Gerechtshof 's-Gravenhage, 28-07-2010, BN5763, BK-09-00874
Gerechtshof 's-Gravenhage, 28-07-2010, BN5763, BK-09-00874
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 28 juli 2010
- Datum publicatie
- 1 september 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2010:BN5763
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDOR:2009:BK5118, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK-09-00874
Inhoudsindicatie
Waterschapsomslagen. Nu het waterschap ten aanzien van de aan belanghebbende toebehorende dijkpercelen voor geen van de op haar rustende taken verplicht was tot het instellen van omslagklassen, en overigens geen bezwaren tegen de hoogte van de aanslagen zijn aangevoerd, is belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag in de heffing betrokken.
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-09/00874
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 28 juli 2010
op het hoger beroep van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Hollandse Delta (hierna: het dagelijks bestuur) tegen de uitspraak van rechtbank Dordrecht van 20 november 2009, nr. AWB 07/96, betreffende na te noemen aanslagen.
Aanslagen, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Aan [belanghebbende] (hierna: belanghebbende) zijn voor het jaar 2005 172 op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de waterschapsomslagen opgelegd tot een totaal bedrag van € 10.803,87.
1.2. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft het dagelijks bestuur belanghebbendes bezwaar tegen de aanslagen afgewezen.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar alsmede de aanslagen vernietigd en het dagelijks bestuur veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht.
Loop van het geding
2.1. Het dagelijks bestuur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Het dagelijks bestuur heeft op 28 april 2010 een nader stuk ingediend bevattende een door [A] B.V. (hierna: [A]) opgesteld rapport, genaamd "Omslagheffing aan dijkpercelen" en gedagtekend 19 april 2010. Aan belanghebbende is daarvan op 29 april 2010 een afschrift verzonden.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 16 juni 2010, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen.
2.3. Gelijktijdig met de mondelinge behandeling van de zaak is tevens de bij het Hof aanhangige zaak van het dagelijks bestuur met kenmerknummer BK-09/00875 behandeld. Al hetgeen partijen in een van deze zaken hebben aangevoerd en aan stukken hebben overgelegd, wordt geacht tevens te zijn verklaard en te zijn overgelegd in de andere zaak. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier één proces-verbaal opgemaakt.
Verordeningen
3.1. De verenigde vergadering van het waterschap heeft in haar openbare vergadering van 3 januari 2005 vastgesteld een verordening op de waterschapsomslagen, genaamd "Omslagverordening waterschap Hollandse Delta 2005" (hierna: de Verordening). De Verordening is voor zover hier van belang bij besluit van het algemeen bestuur van het waterschap in de openbare vergadering van 27 januari 2005 gewijzigd. Een kopie van de Verordening, met inbegrip van de daarbij behorende toelichting en van de genoemde wijziging, behoort tot de stukken van het geding.
3.2. De Verordening luidt met inachtneming van genoemde wijziging - voor zover hier van belang - als volgt:
"Hoofdstuk I Inleidende bepalingen
Begripsbepalingen
Artikel 1
Deze verordening verstaat onder:
a. taakgebied voor de zorg voor de waterkering: het in artikel 2 van het Reglement van bestuur voor het waterschap Hollandse Delta aangegeven gebied, waarin de aan het waterschap opgedragen taak voor de zorg voor de waterkering wordt behartigd en nader is aangegeven op de bij deze Omslagverordening behorende kaart (...);
b. taakgebied voor de zorg voor het kwantiteitsbeheer: het in artikel 2 van het Reglement van bestuur voor het waterschap Hollandse Delta aangegeven gebied, waarin de aan het waterschap opgedragen taak voor de zorg voor het kwantiteitsbeheer wordt behartigd en nader is aangegeven op de bij deze Omslagverordening behorende kaart (...);
c. taakgebied voor de zorg voor de wegen: het in artikel 2 van het Reglement van bestuur voor het waterschap Hollandse Delta aangegeven gebied, waarin de aan het waterschap opgedragen taak voor de zorg voor de wegen, met uitzondering van Rijks- en Provinciale wegen, wordt behartigd en nader is aangegeven op de bij deze Omslagverordening behorende kaart (...);
(...)
