Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 24-08-2010, BO0341, BK-09/00863

Gerechtshof 's-Gravenhage, 24-08-2010, BO0341, BK-09/00863

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
24 augustus 2010
Datum publicatie
13 oktober 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0341
Zaaknummer
BK-09/00863

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. De rechtbank heeft zich terecht onbevoegd verklaard. De navorderingsaanslagen voor de jaren 1992 tot en met 1995 zijn onherroepelijk geworden. Enkel herziening als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb kan hierin verandering brengen. Voor zover het hoger beroep van belanghebbende dient te worden opgevat als een verzoek om herziening van de uitspraak van het Hof, wijst het Hof dit verzoek af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-09/00863

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 24 augustus 2010

op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 november 2009, nummer AWB 08/1304 IB/PVV, betreffende na te noemen aanslag.

Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.863.

1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar afgewezen.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard.

Loop van het geding

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 110. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. Belanghebbende heeft bij brief van 18 juni 2010, bij het Hof ingekomen op 17 juni 2010, nadere stukken ingediend, waarvan, door tussenkomst van de griffier, een kopie aan de Inspecteur is gezonden.

2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 21 juli 2010, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.

2.4. De Inspecteur heeft ingevolge een door het Hof ter zitting tot hem gericht verzoek als aanvulling op het aldaar verhandelde bij brief, gedagtekend 21 juli 2010, een afschrift aan het Hof gezonden van zijn brief aan belanghebbende van dezelfde datum.

Vaststaande feiten

3.1. Belanghebbende is geboren op [dag en maand] 1920. Hij is gehuwd.

3.2. In het jaar 2005 heeft belanghebbende aan pensioen en AOW € 35.916 ontvangen waarop € 5.421 aan loonheffing is ingehouden.

3.3. Met dagtekening 2 augustus 2005 is aan belanghebbende voor het jaar 2005 een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd met een te betalen bedrag van € 1.600, gebaseerd op de inkomensgegevens van het jaar 2004. De voorlopige aanslag is op 3 augustus 2005 door belanghebbende betaald.

3.4. Belanghebbende heeft op 10 februari 2006 aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2005. Door de belastingadministratie is in deze aangifte abusievelijk een verzoek tot toekenning van kinderkorting en aanvullende kinderkorting gelezen. Met in achtneming van de (foutief gelezen) aangifte is de onder 3.3 vermelde voorlopige aanslag verminderd tot nihil (leidend tot een teruggaaf van € 1.620 inclusief invorderingsrente) en een nadere voorlopige aanslag opgelegd met een te ontvangen bedrag van € 1.314 inclusief heffingsrente. De aldus door belanghebbende terug te ontvangen bedragen van in totaal € 2.934 zijn door de Ontvanger verrekend met de nog openstaande aanslagen over 1994 en 1995.

3.5. Met dagtekening 4 december 2007 is de definitieve aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2005 aan belanghebbende opgelegd. De eerder vermelde abusievelijk in aanmerking genomen kinderkorting en aanvullende kinderkorting is daarbij teruggenomen. De aanslag laat een te betalen bedrag zien van € 452. Het tegen de aanslag ingediende bezwaar is door de Inspecteur afgewezen.

3.6. Aan belanghebbende zijn met dagtekening 31 mei 2003 navorderingsaanslagen opgelegd in de inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen voor de jaren 1992, 1993, 1994 en 1995. Tegen de uitspraken op het tegen deze aanslagen ingediende bezwaar is belanghebbende in beroep gekomen bij dit Hof. Dit heeft geleid tot de uitspraak van 16 november 2005 met kenmerk 05/00522, 05/00523, 05/00537 en 05/00538. Het tegen deze uitspraak gerichte cassatieberoep van belanghebbende is door de Hoge Raad ongegrond verklaard. De uit 's Hofs uitspraak voortvloeiende vermindering van de navorderingsaanslagen is eerst met dagtekening 22 april 2008 verwerkt door de fiscus.

3.7. In beroep betreffende de aanslag voor het jaar 2005 heeft belanghebbende uitsluitend bezwaren geuit met betrekking tot de verrekening van de teruggaven voortvloeiende uit de (vermindering van de) voorlopige aanslagen 2005 met de nog openstaande bedragen op de (navorderings)aanslagen voor de jaren 1994 en 1995. De rechtbank heeft zich dienaangaande onbevoegd verklaard.

3.8. Tussen belanghebbende en de Inspecteur alsmede de Ontvanger is op 14 juli 2009 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst luidt - voor zover hier van belang - als volgt:

" (...)

3. Omschrijving van geschil of onzekerheid

De kwestie luidt als volgt:

Partijen willen tot een finale kwijting komen voor de door [belanghebbende] verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 1992 tot en met 1995 (inclusief boeten, heffings- en invorderingsrente) door de betaling van een bedrag van € 1.652. Door de finale afrekening kan de nog lopende procedure voorde rechtbank Den Haag onder procedurenummer 08/1304 IB/PVV D2 met betrekking tot het belastingjaar 2005, waarvan reeds een zitting heeft plaatsgevonden, worden beëindigd.

(...)

5. Inhoud van overeenkomst

Partijen zijn het volgende overeengekomen:

A. Partijen gaan ervan uit dat de volgende feiten zich hebben voorgedaan en als zodanig tussen partijen zullen gelden:

Aan [belanghebbende] zijn navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen over de jaren 1992 tot en met 1995 opgelegd waarbij een vergrijpboete is opgelegd. [Belanghebbende] heeft de wens om een einde te maken aan de al jarenlange slepende kwestie en anderzijds een praktische oplossing daarvoor te volgen. De Belastingdienst gaat daarmee akkoord.

