Gerechtshof 's-Gravenhage, 17-11-2010, BO6303, BK-09/00832
Gerechtshof 's-Gravenhage, 17-11-2010, BO6303, BK-09/00832
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 17 november 2010
- Datum publicatie
- 3 december 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2010:BO6303
- Zaaknummer
- BK-09/00832
Inhoudsindicatie
Scholingsuitgaven. Proceskostenvergoeding voor reis- en verletkosten. Essentieel voor een opleiding of studie in de zin van artikel 6.27 Wet IB 2001 is dat de aangereikte kennis ook wordt verworven. Daarvoor is in ieder geval nodig dat het verwerven van de kennis onder enige begeleiding of toezicht van een derde plaatsvindt. Het passief aanhoren van lezingen verzorgd door deskundigen en het uitwisselen van ervaringen door collegae onderling zonder deskundige begeleiding, of een combinatie daarvan, voldoen in ieder geval niet aan die eis. Een cursus in (nieuwe) operatietechnieken onder deskundig toezicht, voldoet wel aan deze eis.
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-09/832
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer d.d. 17 november 2010
op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 november 2009, nr. AWB 08/3050 IB/PVV, betreffende na te noemen aanslag.
Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Aan belanghebbende is door de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Haaglanden, voor het jaar 2004 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.965 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 12.382.
1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag afgewezen.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.965, onder handhaving van de overige elementen van de aanslag, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 15 en hem gelast het griffierecht ten bedrage van € 39 aan belanghebbende te vergoeden.
Loop van het geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 110. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en daarbij tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarop gereageerd middels een conclusie van repliek. Voorafgaand aan de zitting heeft belanghebbende nadere stukken ingediend bij brief van 7 september 2010 waarvan door tussenkomst van de griffier afschrift is verzonden aan de Inspecteur.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 6 oktober 2010, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende was gedurende het jaar 2004 in dienstbetrekking werkzaam als gynaecoloog bij het [ziekenhuis] te [P].
3.2. In zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2004 heeft belanghebbende een bedrag van € 4.660 wegens scholingsuitgaven in de zin van artikel 6.27 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) als persoonsgebonden aftrek in aanmerking genomen.
3.3.1. Bij zijn brief van 9 februari 2007 heeft de Inspecteur aan belanghebbende gevraagd om de scholingsuitgaven ad € 4.660 te specificeren. Belanghebbende heeft die vraag bij zijn brief van 20 februari 2007 als volgt beantwoord:
"ad studiekosten en scholingsuitgaven:
Om een beroepsopleiding te kunnen volgen om te worden geherregistreerd als medisch specialist/ gynaecoloog is het lidmaatschap van de beroepsverenigingen verplicht omdat deze verenigingen de opleidingen organiseren. De cursussen vinden plaats in de verschillende ziekenhuizen met patiënten als proefpersoon. De beroepsaansprakelijkheidsverzekering van bet betreffende ziekenhuis geldt niet voor cursisten. Om deze reden moet een extra-murale beroepsaansprakeliijkheidsverzekering worden afgesloten en rechtsbijstandsverzekeringen. Om het cursusmateriaal te kunnen bestuderen zijn computerapparatuur /computerbenodigdheden noodzakelijk. Omdat ik in 2004 veel solliciteerde en niet van te voren wist of ik op de cursusdatum vrij was, heb ik het cursusbedrag een aantal keer contant bij de congresbalie betaald zonder dat er een factuur is afgegeven. In 2005 en 2006 had ik een vaste dienstbetrekking. Toen betaalde ik vooraf omdat dit vaak goedkoper is en er betalingsbewijzen van de giro en bank zijn.