Belastbaar feit en omslagplicht
Artikel 2
1. Ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de aan het waterschap opgedragen taken inzake waterkering, waterkwantiteit en wegen worden onder de verzamelnaam "waterschapsomslagen" directe belastingen geheven.
2. De in het eerste lid bedoelde waterschapsomslagen worden geheven van de omslagplichtigen:
a. bedoeld in de hoofdstukken II en III, ter zake van de in die hoofdstukken genoemde onroerende zaken, voorzover deze zijn gelegen in een taakgebied en deze belang hebben bij de behartiging van de in die hoofdstukken nader omschreven taken;
b. (...)
Hoofdstuk II Omslagheffing ongebouwd
Omslagplicht zakelijk genothebbenden ongebouwd
Artikel 3
1. Met betrekking tot de taken van het waterschap in zake waterkering, waterhuishouding en wegen wordt onder de naam omslag ongebouwd een waterschapsomslag geheven van degenen die in een taakgebied krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken.
(...)
(...)
Heffingsmaatstaf ongebouwd
Artikel 5
1. Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Omslagklassenverordening, geldt voor de omslag ongebouwd, bedoeld in artikel 3, als heffingsmaatstaf de oppervlakte van de ongebouwde onroerende zaak. De oppervlakte wordt uitgedrukt in een aantal hectaren of een gedeelte daarvan.
(...)
Tarieven ongebouwd
Artikel 6
Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening, bedragen de tarieven van de waterschapsomslag ongebouwd, bedoeld in artikel 3, per hectare
a voor de waterkeringszorg € 15,74;
b voor het waterkwantiteitsbeheer € 44,01;
c voor de wegenzorg € 21,76
Vrijstelling ongebouwd
Artikel 7
De omslag ongebouwd, bedoeld in artikel 3, wordt niet geheven ter zake van ongebouwde onroerende zaken waarvan het waterschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
(...)"
3.3. De verenigde vergadering van het waterschap heeft in haar openbare vergadering van 3 januari 2005 vastgesteld een verordening, genaamd "Kostentoedelingsverordening Hollandse Delta 2005" (hierna: de Kostentoedelingsverordening). De Kostentoedelingsverordening is door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland bij besluit van 28 februari 2005 goedgekeurd. De desbetreffende kostentoedeling is geregeld aan de hand van de uitgangspunten in het Overgangsreglement voor het waterschap Hollandse Delta (hierna: het Overgangsreglement), zoals dat is vastgesteld door provinciale staten van Zuid-Holland en van Utrecht. Een kopie van de Kostentoedelingsverordening, met inbegrip van de daarbij behorende toelichting, en van het Overgangsreglement, met inbegrip van de daarbij behorende toelichting, behoren tot de stukken van het geding.
3.4. De Kostentoedelingsverordening luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
"Begripsbepalingen
Artikel 1
Deze verordening verstaat onder:
a. taakkosten: de jaarlijks in de begroting vastgestelde kosten onder de kostendragers Waterkeringszorg, Waterkwantiteitsbeheer en Wegenzorg, die worden gedekt met behulp van waterschapsomslagen;
b. zakelijk gerechtigden ongebouwd: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken;
c. zakelijk gerechtigden gebouwd: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken;
c. ingezetenen: degenen die, volgens het persoonsregister van de gemeente bij het begin van het belastingjaar, hun woonplaats hebben in een taakgebied en die in dat gebied het gebruik hebben van een woonruimte.
Waterkeringszorg.
Artikel 2
De taakkosten voor de Waterkeringszorg worden als volgt toegedeeld:
40% aan de ingezetenen;
48% aan de zakelijk gerechtigden gebouwd;
12% aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd.
