Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 30-09-2009, BK0397, BK-07/00554

Gerechtshof 's-Gravenhage, 30-09-2009, BK0397, BK-07/00554

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
30 september 2009
Datum publicatie
16 oktober 2009
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2009:BK0397
Zaaknummer
BK-07/00554

Inhoudsindicatie

Art 8:72 AWB. De Inspecteur heeft belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. Het Hof wijst de zaak terug naar de Inspecteur.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-07/00554

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 30 september 2009

op het hoger beroep van [X] te [Z] (Thailand) tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 27 juli 2007, nummer AWB 06/305 IB/PVV, betreffende na te vermelden aanslag.

Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Door de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Rijnmond is aan belanghebbende voor het jaar 2001, met dagtekening 29 mei 2004, een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd.

1.2. Bij bezwaarschrift met datering 25 juni 2005, ingekomen bij de Inspecteur op 6 juli 2005, heeft belanghebbende tegen de aanslag bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft belanghebbende wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, het bezwaar ontvankelijk verklaard, de belastingaanslag gehandhaafd en bepaald dat haar uitspraak in plaats treedt van het vernietigde besluit, het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen en de Staat der Nederlanden gelast aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht van € 37 te vergoeden.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 106.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 22 april 2009. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt. Belanghebbende heeft vervolgens op een tijdens de mondelinge behandeling gedaan verzoek van de voorzitter op 7 mei 2009 een nader stuk aan het Hof toegezonden, welk stuk aan de wederpartij is toegezonden. Een nadere mondelinge behandeling heeft niet plaatsgehad: partijen hebben ter zitting van 22 april 2009 verklaard daarvan af te zien.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is in hoger beroep, voor zover van belang ter beslissing van de ontvankelijkheid van belanghebbende in bezwaar, het navolgende komen vast te staan.

3.1. Belanghebbende was tot medio mei 2003 woonachtig in Nederland. Bij zijn emigratie naar Thailand heeft belanghebbende aan de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Alblasserdam het navolgende adres in Thailand, met ingang van 1 maart 2003, opgegeven: [...] Thailand.

3.2. Nadien is belanghebbende in de jaren tot 2006 nog enige malen verhuisd in de directe omgeving van de woning op het in 3.1 vermelde adres. Hiervan heeft hij geen mededeling gedaan aan de Belastingdienst.

3.3. Met dagtekening 29 mei 2004 heeft de Inspecteur de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het onderhavige jaar vastgesteld.

3.4. De Belastingdienst heeft met dagtekening 8 april 2003 aan belanghebbende een formulier toegezonden dat door hem is ingevuld en met dagtekening 13 september 2003 is geretourneerd. Op dit formulier heeft hij als zijn adres vermeld: [...] Thailand. Dit formulier is op 6 augustus 2004 in het systeem van de Belastingdienst verwerkt.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

Tussen partijen is in geschil of belanghebbende terecht in zijn bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, hetgeen de Inspecteur verdedigt en belanghebbende bestrijdt. Voor het geval het bezwaar ontvankelijk wordt geoordeeld, is het de wens van partijen dat de zaak wordt teruggewezen naar de Inspecteur voor een inhoudelijke behandeling.

Conclusies van partijen

Belanghebbende concludeert tot ontvankelijkverklaring in het bezwaar en terugwijzing van de zaak naar de Inspecteur, terwijl de Inspecteur primair tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank concludeert en subsidiair instemt tot terugwijzing.

Overwegingen omtrent het geschil

5.1. De Inspecteur heeft verklaard dat het onderwerpelijke aanslagbiljet is verzonden aan het hem bekende adres van belanghebbende, vermeld in 3.1. Belanghebbende heeft ontkend het aanslagbiljet te hebben ontvangen. In zulk een geval, waarin geen sprake is van een uitreiking van het aanslagbiljet en het niet om een boetebeschikking handelt, is het aan de Inspecteur om aannemelijk te maken dat het aanslagbiljet aan de belastingplichtige is toegezonden op het juiste adres. In dit geval zou dit het in 3.1 vermelde adres zijn. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard niet in staat te zijn een duplicaat van het originele aanslagbiljet te produceren, omdat op een nieuw uit te draaien afschrift het laatst bekende adres van de belastingschuldige wordt afgedrukt en niet het oorspronkelijke. Aangezien de Inspecteur niet op enige andere wijze aannemelijk heeft gemaakt dat het aanslagbiljet naar het juiste adres is verzonden, houdt het Hof het ervoor dat een correcte verzending niet heeft plaatsgevonden.

5.2. De Inspecteur heeft niet gesteld dat belanghebbende het bezwaarschrift niet heeft ingediend binnen een termijn van zes weken nadat hij kennis heeft gekregen van de essentiële gegevens die een aanslagbiljet dient te bevatten, te weten de termijn of de termijnen waarbinnen moet worden betaald, de naam van de belastingschuldige, het bedrag van de aanslag en de plaats van betaling. Het Hof gaat er derhalve van uit dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.

5.3. Uit het vorenoverwogene volgt dat de rechtbank belanghebbende met recht ontvankelijk heeft geoordeeld in zijn bezwaar.

5.4. Ter zitting heeft de Inspecteur verklaard dat hij evenmin aannemelijk kan maken dat aan belanghebbende een uitnodiging tot het doen van aangifte is toegezonden aan het in 3.1. vermelde adres. Dat betekent dat het belanghebbende niet kan worden aangerekend dat de vereiste aangifte niet is gedaan, zodat het bepaalde in artikel 25, zesde lid en slot, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen toepassing mist.

5.5. Verwijzing naar de Inspecteur dient te volgen voor een inhoudelijke behandeling van de zaak.

Proceskosten en griffierecht

6.1. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 724,50 wegens beroepsmatig verleende bijstand in eerste aanleg (1,5 punt à € 322 x 1,5 (gewicht van de zaak)) en op € 483 wegens beroepsmatig verleende bijstand in hoger beroep (1 punt à € 322 x 1,5 (gewicht van de zaak)), in totaal € 1.207,50. Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.

6.2. Voorts dient aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht voor de procedure in hoger beroep te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank behoudens de beslissing inzake het griffierecht;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- wijst de zaak terug naar de Inspecteur voor een inhoudelijke behandeling van het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak en tot het doen van uitspraak binnen zes maanden;

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1.207,50;

- gelast de Inspecteur het voor het hoger beroep betaalde griffierecht van € 106 aan belanghebbende te vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.W. Savelbergh, J.W. baron van Knobelsdorff en J.J.J. Engel, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 30 september 2009 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.