Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 06-10-2009, BL5491, BK-08/00204

Gerechtshof 's-Gravenhage, 06-10-2009, BL5491, BK-08/00204

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
6 oktober 2009
Datum publicatie
24 februari 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2009:BL5491
Formele relaties
Zaaknummer
BK-08/00204

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van beheer door het Hoogheemraadschap. De omstandigheid dat aan hem als eigenaar van een perceel dat in de Keur als waterkering wordt omschreven met betrekking tot de inrichting en het gebruik een aantal ge- en verboden is opgelegd, brengt, gezien de aard van deze ge- en verboden, niet mee dat het perceel, met uitzondering van de dijk, wordt beheerd door het Hoogheemraadschap.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-08/00204

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 6 oktober 2009

op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 april 2008, nummer AWB 06/1013 WOZ, betreffende na te noemen beschikking en aanslagen.

Beschikking, aanslagen, bezwaar en geding voor de rechtbank

1.1. Bij beschikking van 28 februari 2005, genomen door de heffingsambtenaar van de gemeente Nieuwkoop (hierna: Inspecteur), is op de voet van het bepaalde in hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] (hierna: de woning), voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 op de waardepeildatum 1 januari 2003 vastgesteld op € 456.182. In hetzelfde geschrift zijn de aanslagen onroerende-zaakbelastingen over het jaar 2005 bekend gemaakt.

1.2. De Inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen deze beschikking en aanslagen afgewezen.

1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 107. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 25 augustus 2009, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het ter zitting verhandelde is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt .

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of voldoende weersproken, in hoger beroep het volgende komen vast te staan.

3.1. Belanghebbende is gebruiker en genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak. De onroerende zaak betreft een vrijstaande woning met aanbouw en garage en is gelegen op een hoekperceel tussen [b-straat] en [a-straat] te [Z]. De achterzijde van het perceel grenst aan de [c-straat]. De woning is gebouwd in 1984 en heeft een inhoud van ongeveer 378 m3. De aanbouw heeft een inhoud van ongeveer 60 m3 en de garage 225 m3. Het totale perceel met een oppervlakte van 3.400 m2 bestaat uit 1.260 m2 water (de [c-straat]), een dijk (in de gedingstukken aangeduid als kade), 156 m2 bebouwd oppervlakte en het restant is onbebouwd oppervlakte.

3.2. De dijk vormt de afscheiding met het water en is in beheer bij het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden te [Q] (hierna: het Hoogheemraadschap). Het land ligt op een lager niveau dan het water. De opstal is gedeeltelijk in de dijk gelegen.

3.3. De dijk is een waterverdedigingswerk in de zin van artikel 220d, lid 1, onderdeel g, van de Gemeentewet juncto artikel 2, eerste lid, aanhef, en onderdeel f, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Uitvoeringsregeling), terwijl het water een openbare waterweg vormt in de zin van onderdeel f van artikel 220d van de Gemeentewet en onderdeel d, van artikel 2 van de Uitvoeringsregeling.

3.4. De Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (hierna: de Keur) bevat - voor zover van belang - de volgende bepalingen:

Artikel 5

1. In deze keur wordt verstaan onder:

a. waterkering: de dijken, kaden, natuurlijke hoogten en peilscheidingen, onder welke benaming ook, die dienen of mededienen tot kering van water, met de daartoe behorende kunstwerken. (...)

b. teen van de waterkering: het knikpunt waar het maaiveld, grenzend aan weerszijden van de waterkring overgaat in een talud,

c. teenlijn: de snijlijn van het maaiveld met het talud van een waterkering;

d. buitenteenlijn; de teenlijn aan de waterkerende zijde;

e. binnenteenlijn: de teenlijn aan de niet-waterkerende zijde;

f. kruin van de waterkering het bovenste, vrijwel horizontaal liggende deel van de waterkering, daaronder begrepen, indien aanwezig, de wegverharding en de wegbermen begrensd door de binnen- en buitenkruinlijn;

g. kruinlijn: de snijlijn van het talud van de waterkering met de kruin;

h. buitenkruinlijn: de kruinlijn aan de waterkerende zijde;

i. binnenkruinlijn: de kruinlijn aan de niet-waterkerende zijde;

j. (...)

