Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 01-09-2009, BJ6618, BK-07/00579

Gerechtshof 's-Gravenhage, 01-09-2009, BJ6618, BK-07/00579

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
1 september 2009
Datum publicatie
2 september 2009
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ6618
Zaaknummer
BK-07/00579

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar vordering door verrekening niet volledig is tenietgegaan. Van afwaardering van die vordering ten laste van de belastbare winst kan bijgevolg geen sprake meer zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-07/00579

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 1 september 2009

op het hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X], gevestigd te [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 augustus 2007, nummer AWB 06/3066 Vpb, betreffende na te noemen aanslag.

Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 259.501.

1.2. De voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Rijnmond (hierna: de Inspecteur) heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 maart 2006 de aanslag verminderd tot een, berekend naar een belastbaar bedrag van € 258.458.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft bij voormelde uitspraak het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 428. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. Bij brief van 12 juni 2009, bij het Hof ingekomen op 15 juni 2009, heeft belanghebbende nadere stukken ingezonden, waarvan afschrift is toegezonden aan de Inspecteur.

2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 23 juni 2009, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, in hoger beroep het volgende komen vast te staan.

3.1. Belanghebbende heeft in juli 2000 een lening van fl. 1.000.000 (€ 453.780) aan [A] B.V. verstrekt. Deze lening is in januari 2001 verhoogd tot fl. 1.300.000 (€ 589.914).

3.2. [A] B.V. hield 33% van de aandelen in [B] B.V. [A] B.V. heeft het van belanghebbende geleende bedrag aan [B] B.V. doorgeleend.

3.3. [B] B.V. hield vanaf 19 oktober 2000 13,65% van de aandelen in [C] B.V. De verkrijgingprijs van deze aandelen was fl. 500.000 (€ 226.905). Op 7 maart 2001 zijn deze aandelen bezwaard met een pandrecht ten behoeve van [A] B.V.

3.4. Belanghebbende heeft in maart 2001 13,65% van aandelen in [C] B.V. gekocht van [B] B.V. tegen een koopsom van fl. 1.365.000 (€ 619.410). In de overeenkomst tussen [B] B.V., [A] B.V. en belanghebbende is voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

"(...)

In aanmerking nemende:

- dat [B] B.V. aandeelhouder is in het kapitaal van [C] B.V., welke aandelen belast zijn met een pandrecht van [A] B.V.;

- dat [B] een verplichting heeft om NLG 2.000.000,-- te investeren in [C] B.V., welke verplichting zij niet kan nakomen, hetgeen haar schadeplichtig maakt;

- dat [X] B.V. deze aandelen van [B] B.V. in eigendom wil verkrijgen en [B] B.V. wil vrijwaren tegen claims van derden, en [A] B.V. in die transactie wil bewilligen;

Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:

1. [B] B.V. verkoopt aan [X] B.V., die van [B] B.V. koopt, alle door [B] B.V. in het kapitaal van [C] B.V. gehouden aandelen, tezamen uitmakend 13,65% van het aandelenkapitaal.

2. De Koopsom bedraagt NLG 1.365.000,-- en wordt bij levering voldaan.

3. [A] B.V. verklaart zich akkoord met deze transactie, en zal bij levering afstand doen van zijn pandrecht.

4. [X] B.V. vrijwaart [B] B.V. van vorderingen en aanspraken van [C] B.V. en [D] B.V. in verband met de door [B] B.V. verstrekte put-optie op 10-15% van de aandelen [C] B.V. tegen een bedrag van NLG 2.000.000,--, en wel vanaf het moment dat [X] B.V. de aandelen in [bedoeld is kennelijk "van", Hof] [B] B.V. in eigendom heeft verkregen.

5. Partijen stellen vast dat [X] B.V. uitsluitend bereid is een koopsom van NLG 1.365.0000,-- te betalen, omdat zij deze kan voldoen middels verrekening. Indien deze bevoegdheid om de koopsom aldus te voldoen wordt aangetast, zal de gehele overeenkomst op verzoek van [X] B.V. ontbonden zijn.

Als [X] B.V. dan niet meer in staat is om de aandelen in [C] B.V. terug te leveren, zal de waarde van die aandelen per 15 maart 2001 worden bepaald door een registeraccountant.

(...)"

3.5. De levering van de aandelen [C] B.V. en de betaling van de koopsom heeft blijkens de notariële akte plaatsgevonden op 16 maart 2001.

3.6. [A] B.V. is op 10 mei 2005 in staat van faillissement verklaard.

