Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 04-12-2009, BL2767, BK-08/00418

Gerechtshof 's-Gravenhage, 04-12-2009, BL2767, BK-08/00418

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
4 december 2009
Datum publicatie
5 februari 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2009:BL2767
Zaaknummer
BK-08/00418

Inhoudsindicatie

Dieetkosten komen alleen als buitengewone uitgaven wegens ziekte voor aftrek in aanmerking voor zover het een dieet betreft dat is genoemd in de tabel van artikel 37, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling. Indien sprake is van een Moermandieet kunnen de aftrekbare dieetkosten op andere wijze worden berekend. Tussen partijen staat echter vast dat te dezen geen sprake is van een Moermandieet. Dit houdt in dat het bedrag van de voor belanghebbende aftrekbare dieetkosten uitsluitend mag worden bepaald aan de hand van de in voornoemd artikel 37 van de Uitvoeringsregeling geldende regels.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-08/00418

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer d.d. 4 december 2009

op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage van 11 september 2008, nr. AWB 07/1314 IB/PVV, betreffende na te noemen aanslag.

1. Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1 De Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Rijnmond, heeft aan belanghebbende, met dagtekening 13 mei 2006, voor het jaar 2003 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.823. Na aftrek van heffingskortingen ten bedrage van € 1.159 beloopt deze aanslag € 948, met welk bedrag ingehouden loonheffing tot een bedrag van € 2.103 en een voorlopige teruggave van € 1.743 zijn verrekend, zodat op de aanslag een bedrag van € 588 aan belasting en premie plus € 57 aan heffingsrente, in totaal € 645, te betalen bleef.

1.2 Belanghebbende heeft tegen deze aanslag een bezwaarschrift bij de Inspecteur ingediend. Bij uitspraak op bezwaar van 25 januari 2007 heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren gedeeltelijk toegewezen en heeft hij de aanslag verminderd tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van (€ 13.823 minus € 7.107 is) € 6.716.

Na aftrek van heffingskortingen ten bedrage van € 1.024 beloopt deze aanslag € nihil, met welk bedrag ingehouden loonheffing tot een bedrag van € 2.103 en een voorlopige teruggave van € 1.743 zijn verrekend, resulterend in een teruggave van € 360 plus eerder genoemd bedrag van € 645, een en ander onder vergoeding van € 46 aan heffingsrente.

1.3 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 38. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

2. Loop van het geding in hoger beroep

2.1 Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 107. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 23 oktober 2009, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

3. Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:

3.1 Belanghebbende heeft in het jaar 2003 uitkeringen ontvangen tot een totaal bedrag van € 21.518. Hierop is in totaal € 2.103 aan loonheffing ingehouden. Belanghebbende en zijn echtgenote hebben in 2003 ziektekosten gemaakt.

3.2 Bij de uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur rekening gehouden met een bedrag van € 16.160 aan aftrekbare ziektekosten, van welk bedrag € 1.358 aan de vrouw is toegerekend en € 14.802 aan belanghebbende. In het laatstgenoemde bedrag is een bedrag van € 1.651 begrepen dat de Inspecteur heeft geaccepteerd als kosten voor het door belanghebbende gevolgde dieet.

4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1 In geschil is tot welk beloop de dieetkosten van belanghebbende in aanmerking komen voor aftrek.

Volgens belanghebbende is een bedrag van € 1.852, althans van € 1.596 aftrekbaar.

Het eerstgenoemde bedrag is als volgt berekend, vergelijkbaar met de berekening van de extra kosten van een Moermandieet:

- werkelijk gemaakte kosten € 4.150

- 'normale' uitgaven € 2.185

- drempel € 113 +

€ 2.298 -/-

Aftrekbaar € 1.852.

Het bedrag van € 1.596 is het bedrag dat voorkomt in de dieetkostentabel van artikel 37, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Uitvoeringsregeling), voor een dieet ter zake van ondervoeding bij volwassenen, vloeibaar energieverrijkt.

4.2 Volgens de Inspecteur is een bedrag van € 1.063 aftrekbaar. De in feite geaccepteerde aftrek bedroeg weliswaar € 1.651 maar dit berustte volgens de Inspecteur op een fout van de ambtenaar die het bezwaar heeft behandeld. Belanghebbende is hierdoor echter niet benadeeld.

