Gerechtshof 's-Gravenhage, 04-05-2010, BM4933, BK-09/00684
Gerechtshof 's-Gravenhage, 04-05-2010, BM4933, BK-09/00684
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 4 mei 2010
- Datum publicatie
- 19 mei 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2010:BM4933
- Zaaknummer
- BK-09/00684
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Het is niet aannemelijk geworden dat de door belanghebbende ervaren geluidsoverlast objectief bezien een waardedrukkend effect heeft. De Inspecteur heeft met het door hem ingebrachte taxatierapport, de daarin vermelde vergelijkingsobjecten en met hetgeen hij overigens heeft aangevoerd voldoende aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning van belanghebbende op de waardepeildatum niet te hoog is vastgesteld.
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummers BK-09/00684
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 4 mei 2010
op het hoger beroep van [belanghebbende], wonende te [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 27 augustus 2009, nr. AWB 09/2145 WOZ, betreffende na te noemen aan belanghebbende opgelegde aanslag en ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking.
Aanslag, beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. De Inspecteur, de heffingsambtenaar van de gemeente Delft, heeft bij beschikking van 28 februari 2009 (hierna: de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] (hierna: de woning), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) op waardepeildatum 1 januari 2008 (hierna: de waardepeildatum) voor het kalenderjaar 2009 vastgesteld op € 642.000. Met de beschikking is in een geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de onroerendezaaksbelasting voor het jaar 2009 (hierna: de aanslag).
1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 110. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft op dit verweerschrift gerepliceerd bij brief met bijlagen van 8 december 2009, binnengekomen bij het Hof op 11 december 2009. De Inspecteur heeft vervolgens gedupliceerd bij brief van 27 januari 2010, binnengekomen bij het Hof op 29 januari 2010.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 24 maart 2010, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is in hoger beroep, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3. Belanghebbende is gebruiker en genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning. De woning is een drive-in eindwoning. De inhoud van de woning is ongeveer 671 m3 en de oppervlakte van het perceel is ongeveer 251 m2. Belanghebbende heeft de woning op 26 februari 2003 gekocht voor een koopsom van € 605.450.
Verordening
4.1. De raad van de gemeente Delft heeft in zijn openbare vergadering van 6 november 2008 vastgesteld de Verordening onroerendezaakbelastingen Delft 2009 (hierna: de Verordening).
4.2. De Verordening is gewijzigd bij raadsbesluit vastgesteld door voormelde gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 18 december 2008.
4.3. Blijkens de inhoud van de gedingstukken zijn de Verordening en de wijziging als onder 4.2 bedoeld op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
Omschrijving geschil en standpunten van partijen
5.1. In hoger beroep is in geschil of de woning op de waardepeildatum een waarde heeft van € 642.000. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
5.2. Voor de gronden waarop partijen hun standpunten doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Conclusies van partijen
6.1. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, van de uitspraak op bezwaar en tot wijziging van de beschikking onder vaststelling van de waarde van de woning op € 450.000.
6.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
7.1. Krachtens artikel 17, eerste lid, van de Wet WOZ, wordt aan een onroerende zaak een waarde toegekend. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt deze waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, oftewel de prijs die hij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
7.2. Op de Inspecteur rust de last aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woning op de waardepeildatum niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Daartoe heeft de Inspecteur een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 15 juli 2009 door [A], taxateur. In dit taxatierapport is de waarde van de woning getaxeerd op € 642.000. Naast gegevens van de woning, bevat dit taxatierapport gegevens van een aantal vergelijkingsobjecten.
7.3. Belanghebbende betwist de vergelijkbaarheid van de door de Inspecteur aangevoerde drie vergelijkingsobjecten slechts in zoverre dat deze objecten zo ver verwijderd liggen van de woning van belanghebbende, dat aldaar geen hinder wordt ondervonden van de geluidsoverlast die belanghebbende stelt te ervaren. De woning van belanghebbende is, in tegenstelling tot de drie vergelijkingsobjecten, staande en gelegen aan het [b-straat] te [Z] alwaar gedurende de zomermaanden evenementen worden gehouden waarbij geluid wordt geproduceerd in de openbare ruimte. Belanghebbende stelt dat dit geluid, gelet op de door hem gestelde aantallen decibellen, een waardedrukkend effect heeft waarmee de Inspecteur geen dan wel onvoldoende rekening heeft gehouden bij het bepalen van de waarde van de woning. Belanghebbende stelt een waarde van € 450.000 zonder dit overigens te onderbouwen met objectieve vergelijkingsgegevens, zoals een taxatierapport.
7.4. De Inspecteur betwist dat de door belanghebbende ervaren geluidsoverlast een objectief waardedrukkend effect heeft. De Inspecteur stelt daartoe dat het aantal geluid producerende evenementen aan het [b-straat] lager ligt dan belanghebbende stelt en dat daarbij minder hard geluid wordt geproduceerd. Daarenboven brengt de Inspecteur verkoopcijfers van woningen staande en gelegen aan en in de directe omgeving van het [b-straat] in het geding waaruit blijkt dat van een waardedrukkend effect van de door belanghebbende gestelde geluidsoverlast geen sprake is. Het is niet aannemelijk geworden dat de door belanghebbende ervaren geluidsoverlast objectief bezien een waardedrukkend effect heeft.
7.5. De Inspecteur heeft met het door hem ingebrachte taxatierapport, de daarin vermelde vergelijkingsobjecten en met hetgeen hij overigens heeft aangevoerd voldoende aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning van belanghebbende op de waardepeildatum niet te hoog is vastgesteld.
7.6. Het vorenstaande voert het Hof tot de slotsom dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is.
Proceskosten en griffierecht
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. B. van Walderveen, Th. Groeneveld en H.A.J. Kroon, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 4 mei 2010 in het openbaar uitgesproken. Bij ontstentenis van de voorzitter is deze uitspraak ondertekend door mr. Kroon.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.