Gerechtshof 's-Gravenhage, 06-09-2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BW1911 BT7689, BK-10/00730
Gerechtshof 's-Gravenhage, 06-09-2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BW1911 BT7689, BK-10/00730
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 6 september 2011
- Datum publicatie
- 14 oktober 2011
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2011:BT7689
- Zaaknummer
- BK-10/00730
Inhoudsindicatie
Belanghebbende gebruikt de onroerende zaak per de peildatum begin 2009 in de zin van artikel 1, eerste lid onderdeel a van de Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2009 van de gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-10/00730
Uitspraak van de vierde enkelvoudige belastingkamer d.d. 6 september 2011
in het geding tussen:
[X] BV gevestigd te [Z], hierna belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Zuidplas, hierna de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 september 2010 nr. AWB 09/7174 WOZ betreffende na te noemen beschikking en aanslag.
Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Bij beschikking als bedoeld in hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) heeft de Inspecteur de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [P] vastgesteld op € 1.632.000. De waarde is vastgesteld naar de waardepeildatum 1 januari 2008 en de beschikking geldt voor het kalenderjaar 2009. Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2009.
1.2. Bij in een geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de beschikking en de aanslag afgewezen.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende is van de uitspraken van de rechtbank tijdig in hoger beroep gekomen bij het Hof en heeft in verband daarmee, voor deze zaak en de zaken met nummers AWB 09/7170 WOZ en AWB 09/7173 WOZ samen, eenmaal een griffierecht betaald van € 448. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zittingen van het Gerechtshof van 2 augustus 2011, gehouden te Den Haag. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken met nummers AWB 09/7170 WOZ en AWB 09/7173 WOZ. Ter zitting is belanghebbende wel, doch de Inspecteur niet verschenen. De Inspecteur heeft schriftelijk bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn en heeft daarbij niet om uitstel van de zitting verzocht. Van het verhandelde is door de griffier één proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende voert een onderneming op het gebied van het ontwerpen, ontwikkelen, aannemen, uitvoeren en slopen van bouwwerken.
3.2. Belanghebbende heeft de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [P] gekocht op 11 juli 2007 (hierna: onroerende zaak). Het betreft een perceel grond met daarop enkele opstallen, waaronder twee bedrijfswoningen. De oppervlakte van het perceel is ongeveer 8.580 m². Belanghebbende heeft de onroerende zaak gekocht met het oogmerk om het te gaan herontwikkelen.
3.3. Belanghebbende heeft na de koop de opstallen in het jaar 2007 deels gesloopt en de overgebleven opstallen (bedrijfswoningen) zijn onbewoonbaar gemaakt. Er zijn met betrekking tot de overgebleven opstallen anti-kraakmaatregelen getroffen en ook is een hekwerk om het terrein heen gezet.
3.4. Ten tijde van de aankoop was de bestemming van de onroerende zaak conform het vigerende bestemmingsplan bedrijfsruimte. Voor de door belanghebbende beoogde herontwikkeling was een wijziging van het bestemmingsplan van bedrijfsruimte naar woningbouw noodzakelijk. De gemeente heeft daartoe op 26 september 2007 een voorbereidingsbesluit genomen.
3.5. In de brief van 11 november 2008 van de gemeente aan belanghebbende staat - voor zover hier van belang - het volgende opgenomen:
“ Op 12 september 2008 hebben wij uw brief, waarin u uw zorgen uitspreekt over het verlengen van het voorbereidingsbesluit en de vertraging die [X] daardoor oploopt bij het ontwikkelen van de locatie [Q], ontvangen.
De reden om het voorbereidingsbesluit te verlengen is dat het de gemeente niet gelukt is om binnen de termijn van een jaar, die de wet voorschrijft als de termijn voor een voorbereidingsbesluit, een nieuwe bestemmingsplan in productie te brengen. Het voorbereidingsbesluit is weliswaar verlengd, maar wij streven ernaar de bestemmingsplanprocedure aan het begin van 2009 te starten.
