Gerechtshof 's-Gravenhage, 04-05-2010, BM9577, BK-09-00329
Gerechtshof 's-Gravenhage, 04-05-2010, BM9577, BK-09-00329
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 4 mei 2010
- Datum publicatie
- 29 juni 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2010:BM9577
- Zaaknummer
- BK-09-00329
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. In geschil is of de Inspecteur een hoger bedrag dan het bij de aanslag in aftrek toegelaten bedrag van ƒ 31.300 aan kosten van onderhoud en andere kosten en lasten van onroerende zaken op de verhuurinkomsten van de panden in aftrek had moeten aanvaarden.
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-09/00329
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 4 mei 2010
op het beroep van [belanghebbende], te [Z], hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak van de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Holland Noord, betreffende na te noemen aanslag.
Aanslag en bezwaar
1.1. Aan belanghebbende is over het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premieheffing volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 171.582.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Bij de bestreden uitspraak is de aanslag gehandhaafd.
Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Gerechtshof te Amsterdam. Dat Hof heeft bij uitspraak van 4 juli 2005, nr. P04/3059, het beroep ongegrond verklaard.
2.2. Op het tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam door belanghebbende ingestelde beroep in cassatie heeft de Hoge Raad bij arrest van 29 mei 2009, nr. 42 483, LJN BI5106, de uitspraak van voornoemd Hof vernietigd en de zaak ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
2.3. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad, van welke gelegenheid beide partijen gebruik hebben gemaakt. Partijen hebben vervolgens op elkaars uitlatingen gereageerd.
2.4. De Inspecteur heeft op 12 maart 2010 een nader stuk ingediend, waarvan op 15 maart 2010 een afschrift aan belanghebbende is toegezonden. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 23 maart 2010, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende heeft sedert 1991 zuivere inkomsten uit de verhuur van onroerende zaken genoten. Ultimo 1997 heeft hij twee (woon)panden in eigendom verworven, gelegen aan het [a-straat 1] te [Z] respectievelijk de [b-straat 1] te [P] (hierna ook: de panden). De panden zijn beide met ingang van 1 januari 1998 in gemeubileerde staat door belanghebbende aan derden verhuurd voor respectievelijk ƒ 1.800 en ƒ 1.250 per maand.
3.2. Tot de stukken van het geding behoort een op 6 november 1997 opgemaakt rapport inzake een op 3 november 1997 uitgevoerde taxatie van het pand aan de [b-straat 1] te [P]. De indeling van het pand wordt als volgt omschreven: "Hal, toilet, woonkamer, keuken, bijkeuken, aanbouw met 2 ruimten, 1e Verdieping; 3 slaapkamers en badkamer, berging. 2e Verdieping: bergvliering." De omschrijving van keuken, sanitair, centrale verwarming en warmwatervoorzieningen luidt: "Eenvoudige keuken, 2x toilet, ligbad, douche, wastafel, C.V., gasketel, warmwater via C.V. ketel.". In het taxatierapport wordt de onderhoudstoestand van het pand op alle aspecten als "matig" of "slecht" getaxeerd. Voorts wordt op korte termijn de noodzaak verwacht tot vernieuwing van de cv-apparatuur over te gaan, wordt een keuring van de elektrische installatie geadviseerd en is onder het kopje "nadere mededelingen" vermeld dat de gehele woning gerenoveerd dient te worden.
3.3. Belanghebbende heeft gedurende de jaren 1998, 1999 en 2000 verbouwingswerkzaam-heden aan de panden verricht c.q. laten verrichten. In de aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 1998 en 1999 heeft hij als kosten van onderhoud voor de panden respectievelijk een bedrag van ƒ 69.008 en ƒ 71.546 in aftrek gebracht op zijn inkomen.
3.4. In zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000, gedagtekend 29 maart 2001, heeft belanghebbende bij de vraag inzake inkomsten uit overige onroerende zaken de volgende gegevens opgenomen:
- inkomsten ƒ 20.600
onderhoud en andere kosten en lasten ƒ 105.596
afschrijvingen ƒ 3.090
totaal ƒ 108.686 -
- totaal inkomsten uit onroerende zaken -/- ƒ 88.086.
