Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 30-08-2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BW1907 BT2503, BK-10-00559

Gerechtshof 's-Gravenhage, 30-08-2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BW1907 BT2503, BK-10-00559

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
30 augustus 2011
Datum publicatie
23 september 2011
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2011:BT2503
Zaaknummer
BK-10-00559

Inhoudsindicatie

Bouwleges. Belanghebbende was ontvankelijk in haar bezwaar tegen de beschikking. Bouwleges te hoog vastgesteld. Onder bouwkosten is te verstaan de aanneemsom exclusief omzetbelasting als bedoeld in par. 1, lid 1, UAV 1989 plus het meer- en minderwerk dat na het sluiten van de aanneemovereenkomst is overeengekomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-10/00559

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 30 augustus 2011

in het geding tussen:

[X] te [Z], hierna: belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Terneuzen, hierna: de Inspecteur,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 8 juli 2010, nummer AWB 09/437, betreffende na te vermelden beschikking.

Beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. De Inspecteur heeft bij beschikking van 13 oktober 2008 van belanghebbende een bedrag van € 7.097,85 aan bouwleges geheven.

1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van € 644 en teruggaaf van het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 gelast.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 111. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en heeft daarbij tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft het incidenteel ingestelde hoger beroep beantwoord.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 7 juni 2011, gehouden te ’s-Gravenhage. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2.3. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft het Hof het onderzoek ter zitting geschorst en heeft vervolgens tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden.

Met toestemming van partijen is een nadere mondelinge behandeling achterwege gebleven.

Verordening

3. De raad van de gemeente Terneuzen heeft in zijn openbare vergadering van 20 december 2007 vastgesteld de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2008 (hierna: de Verordening). Blijkens de inhoud van de gedingstukken is de Verordening op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde staat in hoger beroep het volgende vast:

4.1. Belanghebbende heeft op 6 mei 2008 een bouwvergunning aangevraagd voor het bouwen van een woning met garage op het perceel, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z]. In de aanvraag is als geraamde bouwsom vermeld € 534.500 exclusief omzetbelasting. Op grond van deze aanvraag heeft de Inspecteur op 13 oktober 2008 de ter zake van de aanvraag verschuldigde leges vastgesteld op € 7.097,85.

4.2. Volgens een tot de gedingstukken behorende kopie van de aannemingsovereenkomst, door belanghebbende voor akkoord getekend op 25 oktober 2008, heeft de door belanghebbende gecontracteerde aannemer zich verbonden het werk tot stand te brengen voor een bedrag van € 355.091 exclusief omzetbelasting.

4.3. Volgens een tot de gedingstukken behorende kopie van een factuur van 19 oktober 2009 is meer- en minderwerk in rekening gebracht voor een totaalbedrag van € 34.806,21 exclusief omzetbelasting. Het meer- en minderwerk is gespecificeerd op de eveneens tot de gedingstukken behorende overzichtslijst meer- en minderwerk, welke als bijlage bij voormelde factuur is gevoegd.

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

5.1. Tussen partijen is in geschil of belanghebbende ontvankelijk was in haar bezwaar tegen de beschikking en of de leges ten onrechte op € 7.097,85 zijn vastgesteld, zoals belanghebbende stelt en de Inspecteur betwist.

5.2. Na de mondelinge behandeling van het Hof en de daaropvolgende wisseling van schrifturen verschillen partijen, naast de ontvankelijkheid van het bezwaar, nog slechts van mening over de vraag of, en zo ja in hoeverre, bij de berekening van de leges rekening moet worden gehouden met het meerwerk ten bedrage van € 34.806 exclusief omzetbelasting.

5.3. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof voor het overige naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

6.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en primair tot vaststelling van de verschuldigde leges op € 4.896,30 naar de grondslag van een bedrag aan bouwkosten van € 355.091 exclusief omzetbelasting en subsidiair tot het bepalen dat de Inspecteur een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van de uitspraak van het Hof en in beide gevallen tot veroordeling van de Inspecteur in de kosten van het geding in hoger beroep.

6.2. De Inspecteur heeft uiteindelijk geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en tot vaststelling van de verschuldigde leges op € 5.329,74 naar de grondslag van een bedrag aan bouwkosten van € 389.900 (= € 355.091 + € 34.806) exclusief omzetbelasting.

Oordeel van de rechtbank

7. De rechtbank heeft, voor zover hier van belang, het volgende overwogen, waarbij de rechtbank belanghebbende als eiseres en de Inspecteur als verweerder heeft aangeduid.

“(…) Ingevolge artikel 229, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. In artikel 2 van de Verordening op de heffing en de invordering Leges 2008 (Legesverordening) van de gemeente Terneuzen is bepaald dat onder de naam “leges” rechten worden geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Op grond van artikel 5, lid 1, van de Legesverordening worden leges geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij de verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Eiseres stelt dat door verweerder ten onrechte is afgeweken van de eigen berekening die maar liefst € 200.000,-- lager uitkwam, en die gelet op het beleid van aanvang af reeds tot een ambtshalve herziening had moeten leiden, gezien de afwijking van 59,8%. Eiseres doet verder een beroep op het gelijkheidsbeginsel.

De rechtbank stelt vast dat eiseres op 6 mei 2008 een bouwvergunning heeft aangevraagd voor het bouwen van een woning met garage op het perceel [a-straat 1] te [Z]. In de aanvraag was als geraamde bouwsom vermeld € 534.500,--. Op basis hiervan heeft verweerder op 13 oktober 2008 de leges conform de Legesverordening vastgesteld op € 7.097,85.

