Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 05-01-2010, BL5938, BK-08-00283

Gerechtshof 's-Gravenhage, 05-01-2010, BL5938, BK-08-00283

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
5 januari 2010
Datum publicatie
26 februari 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BL5938
Formele relaties
Zaaknummer
BK-08-00283

Inhoudsindicatie

Geen bezwaarschrift is ingediend. Nu het beroep is gericht tegen het door belanghebbende gestelde niet tijdig doen van een uitspraak door de Ontvanger, is geen sprake van een bij een onbevoegde rechter ingediend bezwaarschrift, dat door de rechtbank had moeten worden doorgezonden aan de Ontvanger. De rechtbank had belanghebbende niet-ontvankelijk dienen te verklaren in het beroep. Voorts heeft de Ontvanger na het instellen van het beroep, op aandringen van de rechtbank, uitspraak gedaan zonder dat een bezwaarschrift was ingediend. Die uitspraak dient te worden vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-08/00283

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 5 januari 2010

op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z] alsmede het incidenteel ingestelde hoger beroep van de Ontvanger, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Holland-Midden, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 juli 2008, nr. AWB 08/411 IB/PVV, betreffende aanmaningskosten.

Aanmaning en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Met dagtekening 18 december 2004 heeft de Ontvanger hem voor die aanslag een aanmaning tot betaling gezonden, waarbij voor dat verzenden € 14 in rekening is gebracht.

1.2. Belanghebbende heeft beroep bij de rechtbank ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op het bezwaarschrift dat hij stelt te hebben ingediend tegen de aanmaningskosten. De rechtbank heeft de Ontvanger in de gelegenheid gesteld alsnog uitspraak te doen op het bezwaar.

1.3. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard en de Ontvanger veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 483, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden om dat bedrag aan belanghebbende te voldoen.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. De Ontvanger heeft een verweerschrift ingediend en heeft tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft het incidenteel ingestelde hoger beroep beantwoord. Belanghebbende heeft in het principaal ingestelde hoger beroep een conclusie van repliek ingediend, waarop de Ontvanger heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 10 november 2009, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

3.1. Belanghebbende heeft op 24 september 2004 bezwaar gemaakt tegen de hem voor het jaar 2001 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen. Uitstel van betaling is naar aanleiding van dat bezwaar niet verleend. Op of omstreeks 14 december 2004 is de onderhavige aanmaning aangemaakt. Vervolgens hebben, voor de dagtekening 18 december 2004, zodanige verrekeningen plaatsgevonden dat de aanslag volledig is voldaan.

3.2. In eerste aanleg heeft de gemachtigde van belanghebbende een brief met dagtekening 3 maart 2005 in het geding gebracht, die is geadresseerd aan de Ontvanger en het kantoorstempel van de gemachtigde draagt. De brief betreft "(Ook) Uw mededeling dd 26-2-2005 IB/PVV 2001" en bevat onder meer de tekst "BEZWAARschrift TEGEN OPENSTAANE KOSTEN 14".

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

In het principaal appel en in het incidenteel appel

4.1. Tussen partijen is in geschil of de rechtbank terecht en tot het juiste bedrag tot een veroordeling in de proceskosten is gekomen.

4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

In het principaal appel en in het incidenteel appel

5.1. Het beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraak en, naar het Hof begrijpt, veroordeling van de Ontvanger in de kosten van bezwaar, beroep en hoger beroep, waarbij de kosten van beroep worden vastgesteld op € 1.368,50.

5.2. De Ontvanger heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.

Overwegingen omtrent het geschil

In het principaal appel en in het incidenteel appel

6.1. Het Hof heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de stelling van de Ontvanger dat op zijn kantoor noch de onder de feiten vermelde brief van belanghebbendes gemachtigde van 3 maart 2005, noch een ander als bezwaarschrift aan te merken stuk ter zake van de onderhavige aanmaningskosten is binnengekomen.

6.2. Belanghebbende heeft wel de brief van 3 maart 2005 in het geding gebracht, waarvan de dagtekening is gelegen na het verstrijken van de bezwaartermijn, doch niet de volgens hem reeds op 13 januari 2005 met betrekking tot de onderhavige aanmaningskosten aan de Ontvanger gezonden brief of fax. De bezwaartermijn is verstreken met 31 januari 2005. Met de rechtbank - die abusievelijk uitgaat van de datum 29 januari 2005 - acht het Hof door belanghebbende met zijn niet onderbouwde stelling dienaangaande, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Ontvanger, niet aannemelijk gemaakt dat voor het verstrijken van die bezwaartermijn enig stuk betreffende de aanmaningskosten aan de Ontvanger is gezonden.

6.3. Belanghebbende heeft een aanbod tot getuigenbewijs gedaan in de volgende bewoordingen: "Gesteld door bel.pl. is, dat de terpostbezorging daarentegen wettelijk is bewezen. Middels (in acht te nemen) getuigen". Aldus heeft hij zijn aanbod onvoldoende gespecificeerd. Uit het aanbod valt immers niet af te leiden dat het betrekking heeft op de brief van 13 januari 2005 - welke brief op grond van het gestelde in het op 8 mei 2008 door de rechtbank van belanghebbende ontvangen stuk een faxbericht zou hebben moeten zijn; bovendien is tevens sprake van een brief van 26 november 2005, die betrekking heeft op een andere aan belanghebbende verzonden aanmaning en waarop het aanbod betrekking zou kunnen hebben - en evenmin of de getuigen zouden kunnen verklaren omtrent feiten die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat die brief voor het verstrijken van de bezwaartermijn ter post is bezorgd. Het aanbod wordt derhalve gepasseerd.

6.4. Het vorenoverwogene brengt mee dat geen bezwaarschrift is ingediend. Nu het beroep is gericht tegen het door belanghebbende gestelde niet tijdig doen van een uitspraak door de Ontvanger, is geen sprake van een bij een onbevoegde rechter ingediend bezwaarschrift, dat door de rechtbank had moeten worden doorgezonden aan de Ontvanger. De rechtbank had belanghebbende niet-ontvankelijk dienen te verklaren in het beroep. Voorts heeft de Ontvanger na het instellen van het beroep, op aandringen van de rechtbank, uitspraak gedaan zonder dat een bezwaarschrift was ingediend. Die uitspraak dient te worden vernietigd.

6.5. In geval van niet-ontvankelijkheid van een beroep is er geen grond voor toekenning van een proceskostenvergoeding. De uitspraak van de rechtbank zal derhalve worden vernietigd.

Proceskosten

In het principaal appel en in het incidenteel appel

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

In het principaal appel en in het incidenteel appel

Het Gerechtshof:

vernietigt de uitspraak van de rechtbank,

verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in het bij de rechtbank ingestelde beroep,

vernietigt de uitspraak van de Ontvanger.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, J.W. baron van Knobelsdorff en H.J. van den Steenhoven, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 5 januari 2010 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.