In de als bijlage 4 bij de aangifte voor het jaar 2000 gevoegde lijst 'kosten [b-straat] + [a-straat] 2000' is met datum 31 december 2000 een bedrag van ƒ 94.902,32 (€ 43.064) aan "onderhoud/reparaties" voor de panden opgevoerd. Een onderbouwing of specificatie van dat bedrag is gegeven.
3.5. Naar aanleiding van de door belanghebbende ingediende aangifte heeft de Inspecteur bij brief van 8 augustus 2001 belanghebbende verzocht om aanvullende informatie inzake de aftrek van onderhoudskosten met betrekking tot de panden. Gevraagd werd om facturen, offertes, kostenbegrotingen, betalingsbewijzen, bouwvergunningen, het bestek en de bouwtekeningen, alsmede om splitsing van de kosten naar kosten van onderhoud en kosten van verbetering. Bij brief van 16 augustus 2001 is dat verzoek herhaald, waarbij de Inspecteur belanghebbende heeft gewezen op de krachtens artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) op hem rustende informatieplicht. Bij brief van 4 september 2001 heeft de Inspecteur op grond van artikel 47 AWR belanghebbende verzocht de gevraagde stukken uiterlijk 20 september 2001 aan hem te doen toekomen. In antwoord op die brief heeft belanghebbende medegedeeld dat hij de stukken uiterlijk 30 september 2001 aan de Inspecteur zal toezenden, waarbij hij heeft opgemerkt dat het ordenen en kopiëren van de stukken nog wel een heel werk is. Op 5 oktober 2001 heeft belanghebbende een enveloppe met bonnen en facturen aan de Inspecteur overgelegd.
3.6. Bij brief van 11 januari 2002 heeft de Inspecteur belanghebbende geïnformeerd over zijn voornemen af te wijken van de aangifte in die zin dat van de geclaimde aftrekpost voor onderhoud en andere kosten en lasten van onroerende zaken een bedrag van € 28 861 niet als aftrekbare kosten zou worden geaccepteerd.
3.7. Tot de stukken van het geding behoort een taxatierapport met betrekking tot de panden van 14 mei 2004, in opdracht van de Inspecteur opgemaakt door de taxateurs mr. [A] en [B] (hierna: het rapport).
3.8. De indeling van het pand [b-straat 1] is daarin als volgt omschreven:
"Hoekwoning met achteringang. Begane grond: hal/gang (plavuizen vloer), openkeuken (plavuizen vloer), woonkamer (laminaat vloer), zwevend toilet met fonteintje en plavuizen vloer. 1e verdieping: overloop, slaapkamer met laminaatvloer, badkamer met douchecabine, ligbad, zwevend toilet en wastafel met zuil, slaapkamer, voorslaapkamer, kleine slaapkamer. 2e verdieping: ruimte voor CV, wasmachines en droger. Tevens werkkamer aanwezig."
Verder is een appartement vermeld:
"Appartement op de begane grond. De indeling is als volgt: hal, keuken met geiser, gang, badkamer met douche en wastafel, slaapkamer, woonkamer met toegang tot de tuin, serre met toegang tot de tuin."
3.9. Voorts is daarin vermeld dat in 1998 en 2000 in de [b-straat 1] de volgende werkzaamheden zijn verricht:
"1998
Nieuwe leidingen water, gas en electra
Nieuwe betonvloer parterre (tevens vloerverwarming in de keuken en de hal (er zaten al radiatoren)
Aan de achterzijde nieuwe kozijnen met dubbele beglazing en aan de voorzijde alleen dubbele beglazing aangebracht. Dit was enkel.
