Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 04-06-2010, BM8530, BK-09/00439

Gerechtshof 's-Gravenhage, 04-06-2010, BM8530, BK-09/00439

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
4 juni 2010
Datum publicatie
21 juni 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BM8530
Zaaknummer
BK-09/00439

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. De rechtbank heeft naar ’s Hofs oordeel met juistheid beslist dat de omtrent de onroerende zaak voorhanden zijnde gegevens meebrengen dat de waarde met € 604.000 niet te hoog is vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

nummer BK-09/00439

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer van 4 juni 2010

in het geding tussen:

mevrouw [belanghebbende] te [Z], hierna: belanghebbende,

en

het hoofd van afdeling belastingen van de gemeente Zoetermeer, hierna: de Inspecteur,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 juni 2009, nummer AWB 08/6739 WOZ, betreffende de hierna vermelde beschikking en aanslag.

Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Bij een op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) genomen beschikking heeft de Inspecteur de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] (hierna: de onroerende zaak), naar het waardepeil van 1 januari 2007 vastgesteld op € 604.000 (hierna: de beschikking). De beschikking geldt voor het jaar 2008.

1.2. Blijkens het biljet waarop de beschikking is vermeld, heeft de Inspecteur tevens - voor zover hier van belang - aan belanghebbende voor het jaar 2008 wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak een aanslag in de onroerendezaakbelasting van de gemeente Zoetermeer opgelegd naar een heffingsmaatstaf van € 604.000. De aanslag bedraagt € 901.

1.3. De beschikking is overeenkomstig artikel 24, vierde lid, van de Wet opgelegd aan belanghebbende.

1.4. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.5. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. In verband daarmee is van belanghebbende een griffierecht geheven van € 39.

1.6. Bij de in de aanhef vermelde uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is van belanghebbende een griffierecht geheven van € 110. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.

2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 23 april 2010, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar zijn namens de Inspecteur mevrouw mr. [A] en [B] verschenen. Belanghebbende is daar, met schriftelijke kennisgeving aan het Hof, niet verschenen en heeft daarbij niet verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling van het hoger beroep. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding is in hoger beroep, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan:

3.1. Belanghebbende is genothebbende krachtens eigendom van de onroerende zaak.

3.2. De onroerende zaak is een rond het jaar 1987 gebouwde vrijstaande woning met aangebouwde garage, erf, tuin, ondergrond en verder toebehoren. De onroerende zaak heeft een vloeroppervlakte van in totaal 190 m², en een inhoud van 580 m3. De perceelsoppervlakte bedraagt 435 m².

3.3. De onroerende zaak is gelegen in de woonwijk [P] op goede stand nabij het recreatiegebied [Q].

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. In geschil is of de onroerende zaak met € 604.000 te hoog is gewaardeerd, welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt.

4.2. Belanghebbende staat een waarde voor van ten hoogste € 532.000. Het door belanghebbende bij haar conclusie van repliek overgelegde taxatierapport noemt een waarde van € 568.000.

4.3. De Inspecteur houdt staande dat de waarde € 604.000 is.

4.4. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die zij daartoe in de van hen afkomstige stukken en hebben aangevoerd.

Beoordeling van het hoger beroep

5.1. Overeenkomstig artikel 17, tweede lid, van de Wet en de wetsgeschiedenis van deze bepaling moet de waarde van onroerende zaken zoals die van belanghebbende worden vastgesteld op de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor die zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde zou zijn besteed, waarbij voorts ervan moet worden uitgegaan dat bij die veronderstelde verkoop de volle en onbezwaarde eigendom zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt onmiddellijk en in volle omvang in feitelijk gebruik zou kunnen nemen.

5.2. De Inspecteur, op wie te dezen de bewijslast rust, heeft ter ondersteuning van de door hem voorgestane waarde in het bijzonder gewezen op een bij het verweerschrift in eerste aanleg gevoegd taxatierapport van 19 januari 2009 en op de bij het verweerschrift in hoger beroep gevoegde aanvulling (hierna: het taxatierapport), waarin gegevens staan betreffende de onroerende zaak en betreffende een drietal vergelijkingsobjecten.

5.3. Het Hof neemt in aanmerking dat geen reden bestaat te twijfelen aan de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en deskundigheid van de door de Inspecteur ingeschakelde taxateur [B], de opsteller van het taxatierapport van de Inspecteur en degene die tot bijstand van de Inspecteur ter zitting is verschenen.

5.4. De rechtbank heeft naar 's Hofs oordeel met juistheid beslist dat de omtrent de onroerende zaak voorhanden zijnde gegevens meebrengen dat de waarde met € 604.000 niet te hoog is vastgesteld. Met al hetgeen de Inspecteur in beroep en hoger beroep over de onroerende zaak en de door hem gehanteerde vergelijkingsobjecten heeft aangevoerd en aan stukken, vooral het taxatierapport, heeft ingebracht, acht het Hof de Inspecteur erin geslaagd aannemelijk te hebben gemaakt dat de onroerende zaak niet een lagere waarde dan € 604.000 is toe te kennen.

5.5. Meer specifiek is het Hof van oordeel dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt, ook tegen de achtergrond van de waardering door de door belanghebbende ingeschakelde makelaar en taxateur [C], dat met betrekking tot de waardevaststelling ruimschoots rekening is gehouden met de door belanghebbende opgesomde aspecten, zowel als zodanig als ten opzichte van de in het taxatierapport van de Inspecteur vermelde vergelijkingsobjecten ten tijde van de respectieve transactiedata. Met de stelling dat sprake is van achterstallig onderhoud en de stelling dat de woning gedateerd is, heeft belanghebbende het verschil tussen de door haar taxateur getaxeerde waarde van € 568.000 en de door de Inspecteur voorgestane waarde van € 604.000 onvoldoende aannemelijk gemaakt.

5.6. Het vorenoverwogene voert het Hof tot de slotsom dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is. Bijgevolg moet worden beslist als hierna is vermeld.

Proceskosten en griffierecht

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is vastgesteld door mrs. W.M.G. Visser, J.T. Sanders en H.A.J. Kroon, in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. Akarkan. De beslissing is op 4 juni 2010 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.