Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 21-12-2010, BO8844, BK-07-00624

Gerechtshof 's-Gravenhage, 21-12-2010, BO8844, BK-07-00624

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
21 december 2010
Datum publicatie
24 december 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BO8844
Zaaknummer
BK-07-00624

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Het Hof acht belanghebbende niet geslaagd in het van haar verlangde bewijs dat reeds voor het verstrijken van de bezwaartermijn bezwaar is gemaakt tegen de aanslag.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-07/00624

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 21 december 2010

op het hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [belanghebbende] B.V., gevestigd te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage van 23 oktober 2007, nr. AWB 06/1743 VPB, betreffende na te noemen aanslag en beschikkingen.

Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. De Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Haaglanden, heeft aan belanghebbende met dagtekening 25 oktober 2003 voor het jaar 2000 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 200.000. Bij gelijktijdig genomen beschikkingen heeft de Inspecteur aan belanghebbende een verzuimboete van ƒ 250 opgelegd alsmede het verlies voor dat jaar vastgesteld op nihil.

1.2. Bij de in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in het bezwaar tegen de aanslag en de beschikkingen.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 428. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. Bij brieven van 12 november 2008 en van 25 september 2009 heeft belanghebbende nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn door tussenkomst van de griffier ter kennisneming in afschrift aan de Inspecteur gezonden.

2.3. De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 6 oktober 2009, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Met instemming van partijen is het hoger beroep gelijktijdig behandeld met dat in de zaken met de nummers 07/00625 en 07/00626. Het Hof rekent de in deze zaak en de genoemde andere zaken overgelegde stukken over en weer tot de gedingstukken.

Van het verhandelde ter zitting is één proces-verbaal opgemaakt. Dit is op 27 oktober 2009 in afschrift aan partijen gezonden.

2.4. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en partijen in de gelegenheid gesteld nadere stukken over te leggen en over en weer te reageren op elkaars schrifturen. Een nadere mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 11 mei 2010, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Met instemming van partijen is het hoger beroep gelijktijdig behandeld met dat in de zaken met de nummers 07/00625 en 07/00626. Het Hof rekent de in deze zaak en de genoemde andere zaken overgelegde stukken over en weer tot de gedingstukken. Van het verhandelde ter zitting is één proces-verbaal opgemaakt.

2.6. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld na afloop van de zitting een stuk te overleggen. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Het Hof heeft hierop het onderzoek gesloten.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

3.1. Belanghebbende is opgericht bij akte van 6 november 1993. Zij exploiteert sedert 2000 een kinderopvangbedrijf.

3.2. Aan belanghebbende is een aangiftebiljet vennootschapsbelasting voor het jaar 2000 uitgereikt. Dit biljet is, ondanks aanmaning, niet ingediend binnen de daartoe gestelde termijn. De Inspecteur heeft daarop de aanslag vastgesteld naar een ambtshalve vastgesteld belastbaar bedrag van ƒ 200.000. Tevens is een verzuimboete opgelegd van ƒ 250 wegens het niet doen van aangifte. Het aanslagbiljet is gedagtekend 25 oktober 2003.

3.3. Op 12 oktober 2004 heeft de Inspecteur alsnog de aangifte ontvangen, met ondertekeningsdatum 6 oktober 2004. Hij heeft de aangifte aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de aanslag. De aangifte vermeldt een belastbare winst van negatief

€ 306.266. In de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Ambtshalve beoordeling van het bezwaar heeft niet geleid tot een vermindering van de aanslag.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. Tussen partijen is in geschil of belanghebbende tijdig in bezwaar is gekomen, welke vraag door belanghebbende bevestigend en door de Inspecteur ontkennend wordt beantwoord. Voor het geval de vraag bevestigend wordt beantwoord is tussen partijen de hoogte van het verlies in geschil.

4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1. Belanghebbendes hoger beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en primair tot ontvankelijkverklaring van het bezwaar en terugwijzing van de zaak naar de Inspecteur en subsidiair tot vermindering van de aanslag tot nihil en wijziging van de beschikking vaststelling verlies in die zin dat het verlies wordt vastgesteld op € 376.000. Tevens verzoekt belanghebbende om een integrale vergoeding van de door haar in bezwaar, in beroep en in hoger beroep gemaakte proceskosten.

5.2. De Inspecteur concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank. Subsidiair strekt het standpunt van de Inspecteur tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van nihil alsmede tot wijziging van de beschikking vaststelling verlies in die zin dat het verlies wordt vastgesteld op € 107.620.