Waterkwantiteitsbeheer
Artikel 3
De taakkosten voor het Waterkwantiteitsbeheer worden als volgt toegedeeld:
40% aan de ingezetenen;
48% aan de zakelijk gerechtigden gebouwd;
12% aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd.
Wegenbeheer
Artikel 4
De taakkosten van het Wegenbeheer worden als volgt toegedeeld:
40% aan de ingezetenen;
48% aan de zakelijk gerechtigden gebouwd;
12% aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd.
(...)"
3.5. De verenigde vergadering van het waterschap heeft in haar openbare vergadering van 3 januari 2005 vastgesteld een verordening, genaamd "Omslagklassenverordening waterschap Hollandse Delta 2005" (hierna: de Omslagklassenverordening). De Omslagklassen-verordening, met inbegrip van de weerlegging door de algemene vergadering van de bedenkingen van onder meer belanghebbende, is door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland bij besluit van 28 februari 2005 goedgekeurd. De desbetreffende classificatie is geregeld aan de hand van de uitgangspunten in het Overgangsreglement voor het waterschap Hollandse Delta (hierna: het Overgangsreglement), zoals dat is vastgesteld door provinciale staten van Zuid-Holland en van Utrecht. Een kopie van de Omslagklassenverordening, met inbegrip van de daarbij behorende toelichting, en van het Overgangsreglement, met inbegrip van de daarbij behorende toelichting, behoren tot de stukken van het geding.
3.6. De Omslagklassenverordening luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
"Begripsbepalingen
Artikel 1
Deze verordening verstaat onder:
a. Omslagverordening: de Omslagverordening waterschap Hollandse Delta 2005;
b. taakgebied: een bij waterschapsreglement aangegeven gebied waarin één of meer taken van de aan het waterschap opgedragen taken worden behartigd;
c. ongebouwde onroerende zaak: een ongebouwde onroerende zaak als bedoeld in artikel 4 van de Omslagverordening waterschap Hollandse Delta 2005;
d. (...)
Instelling omslagklassen
Artikel 2
Teneinde te voorkomen dat verschillen in hoedanigheid of ligging van onroerende zaken bij de toepassing van de Omslagverordening leiden tot onevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtigen, worden:
a. in het taakgebied betreffende het waterkwantiteitsbeheer een omslagklasse ingesteld voor de ongebouwde onroerende zaken met de aanduiding I.A en II.A;
b. (...)
c. in het taakgebied betreffende het waterkeringszorg een omslagklasse ingesteld voor de ongebouwde onroerende zaken met de aanduiding III.A;
d. (...)
Begrenzing omslagklassen
Artikel 3
De omslagklassen, bedoeld in artikel 2, bestaan (...) uit (...):
Correctiefactor ongebouwd
Artikel 4
Ten aanzien van de in artikel 3 van de Omslagverordening bedoelde omslagplichtigen wordt, op de op de voet van artikel 5 van die verordening vastgestelde heffingsmaatstaf van een ongebouwde onroerende zaak die geheel of nagenoeg geheel in een omslagklasse is gelegen, een vermenigvuldigingsfactor toegepast. Als vermenigvuldigingsfactor geldt voor:
omslagklasse I.A 0,25
omslagklasse II.A 0,50
omslagklasse III.A 0,50
(...)"
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:
4.1. Op grond van de artikelen 110 en 113, eerste lid, van de Waterschapswet heeft het waterschap met de Verordening een omslagheffing ingesteld ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de als zodanig op het waterschap rustende taken, te weten de waterkeringszorg, het waterkwantiteitsbeheer en de wegenzorg.
4.2. Op de voet van artikel 116 van de Waterschapswet onderscheidt die omslagheffing een drietal categorieën: ongebouwde onroerende zaken, gebouwde onroerende zaken en ingezetenen. De Verordening voorziet overeenkomstig de artikelen 120 en 121 van de Waterschapswet voor de categorie ongebouwde onroerende zaken in een heffing naar de oppervlakte, voor de categorie gebouwde onroerende zaken in een heffing naar de economische waarde en voor de categorie ingezetenen in een heffing per woonruimte.
