Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 21-07-2010, BN3136, BK-09-00430

Gerechtshof 's-Gravenhage, 21-07-2010, BN3136, BK-09-00430

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
21 juli 2010
Datum publicatie
4 augustus 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BN3136
Zaaknummer
BK-09-00430

Inhoudsindicatie

Hoger beroepschrift niet tijdig ingediend. Belanghebbende kan niet in het hoger beroep worden ontvangen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-09/00430

Uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer d.d. 21 juli 2010

op het hoger beroep van mevrouw [belanghebbende] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 27 januari 2009, nummer AWB 08/1784 WOZ, betreffende na te noemen beschikkingen.

Beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Bij beschikkingen als bedoeld in hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) heeft de Inspecteur, de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, de waarde van de onroerende zaken, plaatselijk bekend als [a-straat 1] (hierna: de bedrijfsruimte) en [2] (hierna: de woning) te [Z], vastgesteld op respectievelijk € 220.000 en € 348.000. De waarden zijn vastgesteld naar de waardepeildatum 1 januari 2007 en de beschikkingen gelden voor het tijdvak van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008. Met de beschikkingen zijn in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de onroerende-zaakbelasting voor het jaar 2008.

1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar afgewezen.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof en heeft in verband daarmee een griffierecht betaald van € 110. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.

2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 6 juli 2010, gehouden te 's-Gravenhage. Daar zijn beide partijen verschenen.

Vaststaande feiten

3.1 Belanghebbende is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de bedrijfsruimte. De bedrijfsruimte is een (bedrijfs)pand bestaande uit een cafetaria met een achtertuin/plaats. De verhuurbare vloeroppervlakte van de bedrijfsruimte is ongeveer 126 m² (80 m² cafetaria, 35 m² achtertuin/plaats en 11 m² kelder). Belanghebbende is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning. De woning is een dubbele bovenwoning. De bruto-vloeroppervlakte van de woning is ongeveer 156 m².

3.2. Belanghebbende heeft, nadat haar bezwaar tegen de beschikkingen door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar was afgewezen, beroep ingesteld bij de rechtbank.

3.3. Belanghebbende is bij aangetekende brief van 28 november 2008 aan het adres [b-straat 1], [0000 XX] [Z] door de griffier uitgenodigd op de zitting van 13 januari 2009 voor de rechtbank te verschijnen. Op 24 december 2008 is de enveloppe met de uitnodiging ongeopend ter griffie van de rechtbank terugontvangen. Uit de door TNT op de enveloppe vermelde aantekeningen blijkt dat de enveloppe met de uitnodiging op 1 december 2008 door de besteller van TNT Post is aangeboden op het vorenvermelde adres, dat hij op 1 december 2008 geen gehoor heeft gekregen op dat adres, dat hij aldaar een kennisgeving van aanbieding heeft achtergelaten met de mededeling dat de enveloppe op de afhaallocatie [c-straat] te [Z] kon worden afgehaald en dat de enveloppe, nadat deze niet op dat postkantoor is afgehaald, door TNT Post op 23 december 2008 is geretourneerd aan de afzender, te weten de griffier. Vervolgens heeft de griffier, na verificatie van de adresgegevens van belanghebbende, de brief bij gewone post op 24 december 2008 verzonden aan meergenoemd adres.

3.4. De rechtbank heeft bij uitspraak van 27 januari 2009 geoordeeld dat de waarden van het bedrijfspand en de woning alsmede de daarop gebaseerde aanslagen niet te hoog zijn vastgesteld en het beroep ongegrond verklaard.

3.5. De griffier van de rechtbank heeft een afschrift van de uitspraak bij aangetekende brief van 10 februari 2009 aan belanghebbende gezonden op het adres [b-straat 1], [0000 XX] [Z]. Op 9 maart 2009 is de enveloppe met de uitspraak ongeopend ter griffie van de rechtbank terugontvangen. Uit de door TNT op de enveloppe vermelde aantekeningen blijkt dat de enveloppe met de uitspraak op 11 februari 2009 door de besteller van TNT Post is aangeboden op het vorenvermelde adres, dat hij op 11 februari 2009 geen gehoor heeft gekregen op dat adres, dat hij aldaar een kennisgeving van aanbieding heeft achtergelaten met de mededeling dat de enveloppe op de afhaallocatie [c-straat] te [Z] kon worden afgehaald en dat de enveloppe, nadat deze niet op dat postkantoor is afgehaald, door TNT Post op 8 maart 2009 is geretourneerd aan de afzender, te weten de griffier. Vervolgens heeft de griffier, na verificatie van de adresgegevens van belanghebbende, de brief bij gewone post op 9 maart 2009 verzonden aan meergenoemd adres.