Voegwerk aan de voorzijde
Houten verdiepingsvloer deels vernieuwd
Nieuwe verdieping erop gezet en deze kosten zijn niet opgevoerd
Nieuwe badkamer, houten wanden zijn vervangen door gasbeton wanden, complete renovatie
Stuukwerk
2000
Keuken vernieuwd tot hoekopstelling en dit was een rechte keuken
Aanbrengen van plavuizen vloer in keuken
Marmer blad, is niet opgevoerd
Lambrisering aangebracht
Reparatiewerkzaamheden in verband met lekkages
Achtergevel gestuukt
Nieuwe plafonds in slaapkamers en de woonkamer
Plafond in de kamer voorzien van isolatie"
en aan de [a-straat 1]:
"1998
Laminaatvloer in de woonkamer en klein materieel
2000
Geiser vernieuwd
Kamer en keuken voorzien van dubbele beglazing (was enkel) en delen houtwerk aan kozijnen
plafonds gestukadoord."
3.10. In het rapport is op basis van een analyse van de aan de panden verrichte werkzaamheden een verdeling gemaakt naar in aftrek toe te laten onderhoudskosten en niet-aftrekbare kosten van verbetering met de volgende resultaten:
"Algemeen:
Er is alleen materiaal gebruikt, omdat belastingplichtige de werkzaamheden, volgens opgaaf, zelf heeft verricht, of dat ze zijn verricht door zijn vader.
In 1998 is het achterappartement (geen vergunning voor) opgeknapt en dit moest later worden afgebroken.
[a-straat 1]
De woning aan het [a-straat 1] wordt gemeubileerd en gestoffeerd verhuurd, meestal voor kortere tijd, bijvoorbeeld aan een leraar van de [a-school].
Fasto geiser
Keuken dubbel glas uit 1995
Tuindeuren slaapkamer dubbel glas uit 1997
Plafonds gestukadoord in de kamer en de keuken
Laminaatvloer in de woonkamer is reeds weer verwijderd en nu ligt er vloerbedekking omdat de buren last hadden van geluidsoverlast.
Voordeur dubbel glas uit 1997
Stukken uit houtwerk van de kozijnen vernieuwd.
[b-straat 1]:
Nieuwe groepenkast omdat de elektra was afgekeurd.
Keukenkastjes van MDF zelf gemaakt en de kastjes laten spuiten.
Kamervloer was hout, maar door vochtproblemen is de vloer vervangen door beton en laminaat.
Dak verwijderd en vervangen door nieuwe verdieping met twee kamers.
Voorzijde opnieuw gevoegd.
Schilderwerk achterzijde moet weer worden gedaan.
Toilet
Verdiepingsvloer vernieuwd + laminaat
Douchecabine en zwevend toilet geheel gerenoveerd
CV-ketel is verplaatst naar de tweede verdieping en daar zijn ook wasmachineaansluitingen gemaakt."
Daarbij is het uitgangspunt gehanteerd dat een derde gedeelte van de totale kosten als aftrekbare onderhoudskosten voor aftrek in aanmerking komen.
De taxateur kwam tot de volgende uitsplitsing
2000 totaal aangegeven onderhoud verbetering
[a-straat 1] fl. 4.000,00 fl. 1.000,00 fl. 3.000
[b-straat 1] fl. 90.902,00 fl. 30.300,00 fl. 60.602
De splitsing resulteert voor het jaar 2000 in een bedrag van in totaal ƒ 63.602 aan niet aftrekbare kosten van verbetering en een bedrag van ƒ 31.300 aan aftrekbare kosten. In het rapport is voorts, voor zover hier van belang, nog het volgende vermeld:
"We hebben de bonnen zoals die bij ons zijn aangeleverd globaal bekeken en beoordeeld. (...)
We hebben die zaken eruit gelicht die ons direct zijn opgevallen
(...)
- Het gaat veelal om bonnen van doe het zelf zaken. Daarbij zie je zelden of nooit dat er een naam op de bonnen voorkomt. Het kan dus zijn dat er bonnen zijn 'verzameld' ter onderbouwing van de ingediende kosten.
- (...)
- Van veel bonnen is niet duidelijk wat er gekocht is. Er staan nummers op die niet tot specifieke materialen zijn te herleiden.
- (...)
- Inboedelkosten vallen niet onder het kopje onderhoud/verbetering. Het gaat hier, volgens opgaaf, om een bedrag van (...) ƒ 5716,20 in 2000.
- (...)
(...)
