Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 27-09-2011, BT8897, BK-10/00756

Gerechtshof 's-Gravenhage, 27-09-2011, BT8897, BK-10/00756

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
27 september 2011
Datum publicatie
21 oktober 2011
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2011:BT8897
Zaaknummer
BK-10/00756

Inhoudsindicatie

Het beroepschrift is na afloop van de termijn ingediend. Belanghebbende is niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-10/00756

Uitspraak van de tweede enkelvoudige belastingkamer d.d. 27 september 2011

in het geding tussen:

[X] te [Z], hierna: belanghebbende,

en

de directeur van de Belastingdienst Haaglanden/Kantoor [P], hierna: de Inspecteur,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 september 2010, nummer AWB 09/8876 IB/PVV, betreffende de hierna vermelde aanslag.

Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een ambtshalve aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 156.681 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.317. Bij beschikkingen heeft de Inspecteur aan belanghebbende een verzuimboete opgelegd van € 1.134 en € 7.484 heffingsrente in rekening gebracht.

1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, de aanslag ambtshalve verminderd tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 134.277 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.875. Tevens is de verzuimboete ambtshalve vernietigd en de in rekening gebrachte heffingsrente verminderd tot € 6.429.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in het beroep.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 111. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 16 augustus 2011, gehouden te ’s-Gravenhage. Aldaar is belanghebbende wel, doch de Inspecteur niet verschenen. De Inspecteur is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 9 mei 2011 aan de Belastingdienst Haaglanden, onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen.

2.3. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:

3.1. De dagtekening van de uitspraak op bezwaar is 4 november 2009.

3.2. De rechtbank heeft tegen de uitspraak op bezwaar een beroepschrift ontvangen op 18 december 2009. Bij binnenkomst heeft de griffier op de envelop de volgende stempelafdruk geplaatst:

"Rechtbank 's-Gravenhage

sector bestuursrecht

ingekomen 18 december 2009"

De envelop is niet gefrankeerd.

3.1. Het afschrift van de uitspraak van de rechtbank is op 14 september 2010 aan partijen verzonden. In de uitspraak is geen rechtsmiddelverwijzing opgenomen.

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

4.1. Tussen partijen is de hoogte van de aanslag en het bedrag van de in rekening gebrachte heffingsrente in geschil.

4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag en de in rekening gebrachte heffingsrente.

5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd niet-ontvankelijk verklaring van belanghebbende.

Beoordeling van het hoger beroep

6.1. Een bezwaar- of (hoger) beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. In geval van verzending per post is het bezwaar- of (hoger) beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

6.2. De termijn voor het instellen van hoger beroep vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Het afschrift van de uitspraak van de rechtbank is op 14 september 2010 aan partijen verzonden. Het hoger beroepschrift is op 9 november 2010 door het Hof ontvangen. Het hoger beroepschrift van belanghebbende is derhalve meer dan een week na afloop van de wettelijk gestelde termijn van zes weken ontvangen. Reeds daarom moet worden geoordeeld dat het hoger beroepschrift niet tijdig is ingediend.

6.3. Vaststaat dat de uitspraak niet de voorgeschreven rechtsmiddelverwijzing bevat. Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij niet wist dat tegen de uitspraak van de rechtbank binnen zes weken hoger beroep openstond, hetgeen het Hof op zichzelf aannemelijk acht. Onder die omstandigheden, moet worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het hoger beroep is ontvankelijk.

6.4. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of belanghebbende ontvankelijk is in zijn beroep. De wettelijke beroepstermijn vangt aan met ingang van de dag na die van dagtekening van uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen voor de dag van bekendmaking. Dat laatste is gesteld noch gebleken, zodat de termijn derhalve de dag na dagtekening, 4 november 2009, van de uitspraak op bezwaar is aangevangen en eindigde met 16 december 2009. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 18 december 2009.

6.5. De stelling van belanghebbende dat hij het beroepschrift per post heeft bezorgd, acht het Hof niet aannemelijk. De envelop is niet voorzien van een postzegel en/of poststempel. Ook is niet aannemelijk geworden dat de brief (onbedoeld) ongefrankeerd ter post is bezorgd. Ook anderszins heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat hij het beroepschrift ter post heeft bezorgd.

Evenmin is belanghebbendes stelling dat hij het beroepschrift op 15 december 2010 per faxbericht heeft ingediend aannemelijk geworden. Dat hij thans niet meer in staat is door middel van een faxjournaal zijn stelling aannemelijk ligt in zijn risicosfeer.

Gelet op het voorgaande gaat het Hof evenals de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift is ingediend door afgifte bij de rechtbank op 18 december 2010, zodat de conclusie moet zijn dat het beroepschrift na afloop van de termijn is ingediend.

6.6. Belanghebbende stelt dat uit de gang van zaken bij de rechtbank, zoals de verstuurde ontvangstbevestiging, de uitwisseling van stukken, de uitnodiging voor de zitting, hij het vertrouwen heeft geput dat de rechtbank zijn beroep ontvankelijk heeft geacht. Dit vertrouwen is onterecht. Uit de gedingstukken blijkt dat de rechtbank niet eerder dan in haar uitspraak van 10 september 2010 een beslissing heeft genomen omtrent de ontvankelijkheid van het beroep.

6.7. Hetgeen belanghebbende voor het overige heeft aangevoerd kan het oordeel dat belanghebbende redelijkerwijs niet in verzuim is geweest niet dragen.

6.8. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. P.J.J. Vonk, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 27 september 2011 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.