Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 20-07-2011, BR2605, BK-10/00732

Gerechtshof 's-Gravenhage, 20-07-2011, BR2605, BK-10/00732

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
20 juli 2011
Datum publicatie
21 juli 2011
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2011:BR2605
Zaaknummer
BK-10/00732

Inhoudsindicatie

Motorrijtuigenbelasting. Vergrijpboete. Niet is voldaan aan de hoogte-eis als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, ten 1°, Wet MRB 1994. Overkapping van harde kunststof dient niet louter ter bescherming van lading of laadbak. Derhalve is de naheffingsaanslag ingevolge artikel 33 Wet MRB 1994 terecht opgelegd. Boete passend en geboden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-10/00732

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de zevende enkelvoudige belastingkamer d.d. 20 juli 2011

in het geding tussen:

[X], wonende te [Z], hierna: belanghebbende,

en

de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Centrale Administratie, hierna: de Inspecteur,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 15 september 2010, nummer AWB 10/640 MRB, betreffende de aan hem voor het opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting (aanslagnummer [xxxx.xx.xxx.xx.xxxxx]) en de daarbij opgelegde verzuimboete.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 6 juli 2011, gehouden te Den Haag. Verschenen zijn belanghebbende en zijn gemachtigde mr. [A], alsmede mw. [B] namens de Inspecteur.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Gronden

1. Belanghebbende is houder van een motorrijtuig van het merk […], type pick-up, met dubbele cabine en laadruimte met kenteken [xx-xx-xx] (hierna: het voertuig). Het voertuig weegt 3390 kg en wordt aangedreven door dieselolie. Deel I en deel II van het kentekenbewijs zijn beide gedateerd op 22 juli 2005.

2. Het voertuig is voorzien van een kunststoffen kap, dat wil zeggen een constructie over de lengte en de breedte van de laadruimte, met een hoogte ongeveer gelijk aan die van de dubbele cabine. De kap kan wordenbevestigd met vier vleugelmoeren.

3. Belanghebbende heeft voor de tijdvakken gelegen in de periode 22 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2009 de verschuldigde motorrijtuigenbelasting voldaan naar het bestelautotarief, als bedoeld in artikel 24b van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet).

4. Tijdens een op 6 juli 2009 op de N208 te [Q] gehouden visuele controle is geconstateerd dat de openbare weg werd gebruikt met het voertuig, dat was voorzien van de kunststoffen kap. Naar aanleiding daarvan is een onderzoek ingesteld of het voertuig voldoet aan de inrichtingseisen die artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de Wet aan een bestelauto met dubbele cabine stelt. In het onderzoeksrapport is voor zover van belang het volgende vermeld:

"Het betreft een pick-up uitvoering met een kunststof kap over de laadbak die is bevestigd door 4 vleugelmoeren (zie foto's). De laadruimte is 210 cm diep en de hoogte met kap is 109 cm".

5. Omdat het voertuig niet voldeed aan de eis dat de laadruimte een hoogte heeft van ten minste 130 cm en derhalve het bestelautotarief niet van toepassing was, heeft de Inspecteur een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd voor het verschil tussen de reeds betaalde belasting naar het bestelautotarief en de verschuldigde belasting naar het personenautotarief voor de tijdvakken gelegen in de periode 22 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2009. De nageheven belasting bedraagt € 3.330. Bij gelijktijdig genomen beschikking is tevens een verzuimboete opgelegd van honderd percent van de nageheven belasting.

6. In geschil is of de naheffingsaanslag, naar aanleiding van de constatering dat niet aan de hoogte-eis is voldaan, en de boete terecht zijn opgelegd, welke vragen door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend worden beantwoord.

7. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de kunststoffen overkapping niet het open karakter van het voertuig wegneemt. De overkapping is vastgezet met klemmen, die met de hand zijn los te draaien. Daardoor is deze niet permanent verbonden met het voertuig. De kap dient ter bescherming van de lading. Belanghebbende heeft de dealer, de ANWB en de RDW geraadpleegd of door de overkapping een gesloten laadruimte zou ontstaan. Hierdoor is ter zake van de boete sprake van afwezigheid van alle schuld. Ook is de boete niet proportioneel.

8. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat door het aanbrengen van de kunststoffen kap een gesloten laadruimte is ontstaan die niet voldoet aan de minimale hoogte-eis. Belanghebbende had zich voor het aanbrengen van de kap moeten vergewissen of deze verandering gevolgen zou hebben voor de heffing van belasting. De aangewezen instantie hiervoor is de Belastingdienst en niet de RDW of de ANWB.

9. Onder een bestelauto wordt ingevolge artikel 2 van de Wet verstaan: een motorrijtuig op drie of meer wielen niet zijnde een personenauto of een autobus met een toegestane massa van 3.500 kg of minder.

Artikel 3 van de Wet bepaalt - voor zover van belang - het volgende:

1. In deze wet en in de daarop gebaseerde regelingen wordt onder personenauto mede verstaan een motorrijtuig op drie of meer wielen met een toegestane maximum massa van 3500 kg of minder met een laadruimte, zulks met uitzondering van een motorrijtuig met een laadruimte die in haar geheel is voorzien van een vlakke laadvloer en die:

(…)

d. ingeval het motorrijtuig een dubbele cabine heeft met zitruimte achter de bestuurder voor één rij naast elkaar in de rijrichting zittende personen:

1°. over ten minste 150 cm van de lengte en over ten minste 20 cm van de breedte een hoogte heeft van ten minste 130 cm; (…).

10. Met de rechtbank is het Hof van oordeel dat door het aanbrengen van de onderhavige kunststoffen kap het voertuig niet meer is voorzien van een open laadruimte. Het Hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de kap qua vorm en uiterlijk geheel aansluit bij het voertuig en dat de laadruimte geheel afsluitbaar is. Ook is het materiaal en de constructie zodanig dat een dichte laadruimte is ontstaan. De overkapping is vervaardigd van harde kunststof en heeft daarmee een geheel ander karakter dan een overkapping die louter dient ter bescherming van lading of laadbak, zoals een over bogen gespannen kap van zeildoek (huif), een afdekking van dekzeil, of een plat kunststoffen deksel. Dat de kap betrekkelijk eenvoudig verwijderbaar is, is onvoldoende voor een ander oordeel.

11. Uit het voorgaande volgt dat aan de hoogte-eis als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, ten 1°, van de Wet niet is voldaan en dat derhalve de naheffingsaanslag ingevolge artikel 33 van de Wet terecht is opgelegd.

12. Belanghebbende kan met vrucht een beroep doen op afwezigheid van alle schuld indien hij feiten en omstandigheden stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat hem geen enkel verwijt treft. Belanghebbende stelt bij verschillende instanties inlichtingen te hebben ingewonnen omtrent de fiscale consequenties van het aanbrengen van de onderhavige kunststoffen kap, doch niet bij de Belastingdienst, waarvan algemeen bekend is dat

juist die bevoegd is ter zake van de heffing van motorrijtuigenbelasting inlichtingen te verstrekken. Daarom kan niet gezegd worden dat belanghebbende geen enkel verwijt treft.

Belanghebbende heeft gelet op al het voorgaande de motorrijtuigenbelasting niet binnen de gestelde termijn betaald. De verzuimboete is derhalve op de voet van artikel 67c, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in samenhang met paragraaf 34 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst terecht opgelegd. Het Hof acht de boete passend en geboden.

13. Op grond van het hiervoor overwogene is het hoger beroep ongegrond.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 20 juli 2011 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.