3.7. Belanghebbende heeft in een aanvulling op haar aangifte over het jaar 2001 de vordering op [A] B.V. ten laste van haar winst afgewaardeerd met een bedrag van € 563.369.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. In hoger beroep is in geschil of belanghebbende haar vordering op [A] B.V. kan afwaarderen ten laste van haar belastbare winst voor het jaar 2001, welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt.

4.2. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de reële waarde van die vordering gelijk is aan de op 16 maart 2001 verkregen aandelen [C] B.V., welke primair moeten worden gewaardeerd op € 26.545, de intrinsieke waarde van die aandelen op 31 december 2000, en subsidiair op € 226.905, het bedrag dat [B] B.V. op 19 oktober 2000 bij de emissie voor deze aandelen heeft betaald.

4.3. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de vordering teniet is gegaan doordat deze volledig is verrekend met de koopsom van de aandelen in [C] B.V..

4.4. Voor de gronden waarop partijen hun standpunten doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van nihil en voorts tot vaststelling van het verlies over 2001 op een bedrag van primair € 304.911 en subsidiair € 104.551.

5.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Overwegingen omtrent het geschil

6.1. Naar het oordeel van het Hof blijkt uit voormelde overeenkomst dat door verrekening van de koopsom van de aandelen in [C] B.V. volledige voldoening van voornoemde vordering heeft plaatsgevonden. Derhalve is de vordering volledig teniet gegaan. Van afwaardering van die vordering ten laste van de belastbare winst kan bijgevolg geen sprake meer zijn.

6.2. Bij de uitleg van contractbepalingen komt het niet aan op 'een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract' maar op 'de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten' (HR 13 maart 1981, nr. 11647 LJN AG4158). In dit licht vat het Hof het betoog van belanghebbende aldus op dat partijen in werkelijkheid zijn overeengekomen dat de vordering van belanghebbende op [A] B.V. slechts gedeeltelijk is afgelost in natura, in dit geval door verrekening van de koopsom van de verkregen aandelen [C] B.V., en dat de vordering voor het resterende gedeelte is kwijtgescholden.

6.3. Met de rechtbank is het Hof van oordeel dat tegenover de betwisting door de Inspecteur het op de weg van belanghebbende ligt om aannemelijk te maken dat in afwijking van de overeenkomst, zoals hiervoor weergegeven, zulks is geschied.

6.4. Belanghebbende heeft verklaard dat de onderhavige vordering door onbetaald gebleven rente verder was opgelopen tot een bedrag van fl. 1.365.000. Volgens belanghebbende is juist dit bedrag uit praktische overwegingen verrekend met de koopsom van de aandelen in [C] B.V. Gelet op deze verklaringen, de onder 3.1 tot en met 3.7 weergegeven feiten en hetgeen partijen over en weer in hoger beroep hebben aangevoerd, bezien in onderling verband, acht het Hof niet aannemelijk dat de overeenkomst op een andere wijze is uitgevoerd dan uit de tekst van die overeenkomst blijkt. Dat partijen uit praktische overwegingen die prijs hebben gesteld op een bedrag gelijk aan de onderhavige vordering, doet niets af aan het realiteitsgehalte van voormelde overeenkomst. Met de rechtbank is het Hof van oordeel dat uit die overeenkomst blijkt dat door verrekening van de koopsom van de aandelen in [C] B.V. volledige voldoening van voornoemde vordering heeft plaatsgevonden.

6.5. In het door belanghebbende gehouden betoog over de waarde van de op 16 maart 2001 verkregen aandelen in [C] B.V. ligt de stelling besloten dat slechts de waarde van die aandelen is verrekend met de vordering van belanghebbende op [A] B.V. Zelfs indien moet worden aangenomen dat het aandelenpakket niet meer waard was dan het door belanghebbende bepleite bedrag , sluit zulks niet uit dat partijen om hen moverende redenen een andere (hogere) prijs voor het aandelenpakket overeenkomen. Uit voormelde overeenkomst blijkt dat belanghebbende tevens vorderingen en aanspraken van derden heeft overgenomen. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat slechts de bepleite waarde van de aandelen [C] B.V. voor verrekening in aanmerking kan worden genomen.

6.6. Belanghebbendes stelling dat sprake is van een kwijtschelding van het gedeelte van de onderhavige vordering dat gelijk is aan het restant van de vordering na de gestelde aflossing in natura, kan haar evenmin baten. Op geen enkele manier heeft belanghebbende een zodanige kwijtschelding onderbouwd met voldoende concreet en specifiek daartoe gestelde en onderbouwde feiten en omstandigheden.

6.7. Het voorgaande brengt mee dat het hoger beroep ongegrond is.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, J.W. baron van Knobelsdorff en P.G.H. Albert, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 1 september 2009 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.