Gerechtshof 's-Gravenhage, 27-11-2009, BL3694, BK-07/00049
Gerechtshof 's-Gravenhage, 27-11-2009, BL3694, BK-07/00049
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 27 november 2009
- Datum publicatie
- 12 februari 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2009:BL3694
- Zaaknummer
- BK-07/00049
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft te laat hoger beroep ingesteld en heeft eveneens het griffierecht te laat betaald. In beide gevallen is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Belanghebbende is derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Dit betekent dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-07/00049
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer d.d. 27 november 2009
op het verzet van [belanghebbende] te [Z] tegen na te noemen uitspraak.
1. Uitspraak en verzet
1.1 Belanghebbende is in verzet gekomen tegen de uitspraak na vereenvoudigde behandeling van de tweede enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 21 maart 2008.
1.2 Het verzet is mondeling behandeld ter zitting van het Gerechtshof van 17 september 2008, gehouden te Den Haag. Aldaar is namens belanghebbende niemand verschenen.
1.3 De gemachtigde van belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 19 augustus 2008 aan [A] op het adres [a-straat 1], [0000XX] [Z], onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd op de zitting te verschijnen. Op 15 september 2008 is de envelop waarin de vorenbedoelde brief is verzonden, ongeopend ter griffie terugontvangen. Uit de - kennelijk door medewerkers van TNT-Post - geplaatste aantekeningen op die envelop, die door de griffier in het dossier is gevoegd, leidt het Hof af dat de besteller van TNT-Post op 20 augustus 2008 geen gehoor heeft gekregen op het eerdergenoemde adres, dat hij toen aldaar een kennisgeving van aanbieding heeft achtergelaten met de mededeling dat de brief op het - kennelijk in die mededeling genoemde - postkantoor kon worden afgehaald, dat de brief niet op dat postkantoor is afgehaald, en dat TNT-Post de envelop tenslotte heeft geretourneerd aan de afzender, te weten de griffier.
Blijkens van de gemeente Den Haag ontvangen schriftelijke inlichtingen, gedagtekend 15 september 2008, was [A] op de laatstvermelde datum in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven op het eerdergenoemde adres.
De griffier heeft de terugontvangen brief vervolgens bij gewone post op 15 september 2008 verzonden aan [A] op het voormelde adres.
2. Schriftelijke voortzetting van het onderzoek en tweede zitting
2.1 Na de zitting heeft de griffier van het Hof op 19 september 2008 de gemachtigde van belanghebbende een brief gezonden met de volgende inhoud:
Geachte [A],
Het verzet in de bovenvermelde zaak is behandeld ter zitting van woensdag 17 september 2008. Namens [belanghebbende] is niemand ter zitting verschenen.
Het Gerechtshof heeft het volgende geconstateerd.
Een afschrift van de uitspraak van de rechtbank waartegen uw hoger beroep is gericht, is op dinsdag 10 oktober 2006 aangetekend aan belanghebbende verzonden. Onderaan die uitspraak is vermeld dat partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep kunnen instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Het hogerberoepschrift in deze zaak is op woensdag 22 november 2006 per fax bij de rechtbank 's-Gravenhage ingekomen. De rechtbank heeft het meteen doorgezonden naar het Gerechtshof. Het hogerberoepschrift is niet tevens per post ingekomen.
De termijn van zes weken voor het instellen van hoger beroep was verstreken met dinsdag 21 november 2006. Het hogerberoepschrift is dus na afloop van de termijn ingediend.
Het Gerechtshof stelt u in de gelegenheid feiten en omstandigheden aan te voeren op grond waarvan het Gerechtshof naar uw mening redelijkerwijs niet kan oordelen dat de indiener van het hogerberoepschrift in verzuim is geweest. U kunt dat doen door het Gerechtshof vóór 17 oktober 2008 een brief te sturen.
Het Gerechtshof heeft ook vastgesteld dat het griffierecht niet is betaald. Binnenkort zult u daartoe opnieuw in de gelegenheid worden gesteld.
Indien het Gerechtshof geen brief van u ontvangt of indien het griffierecht niet alsnog wordt betaald, zal het Gerechtshof uw verzet ongegrond verklaren."
2.2 De griffier heeft de nota voor het griffierecht op 26 september 2008 aangetekend verzonden aan [A], [a-straat 1], [0000XX] [Z].