Wat betreft de andere punten die u noemt in uw brief, verwijs ik graag naar het gesprek dat u op donderdag 23 oktober 2008 heeft gevoerd met onze projectleiders (…).
In dat gesprek hebben zij u de ambities van de gemeente ten aanzien van het buurtschap [R] aangegeven. Met u is gekeken naar de schetsen die [X] heeft gemaakt voor de invulling van de [Q]locatie. De volgende zaken zijn afgesproken:
- De gemeente en [X] streven ernaar om de bestemmingsplanprocedure en de planontwikkeling van de [Q]locatie zo veel mogelijk gelijktijdig te laten verlopen.
- De schetsen die u heeft laten zien sluiten onvoldoende aan op de kaders van het vastgestelde Stedenbouwkundig Plan. Afgesproken is dat [X] haar architect opdracht geeft een ontwerp te maken dat past binnen de gestelde randvoorwaarden. (…)
- [X] stelt een plan van aanpak op voor de ontwikkeling van de locatie [Q] en het tussentijds gebruiken van de woningen. De gemeente zal dit plan vervolgens bestuderen om ruimtelijke ordeningsaspecten. ”
3.6. Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het gebruik van de onroerende zaak (hierna Ozb-G) opgelegd van € 1.579,78. Daarnaast is aan belanghebbende een aanslag onroerende-zaakbelastingen voor eigenaren opgelegd van
€ 2.265.22.
Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen
4.1. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de aanslag Ozb-G terecht is opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of belanghebbende de onroerende zaak gebruikt in de zin van artikel 1, eerste lid onderdeel a, van de Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2009 van de gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel (hierna: Verordening), hetgeen de Inspecteur stelt en belanghebbende betwist.
4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Conclusies van partijen
5.1. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de aanslag Ozb-G en tot veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten.
5.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het hoger beroep
6.1. Ingevolge artikel 220 van de Gemeentewet en de daarmee overeenstemmende bepaling van artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Verordening, worden onder de naam 'onroerende-zaakbelastingen' ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven, waaronder een gebruikersbelasting, van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt.
6.2.1. Belanghebbende stelt dat zij bij begin van het kalenderjaar 2009 - de peildatum - de onroerende zaak niet gebruikt in de zin van het voormelde artikel 1 van de Verordening omdat het vereiste bestemmingsplan niet aanwezig was en wegens het door de gemeente genomen voorbereidingsbesluit feitelijk geen werkzaamheden aan de onroerende zaak konden worden uitgevoerd.
6.2.2. Het Hof overweegt als volgt. Gebruiker van een onroerende zaak is in ieder geval degene die de zaak metterdaad bezigt ter bevrediging van zijn behoeften. Vaststaat dat belanghebbende een projectontwikkelaar is en op de peildatum begin 2009 de onroerende zaak aanhield om deze te gaan ontwikkelen. Ook staat vast dat belanghebbende in afwachting van het nieuwe bestemmingsplan diverse voorbereidingshandelingen ten behoeve van de projectontwikkeling heeft uitgevoerd, zoals het (laten) opstellen van plannen en bouwkundige ontwerpen en ook het initiëren van een samenwerkingsverband met de gemeente.
6.2.3. Aangezien de onroerende zaak op de peildatum ter beschikking stond aan belanghebbende en zij deze metterdaad bezigde om daarop de beoogde projectontwikkeling te doen plaatsvinden, is het oordeel van het Hof dat belanghebbende de onroerende zaak per de peildatum begin 2009 gebruikt in de zin van artikel 1, eerste lid onderdeel a van de Verordening.
6.3. Uit het hiervoor overwogene volgt dat het hoger beroep faalt en dat dient te worden beslist als hierna is vermeld..
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. H.A.J. Kroon, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.J. Jansen. De beslissing is op 6 september 2011 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.