Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 06-07-2010, BN1184, BK-08/00505

Gerechtshof 's-Gravenhage, 06-07-2010, BN1184, BK-08/00505

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
6 juli 2010
Datum publicatie
14 juli 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BN1184
Zaaknummer
BK-08/00505

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. Belanghebbende heeft het hoger beroepschrift niet ondubbelzinnig en onvoorwaardelijk ingetrokken. Het Hof zal het hoger beroepschrift van belanghebbende daarom inhoudelijk behandelen. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-08/00505

Uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer d.d. 6 juli 2010

op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 november 2008, AWB 08/224-WOZ, betreffende na te noemen beschikking.

Beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Bij beschikking als bedoeld in hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) heeft de Inspecteur, de heffingsambtenaar van de gemeente Hellevoetsluis, de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] (hierna: de onroerende zaak) voor het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 en naar de waardepeildatum 1 januari 2005 (hierna: de waarde) vastgesteld op € 159.000.

1.2. Bij uitspraak op het door belanghebbende tegen de waardebeschikking gemaakte bezwaar heeft de Inspecteur de waarde gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak in hoger beroep gekomen bij het Hof. De griffier heeft in verband daarmee van belanghebbende een griffierecht geheven van € 107.

2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 25 mei 2010, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar is belanghebbende wel doch de Inspecteur niet verschenen. De Inspecteur is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 20 april 2010 aan het adres [postbus], [0000 XX] [Z], onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd op de zitting te verschijnen. Blijkens door de griffier op de internetsite van TNT post ingewonnen informatie, die aan het dossier is toegevoegd, is de vorenbedoelde brief op 21 april 2010 uit evenvermelde postbus opgehaald. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

3.1. Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan.

3.2. Belanghebbende is gebruiker en genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een eengezinshoekwoning met aangebouwde stenen berging, tuin en ondergrond. De inhoud van de onroerende zaak is ongeveer 290 kubieke meter en de oppervlakte van het perceel is ongeveer 211 vierkante meter. Het bouwjaar van de onroerende zaak is 1981.

3.3. De onroerende zaak is in opdracht van de Inspecteur door [A], beëdigd taxateur en verbonden aan [makelaar] B.V. getaxeerd op een waarde in het economische verkeer van € 159.000.

3.4. Van deze taxatie is een rapport opgesteld. Voor de waardering van de onroerende zaak is de vergelijkingsmethode gehanteerd. De onroerende zaak is vergeleken met een vijftal objecten. De getaxeerde waarde van de onroerende zaak is afgeleid uit verkoopgegevens van die objecten zoals adres, bouwjaar, grootte, oppervlakte, kubieke meter prijs, vierkante meter prijs, verkoopdatum en opbrengst, samengevat in bijlage 2 behorende bij het taxatierapport

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. In geschil is:

a. de vraag of belanghebbende zijn hoger beroepschrift heeft ingetrokken, welke vraag de Inspecteur bevestigend en belanghebbende ontkennend beantwoordt, en mocht het gelijk op het eerste geschilpunt aan belanghebbende zijn,

b. de waarde van de onroerende zaak. De Inspecteur heeft de waarde op € 159.000 vastgesteld, terwijl belanghebbende een waarde van € 145.900 bepleit.

4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1. Belanghebbende concludeert tot ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep en tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank alsmede van de uitspraak op bezwaar, en tot wijziging van de beschikking aldus dat de waarde van de onroerende zaak wordt vastgesteld op € 145.900.

5.2. De Inspecteur concludeert op het eerste geschilpunt, naar het Hof begrijpt en verstaat, tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep en op het tweede geschilpunt tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Overwegingen omtrent het geschil

6.1. Belanghebbende heeft op 9 december 2008 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Bij brief van 21 april 2009, op 23 april 2009 ingekomen bij het Hof, met als onderwerp "Intrekken beroep" deelt belanghebbende onder meer het volgende mede: "Mede daarom trek ik hierbij het hoger beroep van 9 december 2008 in. Ik verzoek u om het griffierecht van € 107,00 aan mij te restitueren. Graag ontvang ik van u een ontvangstbevestiging.".