Blijkens door de griffier van de gemeente Den Haag ontvangen schriftelijke inlichtingen, gedagtekend 24 september 2008, is [A] sedert 18 maart 1994 tot de laatstvermelde datum in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven op het eerdergenoemde adres.
Het griffierecht diende - zoals in de nota is vermeld - uiterlijk op 24 oktober 2008 ter griffie van het Gerechtshof te zijn gestort, ofwel door contante betaling, ofwel door bijschrijving op de bankrekening die op de nota is vermeld.
Op 23 oktober 2008 is de envelop waarin de vorenbedoelde brief is verzonden, ongeopend ter griffie terugontvangen. Uit de - kennelijk door medewerkers van TNT-Post - geplaatste aantekeningen op die envelop, die door de griffier in het dossier is gevoegd, leidt het Hof af dat de besteller van TNT-Post op 29 september 2008 geen gehoor heeft gekregen op het eerdergenoemde adres, dat hij toen aldaar een kennisgeving van aanbieding heeft achtergelaten met de mededeling dat de brief op het - kennelijk in die mededeling genoemde - postkantoor kon worden afgehaald, dat de brief niet op dat postkantoor is afgehaald, en dat TNT-Post de envelop tenslotte heeft geretourneerd aan de afzender, te weten de griffier.
De griffier heeft de terugontvangen brief vervolgens bij gewone post op 31 oktober 2008 verzonden aan [A] op het voormelde adres.
2.3 Uit de administratie van het Gerechtshof blijkt dat het verschuldigde griffierecht op 11 november 2008, dat wil zeggen na afloop van de termijn, is ontvangen.
2.4 In verband met de te late betaling van het griffierecht heeft de griffier op 6 januari 2009 de gemachtigde van belanghebbende een brief gezonden met de volgende inhoud:
"Geachte [A],
Bij brief van 26 september 2008 heb ik u gewezen op de verschuldigdheid van een bedrag van € 105 aan griffierecht in verband met het instellen van het bovenvermelde hoger beroep.
Die brief heb ik per aangetekende post naar uw adres aan de [a-straat 1], [0000XX] te [Z] gezonden. U staat op dit adres ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.
U hebt het aangetekende poststuk niet in ontvangst genomen of afgehaald op het postkantoor. Daarom heeft TNT-Post het op 23 oktober 2008 aan mij terug gezonden.
Vervolgens heb ik u de brief van 26 september 2008 op 31 oktober 2008 opnieuw toegezonden, ditmaal per gewone post.
Het griffierecht is ontvangen op 11 november 2008. Dit is te laat. De betalingstermijn eindigde namelijk met 24 oktober 2008. Dit brengt mee dat het Gerechtshof u niet-ontvankelijk kan verklaren in het hoger beroep.
Ik nodig u uit het Gerechtshof binnen vier weken na de dagtekening van deze brief in kennis te stellen van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat, ondanks de te late betaling van het griffierecht, redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat u in verzuim bent."
2.5 Bij brief van 16 oktober 2008 heeft de gemachtigde van belanghebbende gereageerd op de hiervoor vermelde brief van 19 september 2008.
2.6 Bij brief van 14 januari 2009 heeft de gemachtigde van belanghebbende gereageerd op de hiervoor vermelde brief van 6 januari 2009.
2.7 Bij brief van 7 juli 2009 heeft [A] het Hof verzocht in deze zaak als correspondentieadres te gebruiken: [b-straat 1], [0000XX] [Z].
2.8 Een tweede mondelinge behandeling van het verzet heeft plaatsgevonden ter zitting van het Gerechtshof van 13 november 2009, gehouden te Den Haag. Namens belanghebbende is niemand ter zitting verschenen.
2.9 Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, op 13 oktober 2009 verzonden aan haar gemachtigde [A], p/a [b-straat 1], [0000XX] [Z], onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens op 17 november 2009 door de griffier geraadpleegde informatie van TNT-Post, die in het dossier is gevoegd, is de vorenbedoelde brief op 15 oktober 2009 op het voormelde adres bezorgd.
3. Beoordeling van het verzet
3.1 De termijn voor betaling van het griffierecht bedraagt vier weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die van de verzending van de nota griffierecht.