k. kernzone: tot de kernzone van de waterkering wordt gerekend de kruin, de wederzijdse taluds, de bermen tot de bodem van de eventueel naastliggende watergangen en de daarin of daaraan aangebrachte werken, met dien verstande dat deze zich met betrekking tot de primaire en secundaire waterkeringen uitstrekken tot 5 meter uit de teen van het talud, zoals aangegeven in de tekening opgenomen in bijlage K.4, die onderdeel uitmaakt van deze keur. (...)

l. beschermingszones: de gronden aan weerszijden van de kernzone van de primaire en secundarie waterkeringen, die als zodanig in de legger zijn aangegeven, daar waar geen legger is opgemaakt geldt een zone als aangegeven in de tekening opgenomen in bijlage K.4, die onderdeel uitmaakt van deze keur;

m. buitenbeschermingszones: de buiten de beschermingszones gelegen gronden aan weerszijden van de primaire waterkering, die zich uitstrekken tot een afstand van de in bijlage K.4, die onderdeel uitmaakt van deze keur, opgenomen meters uit de buitenkruinlijn van de waterkering;

n. (...)

(...)

§ 2.2 Gebodsbepalingen

Onderhoudsplichtigen

Artikel 6

1. Onderhoudsplichtig zijn degenen die in het Reglement en in de legger tot het plegen van onderhoud aan de waterkering zijn aangewezen.

2. Het onderhoud kan worden onderscheiden in gewoon en buitengewoon onderhoud, als nader omschreven in artikel 7 en 8.

Gewoon onderhoud waterkeringen

Artikel 7

1. De onderhoudsplichtigen van waterkeringen dragen te dien aanzien in de kernzone zorg voor:

a. het bestrijden van wild, (...) dat het waterkerend vermogen van de waterkering schaadt;

b. het vrijhouden van afval, voorwerpen en materialen;

c. het herstellen van geringe beschadigingen, zoals veroorzaakt door verkeer, vee en dergelijke;

d. het in stand houden van de aanwezige begroeiingen en oeverbegroeiingen, dienende tot verdediging van de waterkering;

e. het onderhoud van de grasmat door:

1. het voortdurend vrijhouden van voor de erosiebestendigheid van de grasmat schadelijke vegetatie;

2. het door maaien of begrazing korthouden van de grasmat;

2. (...)

Buitengewoon onderhoud waterkeringen

Artikel 8

1. De onderhoudsplichtigen van waterkeringen zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 7, verplicht deze in stand te houden overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent richting, vorm, afmeting en constructie van de waterking, oftewel gehouden tot instandhouding van het profiel.

2. (...)

3. De onderhoudsplichtigen van waterkeringen, waarvoor het vaststellen van een legger niet is voorgeschreven, dan wel waarvoor geen legger is vastgesteld, zijn verplicht deze in stand te houden overeenkomstig het op de in artikel 1, tweede lid, bedoelde kaart of bijlage vastgestelde, en voorzover niet op deze kaart of bijlage vastgelegde, overeenkomstig de oorspronkelijke inrichting, vorm, afmeting en constructie.

4. Alle gebreken aan de waterkeringen moeten ten genoegen van het bestuursorgaan worden hersteld.

5. Voor instandhouding van het profiel van waterkeringen moet specie worden gebruikt welke naar het oordeel van het bestuursorgaan daarvoor geschikt is.

Werken

Artikel 9

De onderhoudsplichtigen van werken die in de kern- of de beschermingszones van waterkeringen zijn aangebracht en die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben, dienen deze, onverminderd het bepaalde in de artikelen 7 en 8, waterkerend te houden.

(...)

§ 2.3 Verbodsbepalingen

Artikel 12

1. Het is verboden:

a. nieuwe waterkeringen in het waterschap aan te leggen;

b. werken uit te voeren of te doen uitvoeren, welke wijziging brengen in de ligging, de afmetingen of de samenstelling van de waterkering;

2. Het is verboden binnen de kernzone van waterkeringen:

a. te spitten, te graven of op enigerlei wijze grondroeringen te verrichten;

b. de grasmat op enigerlei wijze te beschadigen;

c. daarin een opening of kunstwerk te hebben of te maken of een bestaande opening of kunstwerk te veranderen, vernieuwen of te verplaatsen;

d. beplantingen en aanwezige natuurlijke begroeiing dienende tot verdediging van waterkeringen of andere verdedigingsmaterialen te beschadigen, te vernietigen, te verplaatsen of te verwijderen;

e. voorwerpen, materialen of (afval)stoffen te deponeren of op te slaan;

f. zich van afval te ontdoen;

g. met rij- of voertuigen dan wel paarden te rijden of vee te drijven, anders dan op daartoe bestemde wegverhardingen;

h. voorwerpen te slepen;

i. vaartuigen, vlotten of vistuigen te bevestigen of te laten liggen, anders dan op kennelijk daartoe ingerichte plaatsen;

j. dieren, daaronder begrepe; huisdiren, paarden, vee, knaag- en/of pelsdieren of enig ander dier, te houden of te laten lopen, met uitzondering van schappen in de periode van 1 april tot 15 oktober. (...).