3.6. Bij brief van 27 juni 2009, bij het Hof ingekomen op 1 juli 2009, heeft belanghebbende aan het Hof meegedeeld dat zij op 25 maart 2009 een hoger beroepschrift bij het Hof heeft ingediend. In die brief, zo stelt zij, heeft zij tevens de gronden van het hoger beroep vermeld. In bijlage heeft zij de brief van 25 maart 2009 gevoegd. Bij brief van 10 juli 2010 heeft zij een aanvulling ingediend en daarbij meegedeeld het hoger beroep te willen uitbreiden met het jaar 2009. Op 14 juli 2009 heeft de griffier van het Hof het beroep tegen de uitspraak op bezwaar voor het jaar 2009 ter verdere behandeling en beslissing doorgezonden naar de rechtbank.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. In geschil is of belanghebbende kan worden ontvangen in het hoger beroep en zo die vraag bevestigend kan worden beantwoord of de waarde van de onroerende zaken juist is vastgesteld.

4.2. Belanghebbende heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Zij heeft niet geweten dat de zitting voor de rechtbank in januari 2009 heeft plaatsgevonden en de uitspraak van 10 februari 2009 is retour gekomen bij de rechtbank. Zij heeft de uitspraak pas op 18 maart 2009 ontvangen en op 25 maart 2009 een hoger beroepschrift aan het Hof verzonden. De wintermaanden brengt zij om gezondheidsredenen in Spanje door. Vanaf 8 oktober 2009 tot en met 15 maart 2010 is zij in Spanje geweest. Zij heeft op deze wijze geen kans gehad zichzelf te verdedigen. De waarde van het winkelpand kan niet worden gebaseerd op de huuropbrengst en de pacht die de huurders aan haar ex-echtgenoot betalen.

4.3. De Inspecteur stelt primair dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend en dat belanghebbende niet-ontvankelijk is in hoger beroep en subsidiair dat de waarde van de onroerende zaken juist is vastgesteld.

Beoordeling van het hoger beroep

5.1. De termijn voor indiening van een hoger beroepschrift bedraagt zes weken. Een beroepschrift is tijdig ingediend, indien het vóór het einde van de termijn ter griffie is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift ook tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Nu de dag van dagtekening van de uitspraak is gelegen vóór de dag van de bekendmaking daarvan, is de termijn in dit geval aangevangen met ingang van de dag na die van de bekendmaking door de rechtbank van de uitspraak, derhalve op 11 februari 2009, zodat de termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde met 24 maart 2009.

5.2. Het Hof heeft op 1 juli 2009 het hoger beroepschrift van belanghebbende ontvangen. In het licht van de hierboven onder 3.3 tot en met 3.6 vermelde vaststaande feiten waaruit blijkt dat belanghebbende, naar zij stelt, niet eerder dan op 25 maart 2009 een brief heeft gericht aan het Hof om hoger beroep in te stellen en het Hof niet eerder dan op 1 juli 2009 een hoger beroepschrift van belanghebbende heeft ontvangen, is niet aannemelijk geworden dat het hoger beroepschrift ook vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.

5.3. Van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest, is niet gebleken. Als zo'n omstandigheid geldt niet dat belanghebbende er, omdat zij de wintermaanden in Spanje doorbracht, niet van op de hoogte was dat de zitting voor de rechtbank in januari 2009 zou plaatsvinden en ook niet dat daarna op korte termijn uitspraak zou worden gedaan. Belanghebbende heeft de post tijdens haar afwezigheid niet door een ander laten behartigen. Deze omstandigheid komt echter voor haar rekening en risico. De toezending per gewone post van de uitspraak van de rechtbank betekent niet dat een nieuwe termijn voor het instellen van hoger beroep aanvangt op het moment dat die toezending plaatsvindt wanneer in een geval als het onderhavige, de omstandigheid dat de uitreiking per aangetekende post niet heeft kunnen plaatsvinden voor rekening en risico van de geadresseerde komt. Belanghebbende kan dus niet in het hoger beroep worden ontvangen en het Hof komt aan een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep niet toe.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in het hoger beroep.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. B. van Walderveen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 21 juli 2010 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.