Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 07-07-2009, BJ7491, BK-07/00602

Gerechtshof 's-Gravenhage, 07-07-2009, BJ7491, BK-07/00602

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
7 juli 2009
Datum publicatie
11 september 2009
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ7491
Zaaknummer
BK-07/00602

Inhoudsindicatie

Belanghebbende woont in een huurwoning en stelt een door hem gekochte woning ter beschikking aan zijn jongste en later aan zijn oudste zoon. De koopwoning heeft voor belanghebbende niet als hoofdverblijf gediend. De woning is geen eigen woning in de zin van art. 3.111 Wet IB 2001. De hypotheekrente is niet aftrebaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-07/00602

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 7 juli 2009

op het hoger beroep van X te Z tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 26 september 2007, nr. AWB 07/1230 IB/PVV, betreffende na te noemen aan hem door de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst P, opgelegde aanslag.

Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende is door de Inspecteur voor het jaar 2004 een aanslag in de inkom-stenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.033.

1.2. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep bij de rechtbank ingesteld. De recht-bank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 106. De Inspec-teur heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens zijn door belanghebbende bij brief van 26 maart 2009, bij het Hof ingekomen op 30 maart 2009, nadere stukken ingezonden die in afschrift aan de Inspecteur ter kennisneming zijn gezonden.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechts-hof van 7 april 2009, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet dan wel onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

3.1. Belanghebbende is geboren op […] en komt oorspronkelijk uit voormalig Joegoslavië. Hij is op […] gescheiden. Belanghebbende heeft twee kinderen: A, geboren op […] 1984 (hierna: de jongste zoon) en B, geboren op […] 1979 (hierna: de oudste zoon).

3.2. Op 9 juli 2004 heeft belanghebbende een twee-kamerappartement gekocht op het adres a-straat 1 te Z (hierna: de koopwoning). Voor de financiering van de koopsom is hij een hypothecaire lening aangegaan ten bedrage van € 148.400. In 2004 bedroegen de betaalde rente en kosten van de lening € 6.496.

3.3. Belanghebbende staat sinds 20 februari 1997 ingeschreven op het adres b-straat 1 te Z. Het betreft een door hem gehuurde woning (hierna: de huurwoning).

3.4. De jongste zoon woont sinds 26 augustus 2004 in de woning. De oudste zoon woont er sinds 28 januari 2005.

3.5. Voor het jaar 2004 heeft belanghebbende aangifte gedaan voor de inkomstenbelas-ting/premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.417. Daarbij heeft hij als zuivere inkomsten uit de eigen woning een bedrag van € 16.337 in aftrek gebracht. Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur onder meer laatstgenoemd bedrag buiten aanmerking gelaten en het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 32.033.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. In geschil is of belanghebbende ter zake van de koopwoning terecht aanspraak maakt op een aftrek van per saldo € 16.337, welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt.

4.2. Belanghebbende beroept zich op het vertrouwensbeginsel. Daartoe heeft hij onder meer aangevoerd dat hij is afgegaan op informatie die hij heeft verkregen van een baliemedewer-ker van de Belastingdienst P alsmede van een makelaar en een advocaat.

4.3. De Inspecteur stelt hier tegenover dat geen aantekening is gemaakt van een gesprek van belanghebbende met een baliemedewerker en dat niet is te beoordelen op welke wijze be-langhebbende zijn situatie uiteen heeft gezet en welke vragen daarbij aan de orde zijn geko-men. Hij betwist dat ten aanzien van belanghebbende het in rechte te honoreren vertrouwen is gewekt dat belanghebbende, niettegenstaande hij steeds in de huurwoning is blijven wonen, aanspraak kon maken op hypotheekrenteaftrek.

Conclusies van partijen

5.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.696.

5.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Overwegingen omtrent het geschil

6.1. Vaststaat dat belanghebbende gedurende het onderhavige jaar steeds heeft gewoond in de huurwoning, dat de koopwoning hem gedurende dat jaar niet tot hoofdverblijf heeft gediend en dat de koopwoning sinds 26 augustus 2004 door de jongste zoon en sinds 28 januari 2005 door de oudste zoon is bewoond. Gelet hierop en op het bepaalde in artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is de koopwoning niet aan te merken als eigen woning en zijn de (negatieve) inkomsten uit de koopwoning bij het vaststellen van het inkomen uit werk en woning terecht buiten beschouwing gebleven. Het feit dat de bewoning door beide zonen slechts voor tijdelijk was bedoeld doet aan dit oordeel niet af, nu de koop-woning belanghebbende daaraan voorafgaande nimmer tot hoofdverblijf heeft gediend.

6.2. Belanghebbende heeft gesteld dat hij alvorens de koopwoning ter beschikking te stellen aan zijn beide zonen, informatie heeft ingewonnen bij de Belastingdienst en dat een balie-medewerker hem zou hebben verzekerd dat zulks de renteaftrek niet in de weg zou staan. Nu de Inspecteur zulks heeft betwist, ligt het op de weg van belanghebbende zijn stelling aan-nemelijk te maken. Naar het oordeel van het Hof is belanghebbende hierin niet geslaagd. Hij heeft niets aangevoerd op grond waarvan inzicht kan worden verkregen in hetgeen hij de baliemedewerker heeft voorgelegd en op basis waarvan deze de informatie zou hebben verstrekt. Het Hof verwerpt dan ook belanghebbendes beroep op het ver-trouwensbeginsel.

Overigens is gesteld noch gebleken dat belanghebbende op basis van de hem verstrekte informatie handelingen heeft verricht die hem, buiten de verschuldigde belasting, schade zou hebben opgeleverd. Ook om die reden moet belanghebbendes beroep op het vertrouwensbe-ginsel worden verworpen.

6.3. Met in achtneming van al hetgeen hiervoor is overwogen komt het Hof tot de conclusie dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

Proceskosten en griffierecht

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.J.J. Engel, J.W. baron van Knobelsdorff en P.J.J. Vonk, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 7 juli 2009 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingka-mer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.