(nummering Hof)
1. Ned. Vereniging Obstetrie. Gynaecologie € 600,-
2. KNMG Orde LAD Federatie - 795,-
3. KNMG district - 15,-
4. Beroepsaansprakelijkheidsverzekering extra-muraal - 414,66
5. Beroepsaansprakelijkheidsverzekering aanvullend intra-m - 58,26
6. Rechtsbijstandverzekering Beroepsrechtsbijstand - 435,73
7. Rechtsbijstandverzekering - 30,-
8. Beroepsaansprakelijkheid AVBEI-Extramuraal - 140,04
9. KNMG Utrecht - 173,00
10. Flemish Gynaelogical Oncologie Group Brussel - 325,-
11. Erasmus MC Ultrasound in Obstetrics and Gynaecologie - 100,-
12. VU Amsterdam Echoscopie - 300,-
13. Endoscopische Chirurgie VU Amsterdam - 200,-
14. COBRA dagen Noordwijkerhout - 290,-
15. Gynaecongres Rotterdam NVOG/ KNMG - 175,-
16. Lymfoedeem Drachten - 395,-
17. EUROREGIO Ultrasound OB/GYN Maastricht - 150,-
18. PAOKC-cursus Klinische Chemie Zwolle - 100,-
19. De toekomst van de eerstelijns verloskunde Ede - 150,-
20. Women's health Menopause Amsterdam - 600
21. The OR of the Future ans Robotics Leeuwarden - 245,-
22. Systematische cursus ultrageluid Verl/gyn Amsterdam - 250,-
23. Erasmus Endocrinologie cursus Rotterdam - 560,-
24. Reiskosten [Z] cursus lokaties 3302km x 0.18 - 594,36
25. computerbenodigdheden [A] BV [P] - 382,57
totaal studiekosten en scholingsuitgaven € 7478,62"
3.3.2. Kopieën van inschrijfformulieren voor de hiervoor onder de nummers 10 tot en met 23 vermelde cursussen, congressen en symposia, veertien in totaal, behoren tot de gedingstukken. De daarop betrekking hebbende uitgaven, in totaal € 3.840, heeft belanghebbende niet gestaafd met betalingsbewijzen. Acht formulieren zijn voorzien van een datum of handtekening.
3.3.3. De reiskosten (vermeld onder nummer 24) zijn, afgezien van vermelding van het totaal aantal gereden kilometers en de kosten per kilometer, niet gespecificeerd.
3.3.4. Betalingsbewijzen of facturen met betrekking tot de overige onder de nummers 1 tot en met 8 en 25 vermelde uitgaven, in totaal € 3.044,26, behoren in kopie tot de gedingstukken.
3.4. Bij brief van 5 januari 2004 is belanghebbende door de Medisch Specialisten Registratie Commissie van de KNMG (De Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst) erop geattendeerd dat zijn registratie als medisch specialist in april 2004 expireert en dat hij door middel van het bijgevoegde "formulier aanvraag herregistratie" de mogelijkheid heeft hernieuwing van zijn registratie voor het specialisme verloskunde en gynaecologie aan te vragen. Bij brief van 8 april 2004 is door vorengenoemde Commissie aan belanghebbende het certificaat, dienende tot bewijs van inschrijving in een van de registers van medisch specialisten, toegezonden onder mededeling dat zijn registratie als medisch specialist bij besluit van meergenoemde Commissie is hernieuwd tot de op het certificaat vermelde expiratiedatum.
3.5. Bij de door belanghebbende bezochte cursussen, congressen en symposia was in de regel sprake van passieve kennisopname. Er werd geluisterd naar één of meer deskundige sprekers. Een enkele keer werden de cursist praktische vaardigheden bijgebracht zoals een cursus waarbij door de cursist een (nieuwe) operatietechniek werd geleerd, onder begeleiding en toezicht van een ervaren medisch specialist. De aan te leren techniek werd direct toegepast op een patiënt. De ervaren specialist was aanwezig om aanwijzingen te geven en in te grijpen indien iets niet goed zou gaan.
Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. Tussen partijen is in geschil of de door belanghebbende geclaimde scholingsuitgaven ad € 4.660 terecht niet als persoonsgebonden aftrek zijn aangemerkt en of de Inspecteur terecht niet is veroordeeld in de proceskosten wegens verletkosten van belanghebbende ten bedrage van € 650, welke vragen door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend worden beantwoord.
4.2.1. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij zich met het oog op zijn (her)registratie heeft moeten bij- en nascholen teneinde de benodigde accreditatiepunten te behalen. Zijn lidmaatschappen van de KNMG/Orde Medische Specialisten en de NVOG (Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie) zijn in dat verband noodzakelijk omdat die toegang geven tot geaccrediteerde cursussen en omdat de KNMG en de NVOG instituten zijn (geworden) die permanente educatie geven en medische protocollen opstellen. Zonder lidmaatschap kan niet over lesmateriaal worden beschikt. Voorts stelt belanghebbende dat hij moet meedoen aan operaties bij patiënten in opleidingsziekenhuizen om de nieuwe endoscopische technieken te leren, hetgeen weer noodzakelijk is om te kunnen worden ge(her)registreerd. Belanghebbende dient op die operaties toegesneden beroepsaansprakelijkheids- en rechtsbijstandsverzekeringen af te sluiten. Belanghebbende is dan ook van mening dat de uitgaven voor bij- en nascholing, lidmaatschappen van de KNMG en NVOG en de beroepsaansprakelijkheids- en rechtsbijstandsverzekeringen, nu zij rechtstreeks verband houden met het leertraject, als aftrekbare scholingsuitgaven dienen te worden aangemerkt. Belanghebbende heeft van de door hem gespecificeerde uitgaven voor congres-, cursus- of symposiumbezoek geen betalingsbewijzen of onderliggende facturen omdat hij die uitgaven contant aan de betreffende balie heeft voldaan en voor contante betalingen geen facturen of betalingsbewijzen worden verstrekt. In dit verband stelt belanghebbende tevens dat hij door middel van verwijzing naar de door hem gespecificeerde, met onderliggende betalingsbewijzen of facturen gestaafde scholingsuitgaven over de jaren 2005, 2006 en 2007 aannemelijk heeft gemaakt dat hij in het onderhavige jaar de door hem gestelde uitgaven voor cursussen, congressen en symposia heeft gedaan.
4.2.2. Ten aanzien van de verzochte vergoeding voor verletkosten stelt belanghebbende dat hij, ten tijde van de zitting van de rechtbank als waarnemer werkzaam in een ziekenhuis in [Q], een vervanger of waarnemer heeft moeten inhuren om de afgesproken polikliniekspreekuren en verloskamerdiensten doorgang te laten vinden. Omdat een enkele reis Den Haag-[Q] overdag circa drie tot vier uren in beslag neemt is het na de zitting in Den Haag niet mogelijk om in de middag in [Q] dienst te doen.
4.3.1. De Inspecteur stelt zich, onder verwijzing naar artikel 6.27 van de Wet, het Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 21 januari 2010, nr. DGB2010/372M, Staatscourant 2010, 1307, de uitspraak van dit Hof van 1 september 2009, nr. BK-07/0056 en de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 14 december 2009, nr. AWB 08/2345 en 08/2347, op het standpunt dat geen sprake is van een leertraject zodat de door belanghebbende opgevoerde scholingsuitgaven, voor zover aannemelijk gemaakt, niet in enig direct verband staan tot een opleiding of studie als bedoeld in voormeld artikel van de Wet. Dit standpunt berust op een gewijzigd inzicht in de toepassing van het recht ten opzichte van het voor de rechtbank ingenomen standpunt. Ter zitting van het Hof heeft de Inspecteur verklaard dat hij, ongeacht het oordeel van het Hof, voor een bedrag van € 2000 aan scholingsuitgaven voor cursussen, congressen en symposia in aftrek zal toelaten. Dienovereenkomstig heeft hij hangende het hoger beroep de aanslag inkomstenbelasting en premieheffing volksverzekeringen voor het jaar 2004 ambtshalve verminderd.