De rechtbank overweegt dat het de verantwoordelijkheid van de aanvrager is om de bouwkosten op te geven. Er bestaat geen verplichting voor verweerder om nader onderzoek te doen naar de hoogte van de opgegeven bouwkosten, tenzij er een reden is om aan te nemen dat de opgave onjuist is. De enkele omstandigheid dat door verweerder is geconstateerd dat de opgegeven bouwkosten hoger zijn dan de kengetallen die voor soortgelijke gebouwen worden gehanteerd, vormt naar het oordeel van de rechtbank geen dwingende reden voor een dergelijk nader onderzoek. De kengetallen gaan uit van de minimale bouwkosten. De rechtbank acht hierbij van belang dat het aanvraagformulier is ingevuld door de leverancier van de woning, [A], en dat er door verweerder van uit mag worden gegaan dat de bouwkosten correct zijn opgegeven.

(…)

Op grond van het voorgaande is het legesbedrag terecht bij eiseres in rekening gebracht.”

Beoordeling van het hoger beroep

8.1. Het Hof zal eerst het incidenteel hoger beroep bespreken. De Inspecteur voert aan dat de rechtbank de uitspraak op bezwaar ten onrechte heeft vernietigd en het bezwaar van belanghebbende ten onrechte ontvankelijk heeft geoordeeld. Het Hof kan de Inspecteur niet in zijn standpunt volgen. De Inspecteur, op wie de bewijslast rust, heeft geen feiten en/of omstandigheden aannemelijk gemaakt waaruit volgt dat de nota leges door de gemeente op de gestelde datum van 13 oktober 2008 aan belanghebbende op het adres [b-straat 1], [0000 XX] te [Z] is verzonden. Derhalve moet het er voor worden gehouden dat belanghebbende niet eerder dan na ontvangst van het afschrift van de nota van de inhoud daarvan kennis heeft genomen. Zulks leidt tot het oordeel dat de rechtbank belanghebbende terecht ontvankelijk in bezwaar heeft geoordeeld.

8.2. Ingevolge de artikelen 2 tot en met 5 van de Verordening en artikel 5.2.2 van de bijbehorende tarieventabel (hierna: Tarieventabel) wordt, voor zover hier van belang, ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning € 2.307 vermeerderd met 1,26 percent van het bedrag waarmee de bouwkosten € 150.000 te boven gaan bij de aanvrager als leges in rekening gebracht.

8.3. Onder bouwkosten dient ingevolge hoofdstuk V van de Tarieventabel te worden verstaan: de aannemingssom (exclusief omzetbelasting), als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten (exclusief omzetbelasting), als bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. De bovenbedoelde bouwkosten worden voor de berekening van de verschuldigde legesgelden naar boven afgerond op een veelvoud van € 500.

8.4. Tot de aannemingssom behoort niet het meer- en minderwerk als bedoeld in hoofdstuk X van de UAV 1989. Paragraaf 35 van dit hoofdstuk regelt limitatief wat in dit verband onder meer- en minderwerk dient te worden begrepen. Verrekening van meer- en minderwerk vindt plaats ingeval van bestekwijzigingen, van afwijkingen van de bedragen van de stelposten, van afwijkingen van geschatte hoeveelheden, van afwijkingen van verrekenbare hoeveelheden en in de gevallen waarin verrekening als meer en minder werk in de UVA 1989 of in de overeenkomst is voorgeschreven. Uit vorenstaande leidt het Hof af dat tot het meer- en minderwerk in de zin van het UAV 1989 gerekend dient te worden het meer- en minderwerk dat na het sluiten van de aannemingsovereenkomst is overeengekomen.

8.5. De door belanghebbende in het geding gebrachte overzichtslijst meer- en minderwerk, welke inhoudelijk niet door de Inspecteur is betwist, bevat de omschrijving van het meer- en minderwerk met de goedgekeurde bedragen en de data waarop het werk en het daarvoor in rekening te brengen bedrag, naar het Hof aanneemt, door belanghebbende zijn goedgekeurd. Uit de opsomming leidt het Hof af dat de posten, aangeduid met de rapportnummers 8116b, 8116f en 8116h, meerwerk bevatten waarvoor opdracht is gegeven voor de datum waarop de aannemingsovereenkomst op 25 oktober 2008 door belanghebbende is geaccordeerd. Deze posten staan in de lijst voor een totaalbedrag van € 24.346,79 exclusief omzetbelasting.

8.6. Gelet op het vorenstaande stelt het Hof de bouwkosten als bedoeld onder 5.1.1 van hoofdstuk V van de Tarieventabel vast op € 379.437,79 exclusief omzetbelasting (€ 355.091 + € 24.346,79), welk bedrag op grond van 5.1.2 van hoofdstuk V van de Tarieventabel naar boven wordt afgerond op € 379.500 exclusief omzetbelasting. De door belanghebbende verschuldigde leges dienen aldus te worden bepaald op € 2.307 vermeerderd met 1,26 percent van € 229.500 is € 5.198,70.

8.7. Gelet op al het vorenstaande is het hoger beroep gegrond en dient te worden beslist als hierna vermeld.

Proceskosten en griffierecht

9.1. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende in hoger beroep gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 1.966,50 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het Hof (1 punt voor het hoger beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het antwoord op het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur en 0,5 punt voor de schriftelijke uiteenzetting naar aanleiding van de mondelinge behandeling à € 437 x 1,5 (gewicht van de zaak)). Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.

9.2. Voorts dient aan belanghebbende het voor de behandeling in hoger beroep gestorte griffierecht van € 111 te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht,

- vernietigt de uitspraak op bezwaar,

- vernietigt de beschikking bouwleges,

- stelt de leges bouwkosten vast op een bedrag van € 5.198,70 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beschikking,

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1.966,50,

- gelast de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van € 111 aan griffierecht te vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. H.A.J. Kroon, P.J.J. Vonk en Chr.Th.P.M. Zandhuis, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 30 augustus 2011 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.