Samenvatting
Er zijn erg veel 'dubieuze' rekeningen aangetroffen. (...) Voor zover we het nu in kaart hebben gebracht zullen we de volgende bedragen buiten beschouwing laten; Voor 2000: ƒ 26 674,35 (...)."
3.11. Belanghebbende heeft in bijlage 36 van het beroepschrift voor het gerechtshof te Amsterdam naast het in de aangifte opgenomen bedrag van ƒ 96.402 aan onderhoudskosten nog een bedrag van ƒ 86.850 vermeld als volgt:
"Niet opgevoerd
ƒ 2.300,00 [a-bedrijf] spuiten keuken [b-straat]
ƒ 55.000,00 [b-bedrijf] dak vervangen [b-straat]
ƒ 3.750,00 [c-bedrijf] aanrechtblad [b-straat]
ƒ 2.800,00 [d-bedrijf] schuur [b-straat]
ƒ 22.000,00 [e-bedrijf] keuken,vernieuwd [a-straat]
ƒ 86.850.00"
Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. In geschil is of de Inspecteur een hoger bedrag dan het bij de aanslag in aftrek toegelaten bedrag van ƒ 31.300 aan kosten van onderhoud en andere kosten en lasten van onroerende zaken op de verhuurinkomsten van de panden in aftrek had moeten aanvaarden, welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt.
4.2. Belanghebbende voert ter ondersteuning van zijn standpunt - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
Aan het pand [b-straat 1] zijn substantieel werkzaamheden verricht. Blijkens het taxatierapport dat in november 1997 kort voor de aankoop is opgemaakt blijkt dat het pand op dat moment in een zeer gebrekkige staat van onderhoud verkeerde. Blijkens de twee waarnemingen ter plaatse door de Belastingdienst staat vast wat het eindresultaat was. Niet in geschil kan zijn dat er veel stucwerk heeft plaatsgevonden, kozijnen zijn vervangen, een versleten keuken en een versleten badkamer zijn vervangen door een nieuwe die geschikt is voor verhuur aan derden, dat er kosten zijn gemaakt voor meubilering en dat de muren zijn geverfd of behangen, elektra is vervangen en een vloer is vervangen die door lekkage is aangetast.
Van belanghebbende kan redelijkerwijs niet worden gevergd dat hij beschikt over op naam gestelde facturen/bonnen. Het is ongebruikelijk om dit als eis te stellen. Belanghebbende heeft zoveel feitenmateriaal in de vorm van bonnen, facturen, foto's en verklaringen, naar voren gebracht dat de bewijslast op de Inspecteur ligt dat belanghebbende niet het door hem gestelde bedrag in aftrek mag brengen. Uit de overgelegde bonnen is duidelijk af te leiden op welke goederen en diensten zij zien. Vijfennegentig percent van de kosten heeft betrekking op onderhoud aan het pand [b-straat 1]. Het is onredelijk te eisen om aan te geven waar elk schroefje, pot verf en andere gebruikte materialen in het pand terecht zijn gekomen.
Kleine posten van minder dan ƒ 1.000 zijn analoog aan de regeling voor winst uit onderneming in een keer aftrekbaar. Daarop behoeft niet te worden afgeschreven.
De kosten voor de gemeubileerde verhuur zijn aftrekbaar. De Belastingdienst heeft al impliciet geaccepteerd dat kosten voor deze posten (lamp, matras, radio, lattenbodem , vrieskist e.d.) gemaakt zijn. Activering en afschrijving is niet gebruikelijk.
Tijdens het hoorgesprek zijn afspraken gemaakt met de Belastingdienst die zijn vastgelegd in de brief van 1 december 2003. Deze afspraken zijn niet nagekomen. De taxateur die voor de tweede maal heeft getaxeerd diende rekening te houden met de zogenaamde enkelglas/dubbelglas problematiek. Dit hield in dat hoewel dubbel glas was aangebracht kosten van enkel glas zouden worden geaccepteerd als onderhoud. Eenzelfde redenering gaat op voor andere posten waar een onderscheid tussen onderhoud en verbetering dient te worden gemaakt.