3.2 Indien het griffierecht niet binnen de daartoe gestelde termijn is betaald, dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.
3.3 In de hiervoor bedoelde brief van [A] van 14 januari 2009 stelt hij - naar het Hof begrijpt - niet in de gelegenheid te zijn geweest het griffierecht tijdig te voldoen omdat hij niet op de hoogte was van de nota griffierecht van 26 september 2008. In verband hiermee heeft hij nog het volgende aangevoerd:
"Gebleken is dat er geen aangetekend stuk door mij in ontvangst is genomen, zodat niet kan worden beoordeeld dat ik in verzuim ben geweest nadat het verlangd kon worden.
Bovendien is er geen sprake van een termijnoverschrijding omdat dient te worden uitgegaan van de datum dat ik daadwerkelijk in kennis ben gesteld van de betaling van griffierecht. Deze ligt echter niet op de datum van verzending in eerste aanleg.
Ik betwist tevens dat dit schrijven aan mij aangetekend op het juiste adres is aangeboden en dat er een kennisgeving is achtergelaten."
3.4 Naar het oordeel van het Hof was [A] op een zodanig tijdstip op de hoogte van de brief van 26 september 2008 waarin is gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, dat hij feitelijk niet in staat was dit binnen de gestelde termijn te betalen. Uit de stukken blijkt dat [A] ten tijde van de aangetekende verzending van die brief was ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [a-straat 1] te [Z]. De brief is derhalve naar het juiste adres gezonden doch de postbezorger heeft op 29 september 2008 op zijn aanbellen aldaar geen gehoor gekregen. Daarna kon het poststuk worden afgehaald bij een postkantoor, maar dat is niet gebeurd. Dat komt, zo stelt [A] kennelijk, omdat geen kennisgeving op het juiste adres is achtergelaten.
3.5 Het Hof heeft echter meer vertrouwen in de juistheid van de aantekeningen van de bezorger van TNT-Post op de envelop, welke aantekeningen ertoe strekken dat - zoals gewoonlijk bij geen gehoor - een bericht van aankomst van een aangetekend stuk is achtergelaten waarin is vermeld waar en tot wanneer het poststuk kan worden afgehaald. In dit verband zij opgemerkt dat brieven, die aangetekend aan belanghebbende of haar gemachtigde zijn gezonden - ook als de adressering ervan volgens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens juist was - steeds door de griffier zijn terugontvangen omdat die poststukken niet bij het postkantoor zijn afgehaald.
3.6 Gebleken is dat de brief van 26 september 2008 overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:38, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht is verzonden. Voorts komt het Hof, mede in het licht van het in 3.5 overwogene, niet tot het oordeel dat sprake is van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat [A] in verzuim is geweest.
3.7 Voorts overweegt het Hof dat het hogerberoepschrift te laat is ingediend. Het is op 22 november 2006 per fax bij de rechtbank 's-Gravenhage ingekomen, die het meteen naar het gerechtshof heeft doorgezonden. Een afschrift van de uitspraak van de rechtbank, waartegen het hoger beroep is gericht, is op 10 oktober 2006 aangetekend aan belanghebbende gezonden op het adres [c-straat 1], [0000XX] [Z]. De griffier van de rechtbank heeft het poststuk dat - blijkens de inschrijving van belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens destijds - naar het juiste adres is gezonden, terugontvangen omdat de postbezorger aldaar geen gehoor kreeg en het poststuk niet bij het postkantoor is afgehaald. Vervolgens heeft de griffier van de rechtbank het afschrift van de uitspraak op 3 november 2006 opnieuw, doch per gewone post aan belanghebbende gezonden. Mitsdien heeft de griffier van de rechtbank het bepaalde in artikel 8:38, eerste lid van de Awb in acht genomen. Dit brengt mee dat de termijn van zes weken voor het instellen van hoger beroep met 21 november 2006 is geëindigd.
In de bij brief van 15 oktober 2008 door [A] aangevoerde argumenten ziet het Hof geen omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4. Slotsom
Belanghebbende heeft te laat hoger beroep ingesteld en heeft eveneens het griffierecht te laat betaald. In beide gevallen is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Belanghebbende is derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Dit betekent dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. Beslissing
Het Gerechtshof verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, P.J.J. Vonk en H.A.J. Kroon, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 27 november 2009 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.