B. Partijen verbinden aan de hiervoor vermelde feiten de volgende fiscaalrechtelijke of civielrechtelijke gevolgen:

De opgelegde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen over de jaren 1992 tot en met 1995 (...) zoals deze luiden na de 22 april 2008 blijven in stand en zullen niet meer ter discussie worden gesteld. Het belastbaar inkomen over 1995 is nader vastgesteld op ƒ 64.658.

De nog lopende beroepsprocedure voor de Rechtbank Den Haag over het jaar 2005 zal door [belanghebbende worden ingetrokken;

Voorts betaalt [belanghebbende] binnen veertien dagen na ondertekening van deze overeenkomst een bedrag van € 1.652 aan [de Inspecteur/Ontvanger]. (...)

Indien en nadat de intrekking van de procedure schriftelijk is bevestigd alsmede indien en nadat het bedrag van € 1.652 is ontvangen door [de Inspecteur/Ontvanger] zullen er geen invorderingsmaatregelen meer worden getroffen voor de in de overeenkomst betrokken aanslagen.

(...)

6. Geldigheidsduur van de overeenkomst

De overeenkomst eindigt als sprake is van de hierna genoemde omstandigheid:

- (...)

- Indien [belanghebbende] niet binnen de gestelde termijn de overeengekomen som van € 1.652 heeft betaald.

7. Afstand van rechtsmiddelen

[Belanghebbende] verklaart dat belanghebbende met de ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst het ingediende beroepschrift tegen de belastingaanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen over 2005 (...) intrekt. [Belanghebbende] zal de Rechtbank Den Haag daarvan in kennis stellen.

Daarnaast zal belanghebbende de aanslagen over de belastingjaren 1992 tot en met 1995 op geen enkele manier meer ter discussie stellen

(...)"

Belanghebbende heeft het bedrag van € 1.652 binnen de daartoe gestelde termijn voldaan, maar het beroep bij de Rechtbank 's-Gravenhage niet ingetrokken.

3.9. Bij brief van 21 juli 2010 hebben de Inspecteur en de Ontvanger aan belanghebbende bevestigd dat de belastingjaren 1992 tot en met 1995 een gesloten boek zijn.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. Tussen partijen is in geschil of de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard en of de navorderingsaanslagen voor de jaren 1992 tot en met 1995 wegens verjaring dienen te worden vernietigd, zoals belanghebbende stelt en de Inspecteur betwist.

4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1. Naar het Hof begrijpt strekt belanghebbendes hoger beroep tot vernietiging van de navorderingsaanslagen 1992, 1993, 1994 en 1995 wegens schending van de navorderingstermijn als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en tot uitbetaling van hetgeen met die aanslagen in 2008 is verrekend en op die aanslagen is betaald. In totaal vordert belanghebbende een betaling door de Inspecteur/Ontvanger van € 6.434.

5.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Overwegingen omtrent het geschil

6.1. Het Hof stelt voorop dat de rechtbank - uitgaande van het aan haar voorgelegde geschil - op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen. Al hetgeen belanghebbende in het geding in hoger beroep heeft aangevoerd leidt het Hof niet tot een ander oordeel. Zulks klemt te meer nu belanghebbende met de Inspecteur en de Ontvanger een - naar het oordeel van het Hof rechtsgeldige - vaststellingsovereenkomst heeft gesloten ter beëindiging van het tussen belanghebbende en de belastingadministratie bestaande geschil omtrent de (invordering van de) navorderingsaanslagen voor de jaren 1992 tot en met 1995.

6.2. Voor zover belanghebbendes hoger beroep zich richt op de rechtmatigheid van de navorderingsaanslagen voor de jaren 1992 tot en met 1995, heeft het volgende te gelden. Met het onder 3.6 vermelde arrest van de Hoge Raad zijn de navorderingsaanslagen onherroepelijk geworden. Enkel herziening als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht kan hierin verandering brengen. Voor zover het hoger beroep van belanghebbende dient te worden opgevat als een verzoek om herziening van de uitspraak van het Hof als vermeld in 3.6, wijst het Hof dit verzoek af. Belanghebbende heeft naar het oordeel van het Hof geen feiten en omstandigheden gesteld die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

b. bij belanghebbende niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

c. waren zij bij het Hof eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

6.3. Gelet op het voorgaande wijst het Hof belanghebbende er ten overvloede nog op dat artikel 16, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelasting geen verjaringstermijn bevat betreffende enige uit een (navorderings)aanslag voortvloeiende vordering doch slechts de termijn aangeeft waarbinnen een inspecteur een navorderingsaanslag kan opleggen, zulks te beoordelen naar het moment waarop een dergelijke aanslag wordt opgelegd en niet - zoals belanghebbende kennelijk meent - naar het moment waarop daarover is beslist c.q. wordt beslist.

6.4. Met inachtneming van al hetgeen hiervoor is overwogen dient te worden beslist als volgt.

Proceskosten en griffierecht

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- bevestigt de uitspraak van de rechtbank,

- wijst het verzoek om herziening af.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.J.J. Engel, B. van Walderveen en H.A.J. Kroon, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 24 augustus 2010 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.