worden verwor-pen.
6.4. Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift niet verzocht om te worden gehoord. Van een schending van de hoorplicht is dan geen sprake.
6.5. Het vorenstaande voert het Hof tot de slotsom dat het hoger beroep ongegrond is. Derhalve moet worden beslist als hierna is vermeld.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, J.W. baron van Knobelsdorff en J.J.J. Engel, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema-van der Koogh. De beslissing is op 1 mei 2009 in het openbaar uitgesproken. De uitspraak is bij afwezigheid van mr. Vonk ondertekend door mr. Engel.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingka-mer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden ver-zocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.