4.3 Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof verder naar de gedingstukken.

5. Conclusies van partijen

5.1 Het hoger beroep van belanghebbende strekt er primair toe dat de Inspecteur de wijze waarop belanghebbende het aftrekbare bedrag van de dieetkosten heeft berekend, aanvaardt en dat het belastbare inkomen uit werk en woning wordt vastgesteld op (€ 6.716 minus € 201 is) € 6.515.

5.2 De Inspecteur heeft geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is.

6. Beoordeling van het hoger beroep

6.1 Bij de uitspraak van de Inspecteur op het bezwaar is de onderwerpelijke aanslag verminderd tot nihil. Daarbij heeft de verrekening van voorheffingen op correcte wijze plaatsgevonden. Het beroep en het hoger beroep ontberen in zoverre belang. Alsdan moet worden onderzocht of een verder gelegen belang aanwezig is of kan zijn.

6.2 In een geval als het onderhavige kan zulks gelegen zijn in de tegemoetkoming buitengewone uitgaven (TBU) 2004 waarop belanghebbende mogelijk aanspraak wil maken. In beginsel staat hiervoor echter de weg open die artikel 6.2b van de Wet inkomstenbelasting 2001 biedt, te weten het indienen van een verzoek bij de Inspecteur om het bedrag van de buitengewone uitgaven vast te stellen waarmee bij de TBU rekening moet worden gehouden. Dit geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking. Zuiver formeel bezien kan de door belanghebbende ingezette rechtsgang van beroep en hoger beroep hem derhalve niet baten.

6.3 Evenwel vat het Hof het bij de rechtbank ingediende beroepschrift tevens op als een verzoek aan de rechter te beoordelen of reden bestaat de TBU 2004, zo mogelijk ambtshalve, hoger te doen vaststellen dan - zoals uiteindelijk is gebeurd - op nihil. Om proceseconomische redenen komt het Hof onderstaand aan dat verzoek tegemoet.

6.4 Dieetkosten komen alleen als buitengewone uitgaven wegens ziekte voor aftrek in aanmerking voor zover het een dieet betreft dat is genoemd in de tabel van artikel 37, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling. Daarbij moet worden voldaan aan de in het tweede lid van dat artikel gestelde vereisten, terwijl - ingeval sprake is van meer dan één dieet - ingevolge het derde lid slechts voor één van de in de tabel genoemde bedragen, namelijk het hoogste, recht op aftrek bestaat.

6.5 Indien sprake is van een Moermandieet kunnen - in afwijking van het vorenstaande - de aftrekbare dieetkosten op andere wijze worden berekend. Tussen partijen staat echter vast dat te dezen geen sprake is van een Moermandieet. Dit houdt in dat het bedrag van de voor belanghebbende aftrekbare dieetkosten uitsluitend mag worden bepaald aan de hand van de in voornoemd artikel 37 van de Uitvoeringsregeling geldende regels.

6.6 Het primaire standpunt van belanghebbende is derhalve onjuist.

6.7 Het subsidiaire standpunt van belanghebbende wordt door de Inspecteur bestreden omdat hij meent dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een dieet ter zake van ondervoeding bij volwassenen, vloeibaar energieverrijkt. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende zulks inderdaad niet aannemelijk gemaakt. Zo blijkt uit de medische verklaring en de andere gedingstukken wel dat belanghebbende alleen vloeibaar voedsel kan gebruiken, maar niet dat zulks samenhangt met ondervoeding en ook niet dat het een energieverrijkt dieet betreft, waaronder moet worden wordt verstaan dat het dieet voorziet in een voorgeschreven energiebehoefte van ten minste 125% ten opzichte van de referentievoeding (het voedingspatroon van de Nederlandse bevolking).

6.8 Ook het subsidiaire standpunt van belanghebbende houdt geen stand.

6.9 Het vorenoverwogene betekent dat de rechtbank op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen en ten overvloede dat niet geconcludeerd kan worden dat de TBU 2004 voor belanghebbende op een hoger bedrag dan nihil had dienen te worden vastgesteld.

7. Proceskosten

Het Hof heeft geen reden een partij in de proceskosten te veroordelen.

8. Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, B. van Walderveen en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 4 december 2009 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.