4.3. De afzonderlijk voor deze drie categorieën geldende tarieven zijn vastgesteld aan de hand van de terzake in de Kostentoedelingsverordening geregelde percentages. De hoogte van die percentages is vastgesteld naar de mate van het belang van de onderscheidene categorieën bij de behartiging van elk van de taken van het waterschap.
4.4. Het dagelijks bestuur van waterschap heeft op 21 januari 2005 besloten ervan af te zien om omslagklassen als bedoeld in artikel 120, lid 7, van de Waterschapswet voor ongebouwde dijkpercelen in te stellen. Dit besluit is door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland goedgekeurd bij besluit van 28 februari 2005.
4.5. Uit overwegingen van doelmatigheid is ervoor gekozen een vrijstelling in de Verordening op te nemen voor onroerende zaken, zowel gebouwde als ongebouwde, die in eigendom zijn bij het waterschap (artikel 7 van de Omslagverordening).
4.6. De 172 in de aanslagheffing betrokken percelen (hierna: de dijkpercelen) bevinden zich alle binnen de in artikel 1 van de Verordening omschreven taakgebieden. Belanghebbende heeft krachtens eigendom het genot van de dijkpercelen. De onderhavige aanslagen zijn berekend naar de in artikel 6 van de Verordening, zoals deze luidt na de wijziging op 27 januari 2005 (zie 3.1), vermelde tarieven voor ongebouwde onroerende zaken.
4.7. De dijkpercelen zijn op (binnen)dijken gelegen ongebouwde onroerende zaken. De dijkpercelen zijn dijktaluds die, voor zover exploitabel, door belanghebbende in gebruik zijn gegeven aan schapenhouders en natuurbeschermingsinstanties. De dijkpercelen zijn delen van zogenoemde slaperdijken die niet de hoogwaterkeringsfunctie hebben. Die functie ligt bij de hoofdwaterkeringen die de buitenste ring van de polder vormen en in beheer en onderhoud zijn bij het waterschap. De slaperdijken vormen met hun beplanting het kenmerkende coulisselandschap. Op veel slaperdijken liggen wegen die in beheer zijn bij het Waterschap.
Omschrijving geschil en standpunten van partijen
5.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende ter zake van de dijkpercelen terecht en tot het juiste bedrag is betrokken in de heffing van omslagen ter zake van de kosten van waterkering, waterkwantiteitsbeheer en wegenzorg, welke vragen het dagelijks bestuur bevestigend en belanghebbende ontkennend beantwoordt. Partijen houdt in het bijzonder verdeeld het antwoord op de vraag of de omstandigheid dat met betrekking tot de categorie dijkpercelen geen omslagklassen zijn ingesteld aan het opleggen van de aanslagen in de weg staat.
5.2. Het dagelijks bestuur heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
De rechtbank oordeelt ten onrechte dat de Verordening voor belanghebbende leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing nu deze geen afzonderlijke omslagklasse bevat voor ongebouwde dijkpercelen. Het dagelijks bestuur is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat zij niet is geslaagd in de op haar rustende bewijslast om aannemelijk te maken dat de op de fysieke gesteldheid van de onderhavige dijkpercelen betrekking hebbende verschillen in hoedanigheid en ligging hetzij niet bestaan, hetzij niet van dien aard zijn dat ter voorkoming van onevenredig voor- of nadeel voor de belastingplichtigen omslagklassen moesten worden ingesteld. De rechtbank heeft miskend dat voor wat betreft de taak waterkwantiteitsbeheer [A] in haar in 2002 uitgebrachte rapport wel degelijk de verschillen in hoedanigheid heeft onderzocht. Het dagelijks bestuur verwijst naar het bij dat rapport in bijlage 1 opgenomen rekenmodel en de daaraan in onderdeel 2.3 van het rapport verbonden conclusie dat het voorzieningenniveau van de ongebouwde dijkpercelen circa 68-78% bedraagt van die van de overige ongebouwde onroerende zaken. Voorts kwalificeert de rechtbank de schuine helling van de dijkpercelen ten onrechte als een aspect van ligging in plaats van als een van hoedanigheid.