k. anders dan op de door het bestuursorgaan toegestane wijze te bemesten en daarbij andere meststoffen te gebruiken, dan door het bestuursorgaan zijn toegestaan.

l. afrasteringen te plaatsen, te hebben te vernieuwen of op te ruimen.

3. Het is verboden binnen de kernzone en beschermingszone:

a. gebouwen en/of werken, palen, kabels of leidingen, schuttingen of enigerlei andere constructie te maken, te hebben, te vernieuwen, te wijzigen of op te ruimen;

b. zich daar anders dan als rechthebbende op te houden, indien dat vanwege het bestuursorgaan op een voor het publiek kenbare wijze is aangegeven;

4. Het is verboden de kernzone, de beschermingszones en de buitenbeschermingszone:

a. (ont)gravingen te verrichten,

b. grond af te graven of te egaliseren of af te voeren;

c. boringen te verrichten, waaronder boringen benodigd voor het exploreren of winnen van gas of vloei- of delfstoffen;

d. afgravingen voor het winnen van delfstoffen of specie, alsmede seismische onderzoekingen te verrichten;

e. leidingen, tanks, drukvaten of andere werken met een druk van 10 bar of meer te legen, op te richten, te hebben, te herstellen, te wijzigen, te vernieuwen of op te ruimen;

f. explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben;

5. De in het eerste tot en met het vierde lid genoemde verboden zijn niet van toepassing op handelingen ten behoeve van de uitvoering van herstel en onderhoud als bedoeld in paragraaf 2.2;"

3.5. In de toelichting behorende bij de Keur is met betrekking tot artikel 5 het navolgende vermeld (Hoofdstuk 2 Waterkeringen, § 2.1 Algemeen, Artikel 5, Begripsomschrijvingen):

Waterkeringen

Om de in het algemeen deel van de toelichting vermelde redenen wordt in de keur niet gedifferentieerd naar typen waterkeringen (dijken, hoge gronden, boezemkaden en overige kaden of waterkerende objecten) die bij het waterschap in beheer zijn maar wordt één begrip "waterkering" gehanteerd. Een onderverdeling wordt gemaakt naar primaire, secundaire en tertiaire waterkeringen. De keur gaat uit van één reglementeringssysteem voor elke waterkering, waarbij drie zones kunnen worden onderscheiden: de kernzone, de beschermingszones, alsmede de buitenbeschermingszones, waarop bepaalde keurbepalingen van toepassing zijn. (...)

Kernzones

Als kernzone wordt aangemerkt de kruin, de wederzijdse taluds, de bermen tot de bodem van de naastliggende watergangen en de daarin of daaraan aangebrachte werken.

Beschermingszones

Als beschermingszones worden aangemerkt de stroken grond aan weerszijden van de kernzones, welke als zodanig op de legger of keurkaart zijn aangegeven. (...)

Buitenbeschermingszones

De buitenbeschermingszone's betreffen stroken grond aan weerszijden van de beschermingszone's van de dijk waarbinnen restricties gelden ten aanzien van het gebruik.

(...)

3.6. Belanghebbende heeft een brief, gedagtekend 30 juli 2007, in het geding gebracht van het Hoogheemraadschap gericht aan de gemeente [R], die het antwoord vormt op een brief van 18 juli 2007 van deze gemeente waarin laatstgenoemde in verband met enkele lopende WOZ-procedures, onder meer betrekking hebbende op de onderwerpelijke woning, enige vragen heeft gesteld betreffende het waterverdedigingswerk. Eerstgenoemde brief bevat de navolgende passages.

Keur en legger

Het waterschap maakt onderscheid in primaire en secundaire waterkeringen. Primaire waterkeringen zijn gelegen langs de grote rivieren en bieden bescherming tegen buitenwater, terwijl secundaire waterkeringen (ook wel regionale keringen genoemd) zijn gelegen langs regionale watergangen en bescherming bieden tegen boezemwater. De kering langs het [a-straat] is dus een secundaire waterkering. (...)