4.3.2. Met betrekking tot de kosten van een waarnemer stelt de Inspecteur zich op het standpunt dat belanghebbende geen nota heeft overgelegd waaruit blijkt dat belanghebbende de gestelde kosten voor het inhuren van een waarnemer heeft betaald. De Inspecteur trekt in twijfel of belanghebbende deze kosten heeft moeten maken, omdat, nu belanghebbende in dienstbetrekking tot het ziekenhuis staat, het ziekenhuis de meest gerede partij is om de kosten voor een waarnemer voor zijn rekening te nemen. Er is slechts plaats voor een vergoeding van proceskosten volgens de forfaitaire regeling van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
4.4. Voor de gronden waarop partijen hun standpunten doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Conclusies van partijen
5.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur, vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.305 en tot veroordeling van de Inspecteur in de kosten van de procedure voor de rechtbank wegens verletkosten ten bedrage van € 650.
5.2. De Inspecteur concludeert, naar het Hof begrijpt en verstaat, tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Overwegingen omtrent het geschil
6.1.1. Artikel 6.27, eerste lid, van de Wet luidt als volgt:
"Scholingsuitgaven zijn uitgaven voor het door de belastingplichtige volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning."
6.1.2. In de memorie van toelichting bij het wetsontwerp dat heeft geleid tot de Wet is met betrekking tot scholingsuitgaven onder meer het volgende opgenomen:
"In artikel 6.7.1 (Hof: thans artikel 6.27 van de Wet) wordt de definitie van scholingsuitgaven opgenomen. Scholingsuitgaven zijn uitgaven van de belastingplichtige voor een door hem zelf gevolgde opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning.
De uitgaven moeten direct verband houden met het leertraject. Hierbij moet worden gedacht aan reële en rechtstreekse kosten, lasten en afschrijvingen voor een opleiding of studie, zoals bijvoorbeeld lesgelden en leerboeken. Zo zijn uitgaven voor vakliteratuur alleen aftrekbaar indien er een zodanig verband tussen de literatuur en het volgen van het leertraject bestaat dat de literatuur in de gegeven omstandigheden naar het spraakgebruik als leerboek of leermiddel kan worden aangemerkt."(Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1998/99, 26727, nr. 3, blz. 260 en 261).
6.1.3. Artikel 6.28, eerste lid, onder c, van de Wet bepaalt dat tot de scholingsuitgaven niet behoren uitgaven die verband houden met reizen en verblijven, daaronder begrepen excursies en studiereizen.
6.1.4. Ingevolge artikel 6.40 van de Wet komen uitgaven ter zake van persoonsgebonden aftrekposten voor aftrek in aanmerking op het tijdstip waarop zij zijn betaald, verrekend, ter beschikking gesteld of rentedragend geworden.
6.2.1. Nu de Inspecteur heeft betwist dat belanghebbende in 2004 scholingsuitgaven heeft gedaan, rust op belanghebbende de last feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken die leiden tot het oordeel dat de door hem gestelde uitgaven daadwerkelijk zijn gedaan en dienen te worden aangemerkt als scholingsuitgaven in de zin van artikel 6.27 van de Wet.
6.2.2. Belanghebbende heeft geen betalingsbewijzen overgelegd van de door hem gestelde scholingsuitgaven voor cursussen, congressen en symposia. Desalniettemin heeft de Inspecteur voor de rechtbank uitdrukkelijk aanvaard en bevestigd dat belanghebbende aftrekbare scholingsuitgaven heeft gedaan tot een bedrag van € 2000. Het meerdere dat belanghebbende claimt heeft hij, naar 's Hofs oordeel, niet aannemelijk gemaakt omdat hij daarvoor geen betalingsbewijzen heeft overgelegd.
