Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 19-01-2010, BL3724, BK-09/00287 en 09/00288

Gerechtshof 's-Gravenhage, 19-01-2010, BL3724, BK-09/00287 en 09/00288

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
19 januari 2010
Datum publicatie
12 februari 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BL3724
Zaaknummer
BK-09/00287 en 09/00288

Inhoudsindicatie

In geschil is of de activiteiten van belanghebbende een bron van inkomen vormen. Op grond van de vaststaande feiten en in aanmerking genomen dat de Inspecteur onweersproken heeft gesteld dat vanaf de aanvang van de activiteiten deze steeds verliesgevend zijn geweest en dat deze activiteiten naast de in 3.1. genoemde dienstbetrekking(en) zijn verricht, is het Hof van oordeel dat geen sprake is van een bron van inkomen. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummers BK-09/00287 en 09/00288

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 19 januari 2010

op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z] tegen de uitspraken van de rechtbank 's-Gravenhage van 19 maart 2009, nummers AWB 07/1944 IB/PVV en AWB 07/1947 IB/PVV, betreffende de hierna vermelde aanslagen.

Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende is door de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Holland-Midden voor het jaar 2001 en 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van respectievelijk ƒ 53.340 (€ 24.205) en € 26.928.

1.2. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de aanslagen afgewezen.

1.3. Belanghebbende heef tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraken van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier in ieder van de zaken een griffierecht geheven van € 110. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 8 december 2009 te Den Haag. Aldaar is de Inspecteur verschenen, doch van de zijde van belanghebbende niemand. De gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 27 november 2009 meegedeeld dat hij was getroffen door de Mexicaanse griep. Hij heeft daarbij verzocht de zitting uit te stellen. De griffier heeft bij brief van 30 november aan de gemachtigde van belanghebbende meegedeeld dat zijn verzoek vooralsnog niet wordt gehonoreerd omdat niet vaststaat dat hij op de zittingsdag nog ziek zou zijn en hij bovendien voor vervanging zou moeten kunnen zorgen. Hierop heeft de gemachtigde van belanghebbende niet gereageerd. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is in hoger beroep, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan:

3.1. Belanghebbende is geboren in 1972 en was gedurende de jaren 2001 en 2002 in dienstbetrekking werkzaam bij [A] te [Q] en in 2002 ook bij [B]. In het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland heeft belanghebbende een eenmanszaak laten inschrijven met de handelsnaam "[C]". Volgens het handelsregister is de onderneming opgericht op 5 januari 2001 en wordt deze voor rekening van belanghebbende gedreven. De bedrijfsomschrijving luidt: "Het vervaardigen van Internetsites, bemiddelen bij in- en verkoop van IT-producten, het geven van automatiseringsadviezen. Het bemiddelen tussen bands, geluidstechnici, opnamestudio's en platenmaatschappij. Het aanbieden van chauffeursdiensten. De in- en verkoop (groothandel) van promotie-textiel".

3.2. Voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen heeft belanghebbende voor het jaar 2001 een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van ƒ 15.149, bestaande uit loon uit dienstbetrekking van ƒ 53.340, een verlies uit onderneming van ƒ 20.874 en de zelfstandigenaftrek van ƒ 17.317.

3.3. Voor de heffing van de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen heeft belanghebbende voor het jaar 2002 een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 15.810, bestaande uit loon uit dienstbetrekking van € 27.313, een verlies uit onderneming van € 3.316 en de zelfstandigenaftrek van € 8.187.

3.4. Op 30 juli 2002 heeft de Inspecteur bij eiser een boekenonderzoek laten uitvoeren waarvan op 15 januari 2004 het controlerapport is uitgebracht. In het controlerapport is onder meer het volgende vermeld:

1.1 Reikwijdte boekenonderzoek

Het doel van het onderzoek is de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangiften Inkomsten- en omzetbelasting 2000.

(...)

4.1. Ondernemerschap

In de aangifte van de belastingplichtige is aangegeven dat er sprake zou zijn van winst uit onderneming.

Ik ben echter van mening dat er geen sprake kan zijn van winst uit onderneming, omdat voor rekening van belastingplichtige geen onderneming gedreven wordt omdat:

1. Er is geen sprake van deelname aan het economische verkeer

In 2000 is de gehele omzet gefactureerd aan het adviesbureau [D], waarvan de moeder van [belanghebbende] de eigenaar is. (...) Van het economische verkeer wordt uitgegaan indien de belastingplichtige optreedt tegenover personen die niet tot een eigen kring behoren. Daar de moeder tot de eigen kring behoort (familie) is er geen sprake van deelneming aan het economische verkeer. Een bron van inkomen wordt niet aanwezig geacht;

2. (...) Ik sluit verder aan bij hetgeen in punt 1 vastgesteld is, er is geen bron van inkomen;

3. De omvang van de bruto baten zijn niet of nauwelijks toegenomen; in het eerste jaar van ondernemen is de gefactureerde omzet aanzienlijk groter dan de gefactureerde omzet in andere jaren (2001, 2002 en 2003);

4. Dat de activiteiten nevenactiviteiten zijn, die naast een (volledig) dienstverband verricht worden;

5. In 2003 de onderneming opgeheven is.

3.4. Op basis van de resultaten van dit onderzoek heeft de Inspecteur de aftrek van het ondernemingsverlies en de zelfstandigenaftrek voor de onderhavige jaren geweigerd.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. In geschil is of de activiteiten van belanghebbende die hij verrichtte onder de naam "[C]" een bron van inkomen vormen, zoals belanghebbende stelt en de inspecteur betwist.

4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop deze steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vermindering van de aanslag voor het jaar 2001 en 2002 tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk ƒ 15.149 en € 15.810

5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

Overwegingen omtrent het geschil

6.1. Het geschil spitst zich in hoger beroep toe of objectief bezien van de activiteiten van belanghebbende die hij verrichtte onder de naam "[C]" redelijkerwijze een positief resultaat is te verwachten.

6.2. Op grond van de vaststaande feiten en in aanmerking genomen dat de Inspecteur onweersproken heeft gesteld dat vanaf de aanvang van de activiteiten deze steeds verliesgevend zijn geweest en dat deze activiteiten naast de in 3.1. genoemde dienstbetrekking(en) zijn verricht, is het Hof van oordeel dat geen sprake is van een bron van inkomen. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.

6.3. Gelet op het vorenoverwogene is het hoger beroep ongegrond.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraken van de rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, J.J.J. Engel en H.J. van den Steenhoven, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 19 januari 2010 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.