Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 14-04-2010, BM2564, BK-08-00371

Gerechtshof 's-Gravenhage, 14-04-2010, BM2564, BK-08-00371

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
14 april 2010
Datum publicatie
28 april 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BM2564
Zaaknummer
BK-08-00371

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. Het Hof acht de door de rechtbank vastgestelde waarde van de onroerende zaak juist. Door de Inspecteur is niet duidelijk gemaakt hoe de behaalde verkoopprijzen zijn herleid tot de voor de onroerende zaak toegekende waarde waarbij gelet op de grote verschillen van de woningen onderling geen verklaring is gegeven voor de herleiding naar de prijs per m2 kaveloppervlakte en prijs per m3 inhoud. Het Hof acht aannemelijk dat de onroerende zaak in ieder geval hinder ondervindt van het windturbinepark in de vorm van geluidshinder en visuele hinder.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-08/00371

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de achtste enkelvoudige belastingkamer van 14 april 2010

op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank 's- Gravenhage van 21 augustus 2008, nummer AWB 07/6178 WOZ betreffende de door de Inspecteur, de heffingsambtenaar van de gemeente [P], op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) genomen beschikking, waarbij de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z], per de waardepeildatum 1 januari 2005 en geldend voor het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 is vastgesteld alsmede op het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur tegen deze uitspraak.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 31 maart 2010, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar is [A] verschenen namens de Inspecteur. Belanghebbende is niet verschenen.

Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 25 februari 2010 op het adres [a-straat 1] te [0000 XX] [Z], onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd op de zitting te verschijnen. Op 22 maart 2010 is de enveloppe waarin de vorenbedoelde brief is verzonden, ongeopend ter griffie terugontvangen. Uit de door medewerkers van TNT Post geplaatste aantekeningen op die enveloppe, die door de griffier in het dossier is gevoegd, leidt het Hof af dat de medewerker van TNT Post op 26 februari 2010 geen gehoor heeft gekregen op het eerderbedoelde adres, dat hij toen aldaar een kennisgeving van aanbieding heeft achtergelaten met de mededeling dat de brief tot 19 maart 2010 op het - kennelijk in die mededeling genoemde - postkantoor kon worden afgehaald, dat de brief niet op dat postkantoor is afgehaald en dat TNT Post de enveloppe tenslotte op 19 maart 2010 heeft geretourneerd aan de afzender, te weten de griffier. Vervolgens heeft de griffier de brief bij gewone post op 22 maart 2010 aan belanghebbende verzonden op het eerder genoemde adres.

Blijkens door de griffier van de gemeente [P] ontvangen schriftelijke inlichtingen, gedagtekend 1 april 2010, staat belanghebbende sinds 9 december 1996 in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven op het eerderbedoelde adres waaraan de uitnodiging is verzonden.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Gronden

1.1. De Inspecteur heeft ten aanzien van belanghebbende op de voet van artikel 22 van de Wet een beschikking genomen, waarbij de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat 1] te [Z] (hierna: de onroerende zaak) per de waardepeildatum 1 januari 2005 en voor het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 is vastgesteld op € 476.000 (hierna: de WOZ-beschikking). In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag in de onroerende-zaakbelasting voor het jaar 2007 bekendgemaakt.

1.2. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de waarde van de onroerende zaak verminderd tot € 452.000.

1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de beschikking gewijzigd aldus dat de vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 430.000, de aanslag verminderd tot een berekend naar een waarde van € 430.000 en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en gelast dat de gemeente [P] het griffierecht vergoedt.

1.4. Belanghebbende is tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft in zijn verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld het incidenteel hoger beroep te beantwoorden, maar heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2.1. Belanghebbende is genothebbende krachtens eigendom van de onroerende zaak. De onroerende zaak betreft een vrijstaande woning, gereedgekomen in 1996. De woning heeft een serre, kelder en een inpandige berging met erf, tuin en ondergrond. De kaveloppervlakte van de onroerende zaak bedraagt 380 m2. De inhoud van de woning bedraagt 516 m3.