Bovengenoemd onderscheid maakt verder voor de keurzones en beperkingen ten aanzien van het gebruik van de betreffende gronden, niets uit. (...)

Zoals in de keur is bepaald dienen de waterkering en beschermingszone in de legger te worden opgenomen. Voor de secundaire keringen hebben wij evenwel geen legger. Hier wordt wel aan gewerkt. Dat betekent dat moet worden teruggevallen op de dwarsprofieltekening opgenomen in bijlage K.4 van de Keur. Een kopie van deze tekening treft u hierbij aan. Aan de hand hiervan hebben wij specifiek voor u een kaart met bovenaanzicht vervaardigd. Op deze kaart zijn grofmazig de kern- en (buiten)beschermingszones van respectievelijk 5, 5 en 15 meter uitgezet. (...) Duidelijk is wel dat een groot gedeelte van de percelen binnen deze keurzones valt, zodat de eigenaren hier in principe rekening dienen te houden met de beperkingen genoemd in de artikelen 6 tot en met 12 van de Keur.

(...)

Onderhoudsplicht

Het beheer en onderhoud van de waterkering ligt bij het waterschap. De betreffende waterkering is dan ook opgenomen in ons onderhoudsprogramma en aangegeven op Keurkaarten.

Het waterschap verricht buitengewoon onderhoud aan de waterkering, zoals het in standhouden van het profiel. Gemiddeld eens in de 10-20 jaar dient een waterkering als de onderhavige te worden opgehoogd. Tussendoor doen wij herstelwerk als sprake is van uitspoelschade of beschadiging door muskusratten. Verder verrichten wij periodiek inspecties ter controle van de staat van de waterkering en om toe te zien op de naleving van de keurbepalingen.

Er is hier sprake van een bijzondere situatie omdat na aanleg van het dijklichaam, medio 1871, binnen de beschermingszone van de dijk huizen zijn gebouwd. Voor het waterschap is dit eigenlijk geen wenselijke situatie, omdat het dijklichaam nu is gelegen op particulier eigendom. Normaal gesproken streven wij ernaar gronden waarop waterkeringen zijn gelegen, in eigendom te verwerven. Dit maakt ook dat wij in dit geval geen gewoon onderhoud uitvoeren, zoals het in standhouden van een erosie bestendige grasmat. Het waterschap doet natuurlijk geen gazonbeheer of tuinonderhoud. Het gewoon onderhoud van de waterkering (lees: tuin), gelegen tussen de dijk en de teensloot, voor zover dit is gelegen binnen de beschermingszone, ligt dus bij de particuliere eigenaren. (...)

3.7. Het gehele perceel van belanghebbende behoort tot de waterkering als bedoeld in artikel 5 van de Keur. Tussen partijen is niet in geschil dat de waarde van de opstallen € 273.300 bedraagt.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. In geschil is of de Inspecteur de waarde van de woning uiteindelijk terecht op € 416.900 stelt, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt. In het bijzonder is in geschil of het gehele perceel, met uitzondering van de bebouwde oppervlakte, in beheer is bij het waterschap en derhalve bij de waardebepaling buiten aanmerking dient te worden gelaten, hetgeen het standpunt van belanghebbende inhoudt. Voorts is in geschil of de Inspecteur de oppervlakte van de dijk juist heeft berekend, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.

4.2. Ter ondersteuning van zijn standpunt voert belanghebbende - zakelijk weergegeven - het volgende aan:

Naast het water met de kade dienen ook de bijbehorende (buiten)beschermingszones op grond van het bepaalde in artikel 2, lid 2, onderdeel f, van de Uitvoeringsregeling buiten de waardebepaling te worden gelaten. Deze zones maken naast de kernzone evenzeer deel uit van de waterkering en zijn in beheer bij het Hoogheemraadschap en niet bij belanghebbende. Het is aan het Hoogheemraadschap om de tuin op te hogen.

De Inspecteur heeft de oppervlakte van de dijk onjuist gemeten. Deze bedraagt 630m2.

De gebods- en verbodsbepalingen zoals neergelegd in de artikelen 6 tot en met 12 van de Keur hebben tot gevolg dat niet voldaan wordt aan de fictie van artikel 17, lid 2, van de Wet inhoudend dat de volle en onbezwaarde eigendom van de onroerende zaak kan worden overgedragen. Met deze omstandigheid dient bij de waardebepaling rekening te worden gehouden.