6.2.3. Ter zitting van het Hof heeft de Inspecteur uitdrukkelijk verklaard de aanslag dienovereenkomstig te hebben verminderd en hierop niet te willen terugkomen. Hiermee is het belang aan het incidenteel hoger beroep komen te ontvallen en dient de Inspecteur hierin niet-ontvankelijk te worden verklaard.
6.3.1. Met betrekking tot de vraag of voornoemde uitgaven tot een bedrag van € 2000 zijn aan te merken als aftrekbare scholingsuitgaven overweegt het Hof ten overvloede als volgt.
Zoals dit Hof heeft overwogen in zijn uitspraak van 1 september 2009, BK-07/00567, volgt uit de wetsgeschiedenis van (thans) artikel 6.27 van de Wet dat van scholingsuitgaven slechts dan sprake is indien zij direct verband houden met een leertraject. De procedure tot herregistratie is niet te beschouwen als een leertraject. Van studie en/of opleiding is slechts dan sprake indien het betreft een specifieke bij- of nascholingscursus dan wel een specifieke wetenschappelijke bijeenkomst.
6.3.2. Een en ander betekent dat de omstandigheid dat een door belanghebbende bijgewoonde cursus of een bijgewoond congres of symposium kwalificeert voor het behalen van accreditatiepunten ten behoeve van zijn herregistratie als medisch specialist, op zichzelf onvoldoende is om de door hem ter zake betaalde kosten als scholingsuitgaven aan te merken.
6.3.3. Elke door belanghebbende bijgewoonde cursus en elk bijgewoond congres of symposium moet afzonderlijk worden beoordeeld teneinde de cursus dan wel het congres of symposium te kunnen kwalificeren als opleiding of studie.
6.3.4. Essentieel voor studie of opleiding is dat op enige wijze, door begeleiding of door toetsen, wordt geborgd dat de aangereikte kennis ook wordt verworven. Die wijze van kennisoverdracht kan worden aangemerkt als leertraject. Daarvoor is in ieder geval nodig dat het verwerven van de kennis onder enige begeleiding of toezicht van een derde plaatsvindt (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 25 januari 2008, LJN BC2601).
Het passief aanhoren van lezingen verzorgd door deskundigen en het uitwisselen van ervaringen door collegae onderling zonder deskundige begeleiding, of een combinatie daarvan, voldoen in ieder geval niet aan die eis. Een cursus in (nieuwe) operatietechnieken onder deskundig toezicht , zoals onder 3.5 vermeld, voldoet wel aan vorengenoemde eis.
6.4.1. De opgevoerde reiskosten zijn gelet op het onder 6.1.3. vermelde naar het oordeel van het Hof niet aftrekbaar.
6.4.2. Met betrekking tot de betaalde kosten voor de lidmaatschappen van de KNMG en de NVOG en de diverse verzekeringen overweegt het Hof dat het vereiste directe verband tussen uitgave en leertraject, zie het citaat uit de memorie van toelichting onder 6.1.3., ontbreekt.
6.4.3. Voormeld direct verband ontbreekt ook bij de post "Computerbenodigdheden [A] BV [P]" ad € 382,57, zodat ook deze uitgave niet als aftrekbare scholingsuitgave is aan te merken.
6.5.1.Belanghebbende heeft in eerste aanleg verzocht om een proceskostenvergoeding voor reis- en verletkosten. De rechtbank heeft dienaangaande het volgende overwogen waarbij voor "eiser" gelezen dient te worden: belanghebbende, en voor "verweerder" gelezen dient te worden: de Inspecteur.
