Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 06-07-2010, BN1198, BK-09-00671

Gerechtshof 's-Gravenhage, 06-07-2010, BN1198, BK-09-00671

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
6 juli 2010
Datum publicatie
14 juli 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BN1198
Zaaknummer
BK-09-00671

Inhoudsindicatie

Niet tijdig indienen bezwaarschrift. De Inspecteur heeft belanghebbendes bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-09/00671

Uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer d.d. 6 juli 2010

op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 juli 2009, AWB 08/5334 WOZ-T2, betreffende na te noemen beschikking.

Beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Bij beschikking als bedoeld in hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) heeft de Inspecteur, de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] (hierna: de onroerende zaak) voor het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 en naar de waardepeildatum 1 januari 2007 (hierna: de waarde) vastgesteld op € 560.000.

1.2. Bij uitspraak van 22 november 2008 op het door belanghebbende tegen de waardebeschikking gemaakte bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en de waarde gehandhaafd.

1.3. Bij kennisgeving van ambtshalve vermindering van 19 december 2008 heeft de Inspecteur de waarde vastgesteld op € 425.000.

1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak in hoger beroep gekomen bij het Hof. De griffier heeft in verband daarmee van belanghebbende een griffierecht geheven van € 110.

2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 25 mei 2010, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

3.1. Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan.

3.2. Belanghebbende is gebruiker en genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak.

3.3. De onroerende zaak is in opdracht van de Inspecteur door [A], registertaxateur van Gemeentebelastingen Rotterdam, getaxeerd op een waarde in het economische verkeer van € 425.000 per de waardepeildatum.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. In geschil is:

a. de vraag of de Inspecteur belanghebbendes bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, welke vraag de Inspecteur bevestigend en belanghebbende ontkennend beantwoordt;

b. de waarde van de woning. De Inspecteur heeft de waarde op € 425.000 vastgesteld, terwijl belanghebbende een waarde van € 310.000 bepleit.

4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank alsmede van de uitspraak op bezwaar, en tot wijziging van de beschikking aldus dat de waarde wordt vastgesteld op € 310.000.

5.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Overwegingen omtrent het geschil

6.1. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

6.2. De beschikking waartegen belanghebbende bezwaar heeft gemaakt is gedagtekend 15 maart 2008. Nu gesteld noch gebleken is dat de dagtekening gelegen is voor de dag van de bekendmaking vangt die termijn aan met ingang van de dag na die van de dagtekening, in casu 16 maart 2008. Omdat het bezwaarschrift per post is verzonden is van tijdige indiening sprake indien het bezwaarschrift uiterlijk op 28 april 2008 ter post is bezorgd en uiterlijk op 5 mei 2008 door de Inspecteur is ontvangen.

6.3. Het bezwaarschrift is gedagtekend 14 mei 2008, zodat, zelfs indien de stelling van belanghebbende dat de dagtekening 7 mei 2008 had moeten zijn wordt gevolgd, naar 's Hofs oordeel geen sprake is van tijdige indiening als bedoeld in 6.2. Voorts heeft belanghebbende tegenover de gemotiveerde betwisting van de Inspecteur geen feiten en omstandigheden aangevoerd die de conclusie wettigen dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Aangezien de bezwaartermijn van openbare orde is moet een buiten die termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijk worden verklaard. De grief van belanghebbende dat een en ander voor hem onredelijk uitpakt kan het Hof niet beoordelen, omdat artikel 11 van de Wet algemene bepalingen bepaalt dat de rechter volgens de wet moet rechtspreken en dat hij in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid van de wet mag beoordelen.

6.4. Gelet op het vorenoverwogene is het Hof van oordeel dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard door de Inspecteur. Aan een inhoudelijke behandeling van de overige grieven van belanghebbende komt het Hof dan ook niet toe.

6.5. Het vorenstaande voert het Hof tot de slotsom dat het hoger beroep ongegrond is. Beslist moet worden als volgt.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Th. Groeneveld in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.P. Baldewsing. De beslissing is op 6 juli 2010 in het openbaar uitgesproken. Wegens ontstentenis van de griffier is de uitspraak alleen door de voorzitter ondertekend.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.