Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 12-03-2010, BM1169, BK-09/00169

Gerechtshof 's-Gravenhage, 12-03-2010, BM1169, BK-09/00169

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
12 maart 2010
Datum publicatie
14 april 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BM1169
Zaaknummer
BK-09/00169

Inhoudsindicatie

Leges. Het besluit van 26 januari 2006 is geen belastingaanslag of voor bezwaar vatbare beschikking in de zin van artikel 26 van de AWR, doch een ambtshalve genomen besluit, waartegen geen beroep kan worden ingesteld en derhalve evenmin bezwaar kan worden gemaakt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

nummer BK-09/00169

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer van 12 maart 2010

op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 februari 2009, nummer AWB 07/3647 LEGGW, betreffende het na te noemen geheven bedrag.

Legesnota, herziene nota, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. De Inspecteur, het hoofd van de sector Middelen van de gemeente [P] (thans: het hoofd van de afdeling Bedrijfsvoering), heeft bij nota van 21 november 2003, kenmerk 2002-216, van belanghebbende een bedrag van € 17.412,30 aan leges geheven wegens het in behandeling nemen van de op 18 december 2002 bij de gemeente ingekomen aanvraag van een bouwvergunning voor het oprichten van een woning en praktijkruimte en een brug op het perceel [a-straat] [1] (praktijk) en [2] (woning).

1.2. Tegen die nota heeft belanghebbende bij brief van 20 februari 2004, door de Inspecteur ontvangen op 24 februari 2004, bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 30 november 2004, verzonden op 1 december 2004, heeft de Inspecteur belanghebbende wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard in het bezwaar. In hetzelfde geschrift heeft de Inspecteur het bedrag van de leges ambtshalve verminderd tot op € 17.337,30. Van die uitspraak is belanghebbende op 3 januari 2005 in beroep gekomen bij dit Hof, welk beroep is geregistreerd onder het nummer BK-05/00011. Belanghebbende heeft dat beroep bij brief van 15 april 2005 ingetrokken.

1.3. Naar aanleiding van een naar beneden bijgestelde opgave van de bouwkosten heeft de Inspecteur bij herziene nota van 26 januari 2006 het bedrag van de leges verder verminderd tot op € 13.584,60.

1.4. Bij brief van 22 februari 2006, door de Inspecteur ontvangen op 24 februari 2006, heeft belanghebbende tegen de herziene nota bezwaar gemaakt.

1.5. De Inspecteur heeft bij uitspraak van 10 april 2007, verzonden op 13 april 2007, het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het bedrag van de leges verder verminderd tot een bedrag van € 13.509,60.

1.6. Belanghebbende heeft tegen de in 1.5 vermelde uitspraak van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 39.

1.7. Bij de in de aanhef vermelde uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en de gemeente [P] gelast het betaalde griffierecht van € 39 aan belanghebbende te vergoeden.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 110.

2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 5 februari 2010, gehouden te 's-Gravenhage. Daar zijn beide partijen verschenen.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen in hoger beroep

3.1. In hoger beroep is in de eerste plaats in geschil of, zoals belanghebbende bepleit en de Inspecteur bestrijdt, tegen de herziene nota van 26 januari 2006 het rechtsmiddel van bezwaar open stond.

3.2. Voorts stelt belanghebbende zich, naar het Hof begrijpt, op het standpunt dat de legesverordening om meer dan één reden onverbindend is, dat de legesnota geen belastingaanslag is en dat belanghebbende in elk geval nog recht heeft op een teruggave van € 4.424,60. De Inspecteur heeft een en ander gemotiveerd bestreden.

3.3. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof verder naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

4.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt primair tot vernietiging van de legesnota en subsidiair tot vaststelling van de leges op nihil of vermindering van het verschuldigde bedrag tot op (€ 13.509,60 minus € 4.424,60 is) € 9.085.

4.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

5.1. De rechtbank heeft in haar uitspraak het volgende overwogen. Daarbij dient onder eiser te worden verstaan: belanghebbende, en onder verweerder: de Inspecteur.

"2.1 Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) kan, in afwijking van 8:1, eerste lid, van de Awb, tegen een ingevolge een belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld indien het betreft, voor zover hier van belang, een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking.

2.2 De thans voorliggende uitspraak op bezwaar van 10 april 2007 is gedaan op het bezwaar van eiser tegen het besluit van 26 januari 2006, waarbij het gevorderde bedrag, zoals dat luidde na de eerdere, op 26 januari 2006 onherroepelijk vaststaande, uitspraak op bezwaar van 30 november 2004, verder is verminderd.

2.3 Naar het oordeel van de rechtbank is het besluit van 26 januari 2006 geen belastingaanslag of voor bezwaar vatbare beschikking in de zin van artikel 26 van de AWR, doch een ambtshalve genomen besluit, waartegen geen beroep kan worden ingesteld en derhalve evenmin bezwaar kan worden gemaakt. Gelet hierop heeft verweerder eiser ten onrechte in het bezwaar ontvangen. Hetgeen eiser hierover heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Zo al sprake is van een gebrek in de rechtsbescherming, gaat het - gelet op de uitdrukkelijke keuze van de wetgever voor het gesloten stelsel van rechtsmiddelen - de rechtsvormende taak van de rechter te buiten om dit gebrek te helen.

2.4 Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond, dient de uitspraak op bezwaar te worden vernietigd en dient het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard."

5.2. Gelet op hetgeen hiervoor onder 1.1 tot en met 1.5 is vermeld, is de beslissing van de rechtbank juist en berust deze op goede gronden. Aan behandeling van de in punt 3.2 vermelde geschilpunten kan niet worden toegekomen. Het hoger beroep faalt derhalve.

Proceskosten

Het Hof heeft geen reden een partij te veroordelen in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 12 maart 2010 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.