5.3. Belanghebbende heeft de stellingen van het dagelijks bestuur bestreden. Zij voert het volgende aan:
1. belanghebbende heeft bij de dijkpercelen geen instandhoudingsbelang en behoort daarom niet (zonder meer) in de omslag te worden betrokken. De dijkpercelen veroorzaken immers het waterschap geen kosten. Geen instandhoudingsbelang betekent dat irrelevant is dat de dijkpercelen lager zijn gelegen dan de primaire waterkering.
2. belanghebbende stelt dat ten aanzien van de dijkpercelen sprake is van een verschil in hoedanigheid en ligging van meer dan 50%. Belanghebbende betwist de berekeningen en percentages van het dagelijks bestuur. Voor belanghebbende zijn de dijkpercelen (...) een last, niet: een bezit dat haar "maximaal tussen de 22 en 32% minder waard is".
3. belanghebbende is niet de eerste, enige of zelfs maar een bijzondere gebruiker van de wegen die over de dijkpercelen zijn aangelegd. Belanghebbende is dus niet (in relevante mate) gebaat bij het feit dat de wegen op de dijkpercelen aansluiten op andere wegen die door het waterschap in stand worden gehouden.
5.4. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de stukken, waaronder de pleitnota's. Zij hebben hun standpunten ter zitting toegelicht.
Conclusies van partijen
6.1. Het beroep van het dagelijks bestuur strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar.
6.2. Belanghebbende heeft geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Overwegingen omtrent het geschil
Toetsing
7.1. Het Hof stelt het volgende voorop.
7.1.1. De belastingrechter toetst verordeningen als de onderhavige slechts marginaal, met dien verstande dat voor een ingrijpen alleen dan plaats is, voor zover de toepassing van de betreffende verordening tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing leidt die de wetgever bij de toekenning van de verordenende bevoegdheid niet op het oog kan hebben gehad.
7.1.2. Het stelsel van artikel 120 van de Waterschapswet houdt in dat de heffingsmaatstaf voor de omslagen ter zake van alle onroerende zaken binnen de categorie ongebouwd in beginsel dezelfde is (solidariteitsbeginsel) en dat een waterschap alleen gehouden is om omslagklassen binnen die categorie in te stellen indien verschillen in hoedanigheid of ligging leiden tot onevenredig voor- of nadeel (voor de omslagplichtigen) met betrekking tot sommige percelen. Het gaat daarbij om de mate waarin hoedanigheid of ligging kosten veroorzaken bij de uitvoering door het waterschap van de haar opgedragen taken. Bedoelde verschillen in hoedanigheid of ligging moeten betrekking hebben op het met de fysieke gesteldheid van de onroerende zaken samenhangende belang bij de taakuitoefening van het waterschap. Het belang moet in objectieve zin worden verstaan. Niet bepalend is derhalve welke bestemming aan de percelen is gegeven, maar de mate waarin de hoedanigheid of ligging van die percelen in waterstaatkundig opzicht tot onevenredig voor- of nadeel leidt. Van zodanig onevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtigen dat tot het instellen van omslagklassen moet worden overgegaan is sprake indien het aan een aspirant-omslagklasse toe te delen kostenbedrag meer dan 50 percent afwijkt van het gemiddelde kostenbedrag. De belangenverschillen waarop artikel 120, lid 7, van de Waterschapswet betrekking heeft, betreffen verschillen in (het normale patroon van) de kosten die onroerende zaken door hun hoedanigheid of ligging veroorzaken bij de uitvoering van de aan het waterschap opgedragen taak.