6.2. Bij brief van 28 april 2009, ingekomen bij het Hof op 29 april 2009, deelt belanghebbende mede dat bedoeld werd het hoger beroep alleen in te trekken onder de voorwaarde dat het griffierecht aan hem zou worden gerestitueerd. Nu hij uit de brief van het Hof van 27 april 2009 begrijpt dat geen terugbetaling van het griffierecht plaatsvindt, trekt hij het hoger beroepschrift niet in en verzoekt het Hof om zijn brief van 21 april als motivering van het hoger beroep te accepteren.

6.3. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende gelet op de formulering van zijn brief van 28 april 2009 in samenhang met zijn onmiddellijke schriftelijke reactie nadat hem bekend werd dat het door hem voldane griffierecht niet zou worden gerestitueerd, het hoger beroepschrift niet ondubbelzinnig en onvoorwaardelijk heeft ingetrokken. Het Hof zal het hoger beroepschrift van belanghebbende daarom inhoudelijk behandelen, daarbij in aanmerking nemend dat de Inspecteur niet in zijn procesbelangen is geschaad, hetgeen blijkt uit de omstandigheid dat de Inspecteur in zijn verweerschrift inhoudelijk op de grieven van belanghebbende heeft gereageerd.

6.4. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ dient de waarde van de onroerende zaak te worden bepaald op de aan die zaak toe te kennen waarde, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle eigendom in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.

6.5. De Inspecteur heeft de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 159.000 welke waarde ingevolge het bepaalde in artikel 26a, van de Wet WOZ, voor zover hier van belang, wordt geacht juist te zijn indien de waarde zoals bedoeld in 6.4. met niet meer dan € 7.950 (= 5% van € 159.000) daarvan afwijkt.

6.6. Ter betwisting van de door de Inspecteur vastgestelde waarde betoogt belanghebbende in hoger beroep dat de Inspecteur uitgaat van de waarde op 22 februari 2008, zijnde de datum van opname en inspectie volgens het taxatierapport, zodat die waarde dient te worden teruggerekend naar 1 januari 2005. Het Hof volgt belanghebbende daarin niet omdat in het taxatierapport duidelijk onder C, aanhef en punt 2 is vermeld: "De taxatie is bedoeld om inzicht te verstrekken in de waarde van het object ten behoeve van: 2. Volgens de wet WOZ: Waardevaststelling per waardepeildatum 1 januari 2005 voor de Gemeente Hellevoetsluis."

6.7. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur met het door hem in het geding gebrachte taxatierapport en de in bijlage 2 daarvan opgenomen gegevens van het referentieobject [a-straat 2] en de daarop gegeven toelichting in de van zijn kant afkomstige gedingstukken, voorshands aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2005 met € 159.000 niet op een te hoog bedrag is vastgesteld.

6.8. Het Hof acht het door belanghebbende voorgestane referentieobject [a-straat 3] minder goed vergelijkbaar reeds omdat het geen hoekwoning betreft. [a-straat 2] is daarentegen naar 's Hofs oordeel wel goed vergelijkbaar omdat het evenals de onroerende zaak een driekamer hoekwoning betreft. Het Hof acht aannemelijk dat het verschil in waarde tussen de onroerende zaak (€ 159.000) en [a-straat 2] (€ 147.000) ad € 12.000 voortvloeit uit het feit dat de onroerende zaak 74 vierkante meters meer oppervlakte heeft. Belanghebbende heeft met hetgeen hij aan feiten en omstandigheden heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de Inspecteur de waarde op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. De door belanghebbende ter zitting aangevoerde iets slechtere zonligging van de onroerende zaak ten opzichte van het referentieobject [a-straat 2], valt daarbij als negatieve waardefactor naar het oordeel van het Hof weg tegen de omstandigheid dat de onroerende zaak tuin langs de hoekgevel (tuin rondom) heeft, terwijl bij het referentieobject de hoekgevel grenst aan het trottoir.

6.9. Al het vorenstaande voert het Hof tot de slotsom dat de Inspecteur de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld, zodat het hoger beroep ongegrond is. Beslist moet worden als volgt.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Th. Groeneveld in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.P. Baldewsing. De beslissing is op 6 juli 2010 in het openbaar uitgesproken. Wegens ontstentenis van de griffier is de uitspraak alleen door de voorzitter ondertekend.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.