4.3. De Inspecteur heeft ter ondersteuning van zijn standpunt dat de waardebeschikking juist is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:

Het gewone onderhoud in het gebied tussen de dijk en de teensloot, voor zover dit binnen de beschermingszone ligt, berust bij de eigenaren van de percelen. Het Hoogheemraadschap heeft slechts een toezichthoudende taak.

De oppervlakte van de dijk is door hem juist gemeten en bedraagt 310 m2.

De in het verweerschrift gegeven berekening van de waarde van de grondoppervlakte onbebouwd van € 261.600 is niet juist aangezien hij de grondstaffel niet juist heeft toegepast. De waarde van het grondoppervlak onbebouwd dient € 143.600 te zijn. Ter zitting heeft hij zich nader op het standpunt gesteld dat per 1 januari 2003 aan de onroerende zaak een waarde van € 416.900 dient te worden toegekend.

Conclusies van partijen

5.1. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot wijziging van de beschikking aldus dat de waarde van de onroerende zaak wordt vastgesteld op € 379.300 met dienovereenkomstige vermindering van de aanslagen.

5.2. De Inspecteur concludeert uiteindelijk tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot wijziging van de beschikking aldus dat de waarde van de onroerende zaak wordt vastgesteld op € 416.900 met dienovereenkomstige vermindering van de aanslagen.

Overwegingen omtrent het geschil

6.1. In de "Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2005" (hierna de verordening) is onder het hoofd "Vrijstellingen" in artikel 4, eerste lid aanhef, onderdeel g, zulks in overeenstemming met het bepaalde in artikel 220d, eerste lid aanhef, onderdeel g, van de Gemeentewet, bepaald dat bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen buiten aanmerking wordt gelaten de waarde van

"waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning".

6.2. Tussen partijen is niet in geschil dat het Hoogheemraadschap het in de Gemeentewet bedoelde beheer heeft van de dijk. Partijen verschillen echter van mening over de oppervlakte van de dijk. Volgens belanghebbende bedraagt dit gedeelte van het perceel 630 m2 (10 meter breedte en 63 meter lengte) en volgens de Inspecteur 310 m2 (5 meter breedte en 62 meter lengte).

6.3. De Inspecteur is bij het vaststellen van de waarde van de woning ervan uitgegaan dat de dijk een breedte heeft van vijf meter. Dit is in overeenstemming met hetgeen het Hoogheemraadschap schrijft in zijn in 3.6 vermelde brief, waar het uitgaat van een kernzone van vijf meter, een beschermingszone van eveneens vijf meter en een buitenbeschermingszone van vijftien meter. Naar het Hof echter uit de tekening met een "bovenaanzicht en dwarsdoorsnede van een dijkvak met beschermingszones, buitenbeschermingszones en invloedslijnen", die is bijgesloten bij genoemde brief, afleidt, is de breedte van de kernzone tussen de buitenteenlijn en de binnenteenlijn - in dit geval de dijk - variabel. Het Hof acht dit ook aannemelijk omdat niet langs iedere waterweg een waterkering met eenzelfde hoogte en breedte noodzakelijk zal zijn. Voorts is op de door het Hoogheemraadschap vervaardigde kaart de kernzone slechts "grofmazig" weergegeven. Mede gelet op het feit dat in dit geval de waterkering nog niet in een legger is opgenomen en, naar het Hof aanneemt, evenmin door het Hoogheemraadschap is uitgemeten, gaat het Hof ervan uit dat de dijk ook breder kan zijn dan vijf meter. Het taxatierapport geeft op dit punt geen uitsluitsel.

6.4. Belanghebbende heeft gesteld dat de breedte van de dijk over de gehele lengte tien meter is. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende voor de juistheid van deze stelling onvoldoende feitelijke gegevens aangevoerd. Nu geen van beide partijen de oppervlakte van de dijk voldoende aannemelijk heeft gemaakt zal het Hof thans, mede gelet op de ronding die de dijk op het perceel van belanghebbende heeft, in goede justitie ervan uitgaan dat de dijk 450 m2 in beslag neemt.