"3.9 Nu het beroep gegrond is verklaard bestaat in beginsel recht op vergoeding van de kosten die voor het beroep zijn gemaakt. Eiser verzoekt vergoeding van zijn reiskosten en van een bedrag van € 650 aan verletkosten bestaande uit de kosten die hij heeft moeten maken voor het inschakelen van een waarnemer gedurende zijn afwezigheid in verband met de zitting. Verweerder acht aannemelijk dat eiser kosten heeft gemaakt in verband met het beroep maar stelt zich primair op het standpunt dat er geen reden is voor de vergoeding van die kosten omdat eiser eerst in de beroepsfase de stukken heeft overgelegd op grond waarvan verweerder alsnog gedeeltelijk aftrek heeft toegestaan. Subsidiair stelt verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem gemaakte kosten een bedrag van € 650,- zouden belopen. Ingevolge artikel 2, eerste lid, letter d van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) kunnen verletkosten worden vergoed tot een bedrag van € 53,09 per uur. Ingevolge het tweede lid van voornoemd artikel kan de op basis van het eerste lid bepaalde vergoeding worden verminderd indien een belanghebbende gedeeltelijk in het gelijk is gesteld. Voorts bepaalt het derde lid van voornoemd artikel dat in bijzondere omstandig heden van het eerste lid kan worden afgeweken. Met toepassing van het tweede en derde lid van het Besluit stelt de rechtbank de kosten vast op een bedrag van € 15,- (reiskosten op basis van de kosten openbaar vervoer tweede klasse). De rechtbank heeft in die beslissing het volgende betrokken. Eiser heeft eerder geprocedeerd over de aan hem opgelegde aanslag voor het jaar 2001. Ook in die procedure waren de scholingskosten in geschil. De rechtbank heeft op 4 september 2007, dus nog voordat de hier bestreden aanslag was opgelegd, in die zaak uitspraak gedaan en daarbij onder meer overwogen dat eiser de niet met bewijsstukken gestaafde uitgaven op geen enkele manier aannemelijk had gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank moet het eiser, gelet op die eerdere uitspraak van de rechtbank en gelet op de tussen eiser en verweerder gevoerde correspondentie, al in de bezwaarfase duidelijk zijn geweest dat van hem bewijs werd verlangd. Dat eiser, zoals hij stelt, eerst in de beroepsfase begreep dat op hem de last rust de door hem opgevoerde kosten aannemelijk te maken acht de rechtbank gezien het vorenstaande onwaarschijnlijk. De uiteindelijk in beroep overgelegde stukken had eiser voor het overgrote deel reeds bij zijn bezwaar of later in de bezwaarfase kunnen overleggen. De gegrondverklaring van het beroep vindt derhalve uitsluitend zijn oorzaak in het feit dat verweerder niet reeds in de bezwaarfase door eiser in de gelegenheid is gesteld aan de bezwaren (gedeeltelijk) tegemoet te komen. Voorst weegt de rechtbank mee dat eiser slechts gedeeltelijk in het gelijk is gesteld en dat eiser de door hem gemaakte kosten voor de vervanger, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Zijn enkele verklaring dat hij, hoewel in dienst bij het ziekenhuis, zelf de kosten van zijn vervanging moet dragen en dat die vervanging voor een hele dag zou moeten worden geregeld is daarvoor onvoldoende. De rechtbank hecht hierbij ook betekenis aan het feit dat de zitting op verzoek van eiser in verband met zijn operatie- en spreekuurschema's op een dinsdagochtend om 9.30 uur heeft plaatsgevonden."
6.5.2. Het Hof is van oordeel dat de rechtbank met voormelde rechtsoverweging op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen en maakt deze tot de zijne. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd ter ondersteuning van zijn standpunt acht het Hof - mede gelet op hetgeen de Inspecteur daar tegenover heeft gesteld - onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
6.6. Het vorenstaande voert het Hof tot de slotsom dat het principaal ingestelde hoger beroep ongegrond is en dat het incidenteel ingestelde hoger beroep niet ontvankelijk is. Beslist moet worden als volgt.
Proceskosten en griffierecht
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. B. van Walderveen, Th. Groeneveld en J.J.J. Engel, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.H.R. Massmann. De beslissing is op 17 november 2010 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.