Gerechtshof 's-Gravenhage, 14-04-2010, BM2579, BK-09-00458
Gerechtshof 's-Gravenhage, 14-04-2010, BM2579, BK-09-00458
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 14 april 2010
- Datum publicatie
- 28 april 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2010:BM2579
- Zaaknummer
- BK-09-00458
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Het Hof acht de door de rechtbank gehandhaafde waarde van de onroerende zaak juist. Het Hof overweegt daarbij nog dat de voor de waardering in beroep gehanteerde referentieverkopen recreatiewoningen betreffen op het park [R] waarvan de ondergrond is belast met het recht van erfpacht. Voor de herleiding van deze verkopen tot de waarde in het economische verkeer dient te worden uitgegaan van de overdracht in onbezwaarde eigendom van deze woningen en de onroerende zaak per de peildatum. Dit vormde de reden dat de verkoopprijs werd verhoogd met een kapitalisatie van de erfpachtscanon. In de matrix gevoegd bij het taxatierapport heeft de Inspecteur de kapitalisatie van de canon dan ook terecht toegepast.
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-09/00458
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de achtste enkelvoudige belastingkamer van 14 april 2010
op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank 's- Gravenhage van 12 juni 2009, nummer AWB 08/784 betreffende de door de Inspecteur, de heffingsambtenaar van de gemeente Goedereede, op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) genomen beschikking, waarbij de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Q], per de waardepeildatum 1 januari 2005 en geldend voor het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 is vastgesteld.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 31 maart 2010, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar is verschenen mevrouw mr. [A], namens de Inspecteur en ir. [B], taxateur tot bijstand van de Inspecteur. Belanghebbende is niet verschenen. Belanghebbende heeft op 30 maart 2010 aan het Hof per fax een brief gezonden waarin hij meedeelt niet op de zitting aanwezig te zullen zijn. Een afschrift van dit bericht is op 30 maart 2010 per fax en per post aan de Inspecteur gezonden. De Inspecteur heeft ter zitting meegedeeld een afschrift te hebben ontvangen.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Gronden
1.1. De Inspecteur heeft ten aanzien van belanghebbende op de voet van artikel 22 van de Wet een beschikking genomen, waarbij de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat 1] te [Q] (hierna: de onroerende zaak) per de waardepeildatum 1 januari 2005 en voor het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 is vastgesteld op € 188.000 (hierna: de WOZ-beschikking). In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag in de onroerende-zaakbelasting voor het jaar 2007 bekendgemaakt.
1.2. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de waarde van de onroerende zaak verminderd tot € 165.000.
1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende is tegen die uitspraak in hoger beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.1. Belanghebbende is genothebbende krachtens eigendom van de onroerende zaak. De onroerende zaak betreft een vrijstaande recreatiewoning, gebouwd in 1967 en is in 2003 vergroot met een losse berging en een carport. De onroerende zaak is op een vakantiepark gelegen. Op de ondergrond van de onroerende zaak rust niet een recht van erfpacht. De kaveloppervlakte van de onroerende zaak bedraagt 664 m2. De inhoud van de woning bedraagt 253 m3 exclusief de berging.
2.2. De onroerende zaak is gelegen in het midden van het park en grenst aan een parkeerterrein zonder gemarkeerde vakken. Aan die kant bevindt zich een terras bij de woning.
3. In geschil is de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2005. Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de waarde tot € 126.383 per de peildatum. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Belanghebbende heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank is voorbijgegaan aan een aantal feiten. Belanghebbende stelt dat de carport ten onrechte in de waardering is betrokken. Hij maakt voorts bezwaar tegen het bij de vergelijking buiten beschouwing laten van de recreatiewoningen [a-straat 2 en 3]. In het belastingjaar 2001 is bij het bepalen van de waarde van de woning rekening gehouden met het waardeverminderde effect van de ligging aan het parkeerterrein. Zijns inziens dient de tussentijdse verhoging van de waarde na de verbouwing in 2003 tot € 126.383 ook voor het onderhavige tijdvak te worden gehanteerd.
4.1. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet dient de waarde van een onroerende zaak te worden bepaald op de aan de onroerende zaak toe te kennen waarde, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle eigendom in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
4.2. Belanghebbende herhaalt zijn voor de rechtbank aangevoerde grieven. Uit het door de Inspecteur overgelegde taxatierapport blijkt dat de carport - alhoewel, anders dan belanghebbende stelt, een onroerende zaak - niet in de waardering van de onroerende zaak door de Inspecteur is betrokken. Het Hof acht de door de rechtbank gehandhaafde waarde van de onroerende zaak en de daartoe in onderdeel 3.4 van de uitspraak gegeven oordelen juist. Het Hof overweegt daarbij nog dat de voor de waardering in beroep gehanteerde referentieverkopen recreatiewoningen betreffen op het park [R] waarvan de ondergrond is belast met het recht van erfpacht. Voor de herleiding van deze verkopen tot de waarde in het economische verkeer, zoals hiervoor in 4.1 is geoordeeld, dient te worden uitgegaan van de overdracht in onbezwaarde eigendom van deze woningen en de onroerende zaak per de peildatum. Dit vormde de reden dat de verkoopprijs werd verhoogd met een kapitalisatie van de erfpachtscanon. In de matrix gevoegd bij het taxatierapport heeft de Inspecteur de kapitalisatie van de canon dan ook terecht toegepast.
5. Op grond van het vorenoverwogene is het hoger beroep ongegrond. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.W. Savelbergh, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 14 april 2010 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.