6.5. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de onbebouwde grond wordt beheerd door het Hoogheemraadschap. Het Hof beantwoordt deze vraag ontkennend. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van beheer door het Hoogheemraadschap. De omstandigheid dat aan hem als eigenaar van een perceel dat in de Keur als waterkering wordt omschreven met betrekking tot de inrichting en het gebruik een aantal ge- en verboden is opgelegd, brengt, gezien de aard van deze ge- en verboden, niet mee dat het perceel, met uitzondering van de dijk, wordt beheerd door het Hoogheemraadschap. Naar het Hoogheemraadschap heeft verklaard en ook uit de bepalingen in de Keur volgt, berust het gewoon onderhoud van de waterkering bij de particuliere eigenaren en het buitengewoon onderhoud bij het Hoogheemraadschap. Ook de werkzaamheden die blijkens de in 3.6 vermelde brief door het Hoogheemraadschap worden verricht, zijn naar hun aard werkzaamheden die op het in stand houden van (het profiel van) de dijk zelf betrekking hebben. De stelling van belanghebbende dat, ingeval de grond te veel zou verzakken, het Hoogheemraadschap voor de ophoging daarvan zal zorgdragen, acht het Hof, gezien de betwisting van die stelling door de Inspecteur, niet aannemelijk gemaakt. In 2003 is alleen de dijk opgehoogd en de onbebouwde grond is nooit opgehoogd.

6.6. Het vorenoverwogene brengt mee dat de overige niet bebouwde grond bij de bepaling van de waarde van de onroerende zaak op grond van de Wet WOZ niet buiten aanmerking kan worden gelaten. Tussen partijen bestaat geen geschil meer over de wijze van berekening van die waarde.

6.7. Bij de aankoop zullen de kopers van de vergelijkingspercelen de omstandigheden verbonden aan het hebben van een dijk en water op het perceel mee hebben gewogen bij de bepaling van de prijs die zij voor de onroerende zaak wilden betalen. Daarmee hebben die omstandigheden in het economische verkeer een rol gespeeld en zijn zij verdisconteerd in de uiteindelijk behaalde verkoopprijs. Anders dan belanghebbende meent staan deze omstandigheden een overdracht en een verkrijging van de volle en onbezwaarde eigendom van het perceel niet in de weg.

6.8. Gelet op al het vorenoverwogene wordt de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2003 voor het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 als volgt bepaald:

- opstallen € 273.300 (niet in geschil)

- grond € 140.800 (3.400 m2 - 1.260 m2 water - 450 m2, is 1.690 m2)

Totaal € 414.100.

Proceskosten, griffierecht en wettelijke rente

7.1. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) nu niet gesteld of gebleken dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt.

7.2. Wel acht het Hof termen aanwezig voor de vergoeding van het voor de behandeling voor de rechtbank gestorte griffierecht van € 37, alsmede van het voor de behandeling in hoger beroep gestorte griffierecht van € 107 op de voet van artikel 8:74, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht.

7.3. Belanghebbende heeft nog verzocht te bepalen dat de Inspecteur aan belanghebbende de wettelijke rente vergoedt over de door hem op de aanslagen teveel betaalde belasting. Dit verzoek is niet voor toewijzing vatbaar. Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen geldt ingevolge artikel 231 van de Gemeentewet de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990. Deze wetten bevatten regelingen voor het in rekening brengen en de vergoeding van heffingsrente c.q. invorderingsrente. Voor vergoeding van wettelijke rente over het bedrag waarmee de aanslagen worden verminderd is daarnaast geen grond (HR 2 september 2005, nr. CO4/104HR, LJN AT2884). Het met ingang van 1 juli 2009 in artikel 4:102, lid 1, van de Awb bepaalde omtrent de vergoeding van de wettelijke rente is ingevolge artikel 4:103 van de Awb niet van toepassing indien bij formele wet een andere regeling omtrent verzuim en de gevolgen daarvan is getroffen. Dit is voor de heffing van (gemeentelijke) belastingen blijkens het vorenoverwogene het geval (MvT, Kamerstukken II 2003/04, 29 702, blz. 52).

Beslissing

Het Gerechtshof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank,

- vernietigt de uitspraak op bezwaar,

- vermindert de beschikking aldus dat de waarde van de onroerende zaak voor het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 wordt vastgesteld op € 414.100 met dienovereenkomstige vermindering van de aanslagen,

- gelast de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van € 144 aan griffierecht te vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.W. Savelbergh, P.J.J. Vonk en E.J.M. Rosier, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 6 oktober 2009 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.