7.2. Het Hof zal voor elk van de in 4.1 onderscheiden taken van het waterschap nagaan of zodanige op de fysieke gesteldheid van de dijkpercelen betrekking hebbende verschillen in hoedanigheid of ligging bestaan, dat het instellen van omslagklassen geboden is.
Waterkeringszorg
7.2.1. Het dagelijks bestuur baseert haar stelling dat ten aanzien van de dijkpercelen voor wat betreft de waterkeringszorg geen noodzaak bestaat tot het instellen van omslagklassen op het rapport van [A] getiteld "Omslagklassen Waterschap Hollandse Delta i.o." van 22 november 2004 en op het rapport van [A], getiteld "Omslagheffing aan dijkpercelen" van 19 april 2010. Beide rapporten komen tot de conclusie dat alle binnen het waterschap gelegen secundaire en overige waterkeringen, waarvan de in geding zijnde dijkpercelen deel uitmaken, volledig in de omslag moeten worden betrokken, omdat de hoogte van deze secundaire waterkeringen lager is dan de hoogte van de primaire waterkeringen, en ze daarom voor de instandhouding afhankelijk zijn van de primaire waterkeringen die bij het waterschap in beheer en onderhoud zijn. Door belanghebbende is niet bestreden dat de hoogte van de dijkpercelen lager is dan de hoogte van de primaire waterkeringen die bij het waterschap in beheer en onderhoud zijn, hetgeen aannemelijk maakt dat de dijkpercelen voor de instandhouding zijn aangewezen op dan wel afhankelijk zijn van die primaire waterkeringen. Gelet op dit een en ander acht het Hof aannemelijk gemaakt dat met betrekking tot de dijkpercelen voor wat betreft de waterkeringszorg geen verschillen in hoedanigheid of ligging bestaan, die ertoe leiden dat ter voorkoming van onevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtigen omslagklassen moesten worden ingesteld. De stelling van belanghebbende dat zij niet "gebaat" is bij de waterkeringszorg aangezien de dijkpercelen haar slechts tot last zijn en zij dus ook niet "gebaat" is bij de bescherming daarvan door de primaire waterkeringen, maakt voormeld oordeel niet anders. Slechts indien bezien vanuit hoedanigheid of ligging van het belastingobject verschillen aanwijsbaar zijn kan de instelling van omslagklassen geïndiceerd zijn. Het economische nut dat het belastingsubject ontleent aan zijn object is in dit verband geen relevant verschil.
Waterkwantiteitsbeheer
7.2.2. Haar stelling dat ten aanzien van de dijkpercelen voor wat betreft het waterkwantiteitsbeheer geen noodzaak bestaat tot het instellen van omslagklassen baseert het dagelijks bestuur, naast de in 7.2.1 genoemde rapporten van [A], op het eveneens door [A] opgestelde rapport, getiteld "Kostentoedeling omslagklassen ongebouwde dijkpercelen" van 9 juli 2002.