De aangiften in eerdere jaren zijn op het punt van gemaakte onderhoudskosten voor de door belanghebbende verhuurde panden steeds gevolgd. Belanghebbende kan aan deze gang van zaken vertrouwen ontlenen dat ook voor het onderhavige jaar de post onderhoudskosten wordt geaccepteerd.
Belanghebbende mag de door hem gemaakte additionele kosten als het spuiten van de keuken aan de [b-straat], werkzaamheden aan de schuur, vernieuwing keuken alsnog in aftrek brengen.
Belanghebbende herhaalt zijn aanbod de ingeschakelde hulptroepen als getuigen te horen met betrekking tot het volgende. De kosten van verhuurmateriaal van o.a. [f-bedrijf] zijn door belanghebbende gemaakt. Het materiaal is door de hulptroepen gehaald.
Belanghebbende biedt aan een descente toe te laten in zijn woning [c-straat] te [Z] om te bewijzen dat de daar afgeleverde keuken bestemd was voor de [b-straat].
4.3. De Inspecteur houdt staande dat de aanslag juist is vastgesteld.
4.4. Voor een verdere uiteenzetting van de gronden waarop partijen hun standpunten doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Conclusies van partijen
5.1. Belanghebbende heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 107.960.
5.2. De conclusie van de Inspecteur is dat de uitspraak op bezwaar dient te worden bevestigd.
Overwegingen omtrent het geschil
6.1. Op belanghebbende rust de bewijslast dat hij in het onderhavige jaar tot de door hem gestelde bedragen uitgaven heeft gedaan voor onderhoud en andere kosten en lasten van de verhuurde panden. Tussen partijen is niet in geschil dat de onder 3.9 vermelde werkzaamheden zijn verricht.
6.2. Het Hof heeft de door belanghebbende in de aangifte- en de bezwaarfase overgelegde summiere overzichten, in beroep overgelegde overzichten met daarop data, bedragen, steekwoorden, de overgelegde bonnen en facturen gewogen en in onderlinge samenhang en verband bezien. Evenwel wordt uit de bonnen en de facturen onvoldoende aannemelijk dat er tot de door belanghebbende gestelde bedragen goederen aan hem zijn geleverd dan wel diensten aan hem zijn verleend, en door hem zijn betaald, ten behoeve van het onderhoud van de panden in het onderhavige jaar. Het grootste deel van de bonnen vermeldt niet belanghebbende als afnemer en/of betaler van de geleverde goederen dan wel de diensten, terwijl niet duidelijk wordt welke goederen en diensten in relatie staan tot de panden waaraan onderhoud is verricht. Evenmin is op andere wijze, bijvoorbeeld door het overleggen van bankafschriften een relatie te leggen tussen de door belanghebbende in het geding gebrachte afschriften van bonnen en nota's en door hem daarop verrichte betalingen. Het Hof heeft al deze gegevens gewogen tegenover het rapport van de Inspecteur waarbij over het jaar 2000 een bedrag van ƒ 31.300 als onderhoudskosten in aftrek is aanvaard. De conclusie is dat belanghebbende voor de juistheid van de hoogte van de door hem gevraagde aftrek boven het reeds toegestane bedrag van ƒ 31.300 onvoldoende feitelijke gegevens bijeen heeft gebracht. Voor een andere of nadere verdeling van de bewijslast als door belanghebbende verdedigd, acht het Hof geen plaats.
6.3. Het Hof heeft bij dit oordeel het volgende in aanmerking genomen.
6.4. De bonnen van [g-bedrijf] zijn niet op naam van belanghebbende gesteld, noch zijn afschriften overgelegd waaruit blijkt dat zij voor rekening van belanghebbende zijn gekomen. Een aantal bonnen van [g-bedrijf] betreffen offertes of bestellingen waarvan uit de stukken niet volgt dat de daarin genoemde goederen zijn afgenomen en betaald.
Door [h-bedrijf] en [b-bedrijf] zijn offerten gemaakt. Niet blijkt dat deze geleid hebben tot werkzaamheden van deze firma's aan het dak van een van de panden in het onderhavige jaar of tot uitgaven door belanghebbende in dat jaar. Het rapport vermeldt dat in 1998 een dakopbouw is geplaatst.