Beoordeling van het hoger beroep

6.1. De termijn voor indiening van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend, indien het vóór het einde van de termijn door de Inspecteur is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift ook tijdig ingediend, indien het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Nu het Hof geen reden heeft om aan te nemen dat de dag van dagtekening van de aanslag en van de beschikkingen is gelegen vóór de dag van de bekendmaking daarvan, is de termijn in dit geval aangevangen met ingang van de dag na die van de dagtekening van de aanslag, zodat de termijn voor het instellen van bezwaar eindigde met 6 december 2003.

6.2. Belanghebbende heeft gesteld dat zij tijdig, namelijk bij brief van 27 oktober 2003, bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag en de beschikkingen. De Inspecteur heeft hier tegenover gesteld noch per post, noch per fax, met betrekking tot de aanslag een brief van belanghebbende met dagtekening 27 oktober 2003 te hebben ontvangen. Gelet hierop is het aan belanghebbende haar stelling aannemelijk te maken. Naar het oordeel van het Hof is belanghebbende hierin niet geslaagd. Het Hof overweegt daartoe het volgende.

6.3.1. Belanghebbende heeft overgelegd:

a. een kopie van een brief met dagtekening 27 oktober 2003;

b. een tweetal kopieën van rapporten betreffende de verzending van een faxbericht;

c. een verklaring van [A], werknemer van belanghebbende;

d. een kopie van een blad uit een postverzendboek.

6.3.2. Uit de kopieën van de verzendrapporten kan worden afgeleid dat op 27 oktober 2003 om 17.19 uur een faxbericht bestaande uit vier pagina's is gezonden van het faxnummer [0000-000000] naar het faxnummer [000000]. Het eerstgenoemde faxnummer wordt door belanghebbende gebruikt, het laatstgenoemd faxnummer is in gebruik bij de Inspecteur.

6.3.3. Als bijlage bij de brief van 27 oktober 2003 staat vermeld: de aangifte 2000; uit het verzendrapport blijkt dat 4 pagina's zijn verzonden; een standaard aangifte vpb behelst ruim meer dan 3 pagina's; hetgeen als bijlage is meegezonden is niet overgelegd.

6.3.4. Belanghebbende heeft een deel van de correspondentie die op 27 oktober 2003 zou zijn verzonden overgelegd. De kenmerken van enkele van die stukken komen niet overeen met de nummers die ter zake van die stukken zijn vermeld in het postboek.

6.4. De rechtbank heeft verder overwogen dat "uit de gedingstukken noch anderszins is gebleken dat (belanghebbende) reeds in de bezwaarfase melding heeft gemaakt van het (vermeende) bezwaarschrift van 27 oktober 2003."

Ter bestrijding van dit oordeel heeft belanghebbende gewezen op haar brief van 29 november 2004 aan de Ontvanger, waarin zij (onder meer) schrijft:

" Ik wijs u op het navolgende en wens daarin een fatsoenlijk antwoord te ontvangen daar ik op de meeste van mijn brieven sedert 11-2002 niets verneem:

1. [Belanghebbende] heeft meermaals bezwaar aangetekend tegen deze veel te hoog opgelegde aanslag VPB-2000, daarop is recentelijk, nimmer geantwoord;

2. [Belanghebbende] heeft in 2-2004 een verzoek gedaan tot nihil stelling, er is door de belastingdienst niets (sic) een de moeite genomen daarop te reageren;

3. [Belanghebbende] heeft in juli 2004 het verzoek herhaald, echter nimmer een reactie vernomen;

4. (...)"

Hetgeen belanghebbende in haar nader stuk van 25 september 2009 heeft bijgebracht (bijlage 5) biedt geen ondersteuning aan van hetgeen zij heeft gesteld in voorgaande brief.

6.5. Belanghebbende is de gelegenheid geboden na de zitting het originele verzendrapport van het faxbericht van 27 oktober 2003 ter inzage te overleggen. Belanghebbende heeft het origineel niet overgelegd. Gelet op de ongerijmdheden zoals geconstateerd onder 6.3.3. en 6.3.4. en de omstandigheid dat belanghebbende haar stelling ondersteunt met een geschrift (een kopie van het verzendrapport) waarvan niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat het een weergave is van de feitelijke toestand, acht het Hof belanghebbende niet geslaagd in het van haar verlangde bewijs dat reeds op 27 oktober 2003, althans voor het verstrijken van de bezwaartermijn, bezwaar is gemaakt tegen de aanslag. Het hoger beroep van belanghebbende is derhalve ongegrond. Beslist dient te worden als volgt.

6.6. Wel verstaat het Hof dat de Inspecteur - in lijn met het door haar in de brief van 3 november 2009 subsidiair ingenomen standpunt - de aanslag ambtshalve vermindert en de verliesbeschikking vaststelt op € 107.620.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.J.J. Engel, H.A.J. Kroon en Chr.Th.P.M. Zandhuis, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema-van der Koogh. De beslissing is op 21 december 2010 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.