Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 18-05-2010, BN1215, BK-09/00472

Gerechtshof 's-Gravenhage, 18-05-2010, BN1215, BK-09/00472

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
18 mei 2010
Datum publicatie
14 juli 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BN1215
Zaaknummer
BK-09/00472

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. De Inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2007 naar de staat op 1 januari 2008 niet minder dan € 234.000 bedroeg. De Inspecteur heeft voldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij tot de vastgestelde waarde is gekomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-09/00472

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 18 mei 2010

op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z], hierna; belanghebbende, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 juli 2009, nr. AWB 08/6346 WOZ, betreffende na te noemen beschikking en aanslagen.

Beschikking, aanslagen, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Bij beschikking als bedoeld in hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Rijnwoude, hierna: de Inspecteur, de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] Praktijkruimte (hierna: de onroerende zaak) voor het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 op de waardepeildatum 1 januari 2007 en naar de staat op 1 januari 2008 (hierna: de waarde) vastgesteld op € 238.000. Bij het desbetreffende geschrift, met aanslagbiljetnummer [xxxxxx] en gedagtekend 31 mei 2008, zijn ook de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2008 betreffende de onroerende zaak bekendgemaakt.

1.2. Belanghebbende heeft een bezwaarschrift tegen de aanslagen ingediend. Het bezwaarschrift wordt geacht mede te zijn gericht tegen de beschikking. Bij uitspraak op de gemaakte bezwaren heeft de Inspecteur de waarde gehandhaafd op € 238.000.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak in hoger beroep gekomen bij het Hof. De griffier heeft in verband daarmee van belanghebbende een griffierecht geheven van € 110.

2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 6 april 2010, gehouden te Den Haag. Aldaar is de Inspecteur wel, doch belanghebbende niet verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 4 maart 2010 aan de gemachtigde van belanghebbende op het adres [a-straat 2] te [Z] en bij e-mailbericht van 4 maart 2010 11:28 verzonden naar

[e-mailadres], onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens door de griffier telefonisch bij TNT Post ingewonnen informatie is de vorenbedoelde brief op 5 maart 2010 op het voormelde adres uitgereikt. Bij e-mailbericht van donderdag 4 maart 2010 21:54 heeft de gemachtigde van belanghebbende aan een medewerker van de griffie van het Hof bericht akkoord te zijn met het tijdstip van de zitting.

2.4. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

3.1. Op grond van de stukken van het geding is in hoger beroep, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan.

3.2. Belanghebbende is gebruiker en genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een op 1 januari 2008 in aanbouw zijnde praktijkruimte met balkon en (onder)grond. De inhoud van de praktijkruimte is ongeveer 288 kubieke meter en de oppervlakte van het perceel is ongeveer 110 vierkante meter.

3.3. De waarde van de woning gelegen boven de praktijkruimte is als een afzonderlijk object aangemerkt en de ter zake daarvan genomen beschikking en opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelasting zijn niet in geschil.

3.4. De onroerende zaak is in opdracht van de Inspecteur door mevrouw [A], WOZ-taxateur van de gemeente Alphen aan den Rijn, conform de in de Wet WOZ opgenomen waarderingsregels getaxeerd op een vervangingswaarde van € 234.000. De taxatie vond plaats op 21 juli 2008. Van deze taxatie is een rapport opgesteld. Voor de waardering is uitgegaan van de fysieke staat van de onroerende zaak op 1 januari 2008. Op die datum was de onroerende zaak voor 90 percent gereed.

3.5. In opdracht van [B], waarvan belanghebbende de exploitant is, heeft mr. [C], register makelaar-taxateur van onroerende zaken en als zodanig verbonden aan [D] B.V., de onroerende zaak op 7 juni 2008 gewaardeerd en een waardeverklaring afgegeven. Blijkens deze waardeverklaring bedraagt per 7 juni 2008 de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik € 125.000.

3.6. De initiële ten aanzien van [E] genomen beschikking (WOZB [xxxxxx], aanslagbiljetnummer [xxxxx]) betreft een pand in aanbouw. Bij uitspraak op bezwaar van

23 mei 2008 is die beschikking en de tegelijk met de beschikking opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelasting (OZBEW [xxxxxx]) wegens een onjuiste objectafbakening vernietigd. Daarna is de onderhavige beschikking afgegeven. Daarbij zijn de onderhavige aanslagen voor de eerste keer bekendgemaakt.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. In geschil is:

a. of de in 1.1 genoemde beschikking en aanslagen nietig zijn welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt; en

b. de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum. De Inspecteur heeft de waarde op € 238.000 vastgesteld, terwijl belanghebbende een waarde van € 125.000 bepleit.

4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en primair tot nietigverklaring van de beschikking en de aanslagen en subsidiair tot wijziging van de beschikking onder vaststelling van de waarde op € 125.000.

5.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Overwegingen omtrent het geschil

6.1. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur met het door hem in het geding gebrachte taxatierapport en de daarop gegeven toelichting in de van zijn kant afkomstige gedingstukken, en mede gelet op de gemotiveerde betwisting door belanghebbende van de door de Inspecteur vastgestelde waarde, aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2007 naar de staat op 1 januari 2008 niet minder dan € 234.000 bedroeg. De Inspecteur heeft, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door belanghebbende, voldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij tot de vastgestelde waarde is gekomen.

6.2. De hiervoor onder 3.5 vermelde waardeverklaring overtuigt het Hof niet aangezien deze aanknoopt bij de onderhandse verkoopwaarde van de praktijkruimte en omdat daarin niet inzichtelijk wordt gemaakt hoe die waarde is bepaald. Uit die waardeverklaring blijkt niet of en zo ja op welke wijze rekening is gehouden met de bij het bepalen van de vervangingswaarde van belang zijnde geobjectiveerde stichtingskosten en grondwaarde. Ook de door belanghebbende als bijlage bij diens hoger beroepschrift gevoegde fotokopie van de overeengekomen aannemingssom van in totaal € 252.021 dwingt niet tot een andersluidende conclusie.

6.3. Gelet op de in 3.6 vermelde feiten is het Hof van oordeel dat, anders dan belanghebbende betoogt, het de Inspecteur vrijstond de onderhavige aanslagen op te leggen.

6.4. Het vorenstaande voert het Hof tot de slotsom dat het hoger beroep ongegrond is. Beslist moet worden als volgt.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, Th. Groeneveld en J.T. Sanders. De beslissing is op 18 mei 2010 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. van den Bogerd.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.