2.2. Aangrenzend aan de woonwijk van belanghebbende wordt een nieuwe woonwijk gerealiseerd.

2.3. De bouwvergunning voor het plaatsen van de vier windmolens (windturbinepark [P]) in de gemeente is aangevraagd in de maand mei 2006. De windmolens zijn aan het begin van het jaar 2007 geplaatst. De locatie waar de windmolens zijn geplaatst is vermeld op een situatietekening gevoegd bij het verweerschrift voor de rechtbank. De dichtstbijzijnde windmolen bevindt zich op een afstand van ongeveer 600 meter van de onroerende zaak van belanghebbende.

3. In geschil is de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2005. Belanghebbende heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank bij de vermindering van de waarde onvoldoende rekening heeft gehouden met het waardedrukkende effect dat uitgaat van de mate van geluidshinder, slagschaduw en visuele hinder van vier in de omgeving van de onroerende zaak aanwezige windmolens en heeft geconcludeerd tot vermindering van de waarde met 50 percent van de bij de beschikking vastgestelde waarde tot € 238.000. De Inspecteur heeft in het incidenteel hoger beroep geconcludeerd tot bevestiging van de bij de uitspraak op bezwaar vastgestelde waarde van € 452.000 en daartoe aangevoerd dat de invloed van de aanwezigheid van de windmolens op de waarde gering van omvang dan wel te verwaarlozen is en dat hetzelfde geldt met betrekking tot de nieuwbouwplannen in de directe omgeving van de onroerende zaak.

4.1. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet dient de waarde van een onroerende zaak te worden bepaald op de aan de onroerende zaak toe te kennen waarde, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle eigendom in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.

4.2. Het Hof acht de door de rechtbank vastgestelde waarde van de onroerende zaak en de daartoe in de overwegingen 2.6, 2.7 en 2.8 van de uitspraak gegeven oordelen juist. Daarbij overweegt het Hof dat ook in hoger beroep door de Inspecteur niet duidelijk is gemaakt hoe de behaalde verkoopprijzen zijn herleid tot de voor de onroerende zaak toegekende waarde waarbij gelet op de grote verschillen van de woningen onderling geen verklaring is gegeven voor de herleiding naar de prijs per m2 kaveloppervlakte en prijs per m3 inhoud. Belanghebbende heeft voor de door hem voorgestane halvering van de vastgestelde waarde evenmin een verklaring gegeven.

4.3. Het Hof acht op grond van de overgelegde situatieschets en de foto met inachtneming van de afstand van de onroerende zaak tot het windturbinepark aannemelijk dat de onroerende zaak in ieder geval hinder ondervindt van het windturbinepark in de vorm van geluidshinder en visuele hinder. Een waardedrukkend effect van de komst van de windmolens die gerealiseerd zijn aan het begin van het heffingsjaar, acht het Hof aannemelijk. De rechtbank heeft terecht de omstandigheid van de aanstaande aanwezigheid van windmolens en bouwhinder bij de bepaling van de waarde betrokken.

4.4. De Inspecteur heeft aangevoerd dat niet is gebleken dat de woningen in de wijk waarin de onroerende zaak is gelegen een waardevermindering hebben ondervonden van de toen aanstaande komst en de latere feitelijke aanwezigheid van het windmolenpark. Hij heeft daarvoor in beroep en in hoger beroep de verkoopgegevens genoemd van een drietal geljiksoortige eengezinswoningen die in eenzelfde rijtje zijn gelegen en die zijn verkocht in maart 2003, maart 2006 en maart 2007 aan de [b-straat]. Deze woningen liggen alle ongeveer 650 meter verwijderd van het windmolenpark en hebben ongeveer dezelfde verkoopprijs van € 170.000 opgebracht. De woningen liggen in dezelfde wijk en aan dezelfde buitenrand als de onroerende zaak. De verkoopsommen van de woningen acht het Hof echter van onvoldoende gewicht om te komen tot een ander oordeel dan de rechtbank. Veeleer zou in een situatie zonder deze windmolens gelet op de prijsontwikkeling in die jaren een waardestijging van de woningen in het gebied zijn te constateren.

5. Op grond van het vorenoverwogene is zowel het hoger beroep als het incidenteel hoger beroep ongegrond. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.W. Savelbergh, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 14 april 2010 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.