Belanghebbende heeft geen nota's overgelegd of andere feitelijke gegevens verstrekt waaruit blijkt dat voor of door hem werkzaamheden aan een schuur bij het pand [b-straat] zijn verricht.
6.5. De bedragen die zijn genoemd in het staatje dat belanghebbende in beroep heeft overgelegd (bijlage 36) met data gelegen in het jaar 2001 kunnen verder onbesproken blijven.
6.6. In het rapport is vermeld dat het appartement in het jaar 1998 is opgeknapt. Belanghebbende heeft de stelling van de Inspecteur dat het appartement in het jaar 2000 is afgebroken niet weersproken. Dat belanghebbende in het onderhavige jaar ten behoeve van dat appartement nog kosten voor vervanging van bijvoorbeeld het sanitair heeft gemaakt is onvoldoende aannemelijk geworden.
6.7. Voor de toepassing van het bepaalde in artikel 35 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 is beslissend of de werkzaamheden die belanghebbende heeft verricht of heeft laten verrichten al dan niet ertoe hebben gestrekt om het pand, in bruikbare staat te herstellen en aldus de ingetreden achteruitgang op te heffen. Blijkens het rapport heeft de taxateur ter zake van het door belanghebbende opgevoerde bedrag ad ƒ 94.902 onderzocht of sprake is van onderhoud of verbetering. Bij de bepaling van de hoogte van het bedrag aan onderhoudskosten heeft hij in voldoende mate rekening gehouden met bovenvermelde norm en heeft hij, gelet op het in 6.2 overwogene kunnen komen tot zijn conclusies als hiervoor vermeld. Belanghebbende heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
6.8. Belanghebbende heeft aangevoerd dat de Inspecteur met enkel glas in plaats van dubbel glas en met een gewoon aanrechtblad in plaats van een marmeren aanrechtblad rekening had moeten houden. De Inspecteur heeft echter onweersproken gesteld dat nader is gebleken dat in het pand [a-straat 1] al in het jaar 1997 dubbel glas is aangebracht, zodat voor het onderhavige jaar dienaangaande terecht geen bedrag in aftrek is toegelaten.
6.9. Voor wat betreft de keuken aan de [b-straat] heeft de Inspecteur voldoende aannemelijk gemaakt dat rekening is gehouden met het feit dat een verbetering heeft plaatsgevonden bij het vervangen van een eenvoudige rechte keuken door een hoekkeuken die - in tegenstelling tot de oude keuken - is voorzien van een marmeren aanrechtblad, een Miele fornuis en een draaicarrousel.
6.10. De Inspecteur heeft gemotiveerd betwist dat sprake is geweest van een vervanging van de keuken aan [a-straat 1]. Belanghebbende heeft zijn stelling dat aldaar in het onderhavige jaar een keuken is geplaatst van ƒ 11.000 door [e-bedrijf], niet aannemelijk gemaakt. De overgelegde rekeningen van [e-bedrijf] betreffen slechts een bedrag van ongeveer ƒ 800 in totaal en betreft goederen die zijn geleverd aan belanghebbende op zijn huisadres. Niet aannemelijk is geworden dat die goederen dienden ter vervanging van de keuken. Voor zover de stellingen van belanghebbende moeten worden begrepen als zouden de goederen betrekking hebben op de keuken aan de [b-straat] geldt hetgeen hiervoor onder 6.7 is overwogen.
6.11. De door belanghebbende ingenomen stelling dat bij verhuur van panden kleine posten tot een bedrag van ƒ 1.000 zonder meer in aftrek kunnen worden toegelaten kan reeds daarom niet slagen omdat het door belanghebbende voor het onderhavige jaar in aftrek gebrachte bedrag vele malen hoger is.
6.12. De stelling van belanghebbende dat, nu in eerdere jaren onderhoudskosten in aftrek zijn toegelaten, zonder meer kan worden aangenomen dat voor het onderhavige jaar tot het door belanghebbende gestelde bedrag onderhoudskosten aftrekbaar zijn is onjuist, aangezien ieder jaar op zich staat. Een beroep op het vertrouwensbeginsel is in dat verband niet gerechtvaardigd. Voor het overige geldt hetgeen het gerechtshof te Amsterdam onder 5.4 omtrent het beroep op opgewekt vertrouwen heeft overwogen. Het Hof neemt dit oordeel over en maakt het tot het zijne.
