Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 28-12-2010, BQ3501, 09-00882

Gerechtshof 's-Gravenhage, 28-12-2010, BQ3501, 09-00882

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
28 december 2010
Datum publicatie
4 mei 2011
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BQ3501
Zaaknummer
09-00882

Inhoudsindicatie

Beroepschrift niet tijdig ingediend.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-09/00882

Uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer d.d. 28 december 2010

in het geding tussen:

[X] te [Z], hierna: belanghebbende,

en

de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Holland Midden (kantoor [P]), hierna: de Inspecteur,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank

’s- Gravenhage van 18 november 2009, nr. AWB 09/1075 V, betreffende de hierna vermelde beschikking en aanslag.

Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.000. Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag heeft de Inspecteur aan belanghebbende op de voet van het bepaalde in artikel 67a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) een verzuimboete opgelegd van € 340.

1.2. Bij gezamenlijke uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht van € 39 geheven.

 

1.4. Bij de in de aanhef vermelde uitspraak heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank tijdig in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is van belanghebbende een griffierecht geheven van € 110.

2.2. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.3. Een onderzoek ter zitting van de zaak heeft niet plaatsgehad. Partijen hebben het Hof schriftelijk toestemming verleend een dergelijk onderzoek achterwege te laten.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde staat in hoger beroep het volgende vast:

3.1. De dagtekening van de uitspraak op bezwaar is 30 december 2008. De uitspraak is niet aangetekend en zonder ontvangstbevestiging aan belanghebbende verzonden.

3.2. Belanghebbende heeft de uitspraak op bezwaar op 2 januari 2009 ontvangen.

3.3. Het beroepschrift van belanghebbende is op 11 februari 2009 bij de Centrale Informatie Balie van de rechtbank afgegeven.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. Tussen partijen is in geschil of het beroepschrift terecht niet-ontvankelijk is verklaard, welke vraag de Inspecteur bevestigend en belanghebbende ontkennend beantwoordt.

4.2. Belanghebbende stelt dat de Inspecteur de uitspraak op bezwaar niet op 30 december 2008 ter post heeft bezorgd en dat als datum van bekendmaking uitgegaan dient te worden van een latere datum. De Belastingdienst/ Centrum Facilitaire Dienstverlening (hierna: B/CFD) stelt dat uitgaande post die vanaf 14:30 uur bij het postverzamelingspunt ligt, mee wordt genomen tijdens de laatste postronde. Deze post wordt nog dezelfde dag verzendklaar gemaakt en het B/CFD stelt dat minimaal 95% van deze post de volgende dag in de juiste Nederlandse brievenbus valt. Aangezien belanghebbende de uitspraak pas op 2 januari 2009 heeft ontvangen is de conclusie dat de terpostbezorging niet op 30 december 2008 heeft plaatsgevonden.

4.3. De Inspecteur heeft de stellingen van belanghebbende gemotiveerd bestreden.

4.4. Voor de gronden waarop partijen hun standpunten doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank voor de behandeling van het beroep.

5.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

6.1.Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 26c van de Awr aan op de dag na die van de dagtekening van de uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van de dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking van de uitspraak op bezwaar. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge het tweede lid van artikel 6:9 van de Awb is bij verzending per post een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits dat niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Nu belanghebbende niet van de mogelijkheid van verzending per post gebruik heeft gemaakt is voor de vraag of het beroepschrift tijdig is ingediend slechts het bepaalde in het eerste lid van belang.

6.2.1 De Inspecteur draagt de bewijslast van feiten die bepalend zijn voor de aanvang van de bezwaar- dan wel de beroepstermijn. Aangezien belanghebbende gemotiveerd heeft betwist dat de uitspraak is verzonden op 30 december 2008, rust de bewijslast dat zulks wel het geval is derhalve op de Inspecteur.

6.2.2. De Inspecteur heeft daartoe een computeroverzicht en drie ambtsedige verklaringen betreffende het moment van verzending van de uitspraak van medewerkers van de Belastingdienst, kantoor [P] overgelegd. Uit het computeroverzicht is af te lezen dat de uitspraak op het bezwaarschrift op dinsdag 30 december 2008 om 14.09 uur is gemaakt. [A], medewerker van het bezwarenteam heeft verklaard dat hij de uitspraak op 30 december 2008, heeft geschreven, uitgeprint en vóór 14.30 uur op dezelfde dag in de postverzamelbak op zijn afdeling heeft gelegd. Hij heeft ook verklaard dat de post op zijn afdeling dezelfde dag werd opgehaald. Vorenstaande wordt bevestigd door een collega van hem, [B] die ook aanwezig was op de afdeling toen de post werd opgehaald op 30 december 2008. Tenslotte heeft [C], werkzaam bij het dienstonderdeel dat belast is met de bezorging van poststukken verklaard dat tijdens de laatste drie werkdagen van het jaar 2008 éénmaal per dag de post van de afdelingen werd opgehaald en dat hiermee om 14.30 uur werd begonnen. Ook heeft hij verklaard dat alle post die op 30 december 2008 werd opgehaald dezelfde dag nog aan TNT POST werd meegegeven en dat geen post werd achtergehouden om op een latere dag te verzenden.

6.2.3. Het Hof heeft geen reden te twijfelen aan het door de Inspecteur overgelegde computeroverzicht en acht de verklaringen van de medewerkers van de belastingdienst aangaande de postbehandeling op 30 december 2008 geloofwaardig. Het Hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de uitspraak op bezwaar op 30 november 2008 ter post is bezorgd.

6.3. Uit het vorenoverwogene volgt dat de beroepstermijn aanving op 31 december 2008 en eindigde met 10 februari 2009. Het beroep is bij de rechtbank ontvangen op 11 februari 2009. Hieruit volgt dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.

6.4. Door belanghebbende zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld die kunnen leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.

6.5. Het vorenoverwogene voert het Hof tot de slotsom dat het hoger beroep ongegrond is. Bijgevolg moet worden beslist als hierna is vermeld.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig een partij te veroordelen in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.J. Jansen. De beslissing is op 28 december 2010 in het openbaar uitgesproken.

De uitspraak is niet ondertekend door de griffier omdat deze daartoe niet in de gelegenheid was.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.