Het dagelijks bestuur heeft met hetgeen in de rapporten van 2002 en 2004 en in onderdeel 1.3 van het rapport van 2010 is neergelegd aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van de dijkpercelen voor wat betreft het waterkwantiteitsbeheer niet in die mate sprake is van verschillen in hoedanigheid of ligging dat dit leidt tot een onevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtigen. Het rapport van 2010 leidt het Hof tot de conclusie dat [A] in haar rapport van 2002 ook de verschillen in hoedanigheid heeft onderzocht. Uit het rapport van 2010 volgt immers dat bij de taak waterkwantiteitsbeheer verschillen in hoedanigheid en ligging voor wat betreft de kostentoedeling tot uitdrukking komen in: 1. de ontwerpafvoer (de basis voor het vaststellen van het waterbezwaar), 2. de drooglegging (samen met het waterbezwaar de basis voor de dimensionering van watergangen en kunstwerken) en 3. de onderhoudskosten. Blijkens het in het rapport van 2002 gehanteerde rekenmodel en de uitwerking daarvan in bijlage 1 bij dat rapport, is met al deze aspecten rekening gehouden. [A] komt op grond van deze berekeningen tot de conclusie dat het voorzieningenniveau van de ongebouwde dijkpercelen ligt op circa 68-78% van die van de overige ongebouwde onroerende zaken en dat derhalve het verschil in hoedanigheid en ligging van de dijkpercelen leidt tot een "minder" belang van 22-32%. Belanghebbende stelt hier tegenover dat ten aanzien van de dijkpercelen sprake is van een verschil in hoedanigheid en ligging dat leidt tot een "minder"belang van meer dan 50%. Zij voert hiertoe aan dat zij vanwege hun bijzondere fysieke gesteldheid geen belang heeft bij de dijkpercelen en derhalve evenmin bij het door het waterschap ten behoeve van die percelen verrichte waterkwantiteitsbeheer. Het Hof kan belanghebbende hierin niet volgen en verwijst daartoe naar hetgeen is overwogen omtrent deze stelling onder waterkeringszorg hiervoor.
7.2.3. Belanghebbende heeft geen andere bezwaren tegen de berekening van [A]
ingebracht, van onjuistheden anderszins is niet gebleken en het door [A] voor de berekening gehanteerde rekenmodel is gebaseerd op de methode Oldambt, welke methode voor classificatie door de Hoge Raad is gesanctioneerd (HR 23 januari 2009, nr. 42 870, BNB 2009/79). Het Hof houdt het er dan ook voor dat de uitkomst van de berekeningen juist is. Hiervan uitgaande moet geconcludeerd worden dat voor wat betreft het waterkwantiteitsbeheer voor het waterschap geen plicht bestond om voor de dijkpercelen omslagklassen in te stellen.
Wegenbeheer
7.2.4. Het dagelijks bestuur heeft haar stelling dat ten aanzien van de dijkpercelen voor wat betreft de wegenzorg evenmin noodzaak bestaat tot het instellen van omslagklassen gebaseerd op het rapport van [A] van 2010. [A] trekt die conclusie op grond van haar bevinding dat er geen gebieden zijn binnen het taakgebied van het waterschap die niet door wegen ontsloten zijn en dat binnen het taakgebied van het waterschap geen grote verschillen in dichtheid en kwaliteit van de door het waterschap beheerde wegen zijn. Naar 's Hofs oordeel brengt [A] daarmee tot uitdrukking dat het gehele taakgebied van het waterschap op gelijk niveau door wegen is ontsloten en de dijkpercelen daarvan in gelijke mate als de andere percelen profiteren. Nu dit door belanghebbende niet wordt bestreden, moet van de juistheid daarvan worden uitgegaan. Dit voert het Hof tot de conclusie dat ten aanzien van de dijkpercelen voor wat betreft het wegenbeheer voor het waterschap evenmin een plicht bestond tot het instellen van omslagklassen. De stelling van belanghebbende dat zij geen belang heeft bij de door het waterschap uitgevoerde wegenzorg omdat zij geen of gering gebruik maakt van die wegen, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het belang moet, zoals eerder is overwogen, worden bezien vanuit het belastingobject, hetgeen meebrengt dat niet ter zake doet of belanghebbende zelf al dan niet gebruik maakt van de op de dijken gelegen wegen.
Conclusie
7.3. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat, nu het waterschap ten aanzien van de aan belanghebbende toebehorende dijkpercelen voor geen van de op haar rustende taken verplicht was tot het instellen van omslagklassen, en overigens geen bezwaren tegen de hoogte van de aanslagen zijn aangevoerd, belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag in de heffing is betrokken. Het hoger beroep is derhalve gegrond.
Proceskosten en griffierecht
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beslissing
Het gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, en
- bevestigt de uitspraak op bezwaar.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Chr.Th.P.M. Zandhuis, Th. Groeneveld en B. van Walderveen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 28 juli 2010 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.