6.13. Belanghebbende heeft ter zake van inrichtingsgoederen als serviezen, bedden, rolgordijnen, matrassen en dergelijke, bonnen overgelegd. Het Hof acht aannemelijk dat dit soort goederen voor inrichting van de panden is aangekocht en gebruikt. Aan de hand van de voormelde bescheiden is echter niet duidelijk welke van de goederen voor de inrichting van welk pand is gebruikt. In goede justitie stelt het Hof de waarde van de aangeschafte inventaris vast op ƒ 5.000 per pand. Jaarlijks dient daarop 15 percent te worden afgeschreven, hetgeen voor het onderhavige jaar uitkomt op ƒ 1.500 in totaal voor beide panden.
6.14. Belanghebbende heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een bedrag van ƒ 2.115 heeft voldaan aan [...], een bemiddelingsbureau dat is ingeschakeld voor de verhuur van de panden. Deze uitgaven vormen kosten die in aftrek kunnen komen op de inkomsten uit verhuur. Deze kosten kunnen alsnog in aftrek worden gebracht nu gesteld noch is gebleken dat de Inspecteur hiermee bij de aanslagregeling rekening heeft gehouden.
6.15. Het Hof trekt niet in twijfel dat belanghebbende zich bij de in het jaar 2000 verrichte werkzaamheden heeft laten bijstaan door vrienden en familie alsmede dat er plavuizen, een draaicarrousel, een Mielefornuis, lambrisering en dergelijke zijn geplaatst. Het oordeel of dienaangaande sprake is van vervanging en onderhoud of wel verbetering is juridisch van aard en kan niet door middel van getuigenbewijs worden bijgebracht. Het Hof passeert daarom het getuigenaanbod van belanghebbende. Ook uitgaande van de juistheid van deze verklaringen komt het door belanghebbende bewezen bedrag aan kosten voor onderhoud niet boven het door de Inspecteur als zodanig geaccepteerde bedrag. Om diezelfde reden passeert het Hof het getuigenaanbod omtrent de diefstal van badkamerattributen uit het pand [b-straat 1], omtrent de bewoning van dat pand door studenten en omtrent de aanleg van vloerverwarming.
6.16. Op grond van al het overwogene is het gelijk ten dele aan belanghebbende. Het bij de aanslag vastgestelde belastbare inkomen zal het Hof verminderen tot (ƒ 171.582 - ƒ 1.500 - ƒ 2.115 =)ƒ 167.967.
Proceskosten en griffierecht
7.1. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 2.657 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (3,5 punten à € 322 x 1,5 (gewicht van de zaak) in beroep en 2 punten à € 322 x 1,5 (gewicht van de zaak) in bezwaar) en € 48 wegens reiskosten Amsterdam en Den Haag, in totaal derhalve op € 2.705.
7.2. Belanghebbende heeft verzocht om een volledige vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten om reden dat een tweede taxatie nodig was. Het Hof ziet hiervoor geen aanleiding nu uit de gedingstukken naar voren komt dat nader onderzoek nodig was omdat belanghebbende na de eerste taxatie had gemeld dat hij niet alle bonnen had opgevoerd maar alleen tijdens de eerste taxatie had getoond en dat de Inspecteur belanghebbende nogmaals heeft verzocht een uitsplitsing te maken van bonnen per onderdeel van het onderhoud zodat dit bij de taxatie beschikbaar zou zijn en beide partijen niet tevreden waren over het verloop van de eerste taxatie.
7.3. Voorts dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.
Beslissing
Het Gerechtshof:
vernietigt de uitspraak van de Inspecteur,
vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 167.967,
veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 2.705,
gelast de staat het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 37 te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, J.J.J. Engel en O.C.R. Marres in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema- van der Koogh. De beslissing is op 4 mei 2010 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.