Gerechtshof 's-Gravenhage, 04-05-2010, BM5668, BK-09-00716
Gerechtshof 's-Gravenhage, 04-05-2010, BM5668, BK-09-00716
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 4 mei 2010
- Datum publicatie
- 26 mei 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2010:BM5668
- Zaaknummer
- BK-09-00716
Inhoudsindicatie
Het rechtsmiddel van bezwaar stond niet open voor de bezwaren die belanghebbende heeft tegen de tariefstelling voor het jaar 2008 en evenmin voor de tariefstelling in andere jaren, tenzij moet worden geoordeeld dat een regeling is getroffen die in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel, in welk geval het in geding zijnde Besluit onverbindend moet worden verklaard. Het hanteren van het voormelde tarief kan niet worden gekenschetst als onredelijk of willekeurig. Ook overigens bieden de gedingstukken geen grond voor het oordeel dat bij het vaststellen van de hoogte van het tarief en bij de overige voor het tot stand brengen van de in het Besluit gemaakte noodzakelijke keuzen in strijd is gehandeld met enig algemeen rechtsbeginsel.
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-09/00716
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 4 mei 2010
op het hoger beroep [belanghebbende] te [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 augustus 2009, nummer AWB 08/8507 WATOM, betreffende na te noemen besluit.
Besluit, bezwaar, en geding in eerste aanleg
1.1. De Inspecteur, de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap van Rijnland, heeft aan belanghebbende voor het jaar 2008 een aanslag waterschapsomslag gebouwd van € 378 opgelegd.
1.2. Het door belanghebbende tegen deze aanslag gemaakte bezwaar is door de Inspecteur ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep bij de rechtbank ingesteld.
1.4. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak in hoger beroep gekomen bij het Hof.
2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek. Belanghebbende heeft gereageerd op de conclusie van dupliek bij brief van 24 februari 2010, bij het Hof ingekomen op 1 maart 2010 en waarvan door de griffier een afschrift aan de Inspecteur is gezonden.
2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 23 maart 2010, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
3.1. Belanghebbende is in het onderhavige jaar 2008 genothebbende krachtens eigendom van de woning [a-straat 1] te [Z] (hierna ook: de onroerende zaak). Het betreft een onroerende zaak als bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. De waarde van de woning als bedoeld in voormeld hoofdstuk is door de heffingsambtenaar van voormelde gemeente vastgesteld op € 2.700.000. Belanghebbende heeft rechtsmiddelen tegen die waarde ingesteld.
3.2. De Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap Rijnland heeft in de vergadering van 12 december 2007 besloten het tarief in artikel 12, eerste lid, van de Omslagverordening 2007 voor het belastingjaar 2008 te verlagen van € 0,36 naar € 0,35 (hierna: het Besluit). Een afschrift van het Besluit behoort tot de stukken van het geding.
3.3. Volgens het na voormelde wijziging geldende artikel 12 van de Omslagverordening 2007, bedraagt het tarief van de waterschapsomslag gebouwd voor elke volle € 2.500 van de heffingsmaatstaf € 0,35.
3.4. Voormelde aanslag is berekend als volgt: € 2.700.000/€ 2.500 maal € 0,35.
Omschrijving geschil, standpunten en conclusies van partijen
4.1. In geschil is of de aanslag naar een juist bedrag is opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of het in artikel 12 van de Omslagverordening Rijnland 2007 opgenomen tarief voor het jaar 2008 van de omslag gebouwd verbindend is, welke vragen door de Inspecteur bevestigend en belanghebbende ontkennend worden beantwoord.
4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof naar de gedingstukken.
4.3. Belanghebbende concludeert, naar het Hof begrijpt, tot vermindering van de aanslag tot een waarbij geen sprake is van een willekeurige belastingheffing. De Inspecteur concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep wegens gebrek aan procesbelang en subsidiair tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Overwegingen omtrent het geschil
5.1. De klachten van belanghebbende richten zich in wezen tegen nadere vaststelling van de hoogte van het in het Besluit opgenomen tarief. Het in geding zijnde Besluit is een naar buiten werkende, voor de daarbij betrokkenen bindende algemene regel, die is uitgevaardigd door het openbaar gezag, dat de bevoegdheid daartoe aan de wet ontleent. Ingevolge artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen, tegen dat besluit bezwaar te maken. Van belang is derhalve of aan belanghebbende het recht toekomt tegen het Besluit, dat gelet op het vorenoverwogene is aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift, beroep in te stellen. Artikel 8:2 Awb bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift. Dit brengt mee dat in het onderhavige geval het rechtsmiddel van bezwaar niet openstond voor de bezwaren die belanghebbende heeft tegen de tariefstelling voor het jaar 2008 en evenmin voor de tariefstelling in andere jaren, tenzij moet worden geoordeeld dat een regeling is getroffen die in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel, in welk geval het Besluit onverbindend moet worden verklaard. Tot de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar als door de Inspecteur bepleit kan dit evenwel niet leiden aangezien bij gegrondbevinding van belanghebbendes klachten de aanslag in de waterschapsomslag tot een te hoog bedrag zou zijn vastgesteld.
5.2. Het hanteren van het voormelde tarief kan niet worden gekenschetst als onredelijk of willekeurig. Ook overigens bieden de gedingstukken geen grond voor het oordeel dat bij het vaststellen van de hoogte van het tarief en bij de overige voor het tot stand brengen van de in het Besluit gemaakte noodzakelijke keuzen in strijd is gehandeld met enig algemeen rechtsbeginsel.
5.3. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep ongegrond is.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, J.J.J. Engel en O.C.R. Marres, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema-van der Koogh. De beslissing is op 4 mei 2010 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.