Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 26-08-2011, BU5030, BK-11/00171

Gerechtshof 's-Gravenhage, 26-08-2011, BU5030, BK-11/00171

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
26 augustus 2011
Datum publicatie
18 november 2011
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2011:BU5030
Zaaknummer
BK-11/00171

Inhoudsindicatie

Motorrijtuigenbelasting. Boete. Verwijzingszaak HR 25 maart 2011, nr. 09/01416. Blijkens de reactie van de Inspecteur op het verwijzingsarrest heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de naheffingsaanslag en de opgelegde boete moeten komen te vervallen. Het Hof volgt de Inspecteur in die conclusie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-11/00171

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer d.d. 26 augustus 2011

in het geding tussen

[X] te [Z], hierna: belanghebbende,

en

de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Centrale administratie, hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag en boetebeschikking.

Naheffingsaanslag, boetebeschikking en bezwaar

1.1. De Inspecteur heeft met dagtekening 17 maart 2004 aan belanghebbende over het tijdvak van 2 juli 1999 tot en met 1 januari 2000 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 528. Ook is bij beschikking een boete vastgesteld van 100 percent van het bedrag van de aanslag.

1.2. Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij twee in een geschrift, gedagtekend 6 januari 2006, vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot op 50 percent van het bedrag van de aanslag.

Loop van het geding

2.1. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep ingesteld bij de rechtbank Haarlem. Bij uitspraak van 13 juli 2007, nummer AWB 06/1752, heeft de rechtbank

- de uitspraak van de Inspecteur betreffende de boete vernietigd,

- de boete verminderd tot op 40 percent van het bedrag van de aanslag,

- het beroep voor het overige ongegrond verklaard, en

- de Staat gelast het griffierecht van € 37 aan belanghebbende te vergoeden.

2.2. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Bij uitspraak van 17 februari 2009, met onder meer het nummer 07/00586, heeft dat Hof

- de uitspraak van de rechtbank voor zover het de boete betreft vernietigd en voor het overige bevestigd,

- de uitspraak van de Inspecteur betreffende de boete vernietigd,

- de boete verminderd tot op 10 percent van het bedrag van de aanslag,

- de uitspraak van de Inspecteur betreffende de naheffingsaanslag bevestigd en

- de Staat gelast het voor deze zaak in hoger beroep betaalde griffierecht van € 106 aan belanghebbende te vergoeden.

2.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. De Staatssecretaris van Financiën heeft incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

2.4. Bij zijn arrest van 25 maart 2011, nummer 09/01416, (hierna: het verwijzingsarrest), heeft de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, voor zover deze is gedaan in de zaak met het nummer 07/00586, vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te ’s-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing met inachtneming van het arrest.

2.5. Partijen hebben zich naar aanleiding van het verwijzingsarrest schriftelijk uitgelaten.

Zij hebben van elkaars schrifturen, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd, kunnen kennisnemen. Het Hof rekent die schrifturen tot de gedingstukken.

2.6. Een onderzoek ter zitting van de zaak heeft niet plaatsgehad. Partijen hebben het Hof schriftelijk toestemming verleend een dergelijk onderzoek achterwege te laten.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan:

3.1. Bij belanghebbende (een taxi-ondernemer) heeft een onderzoek van de Belastingdienst plaatsgevonden. Van de bevindingen van dat onderzoek is een controlerapport, gedagtekend 17 november 2003, opgesteld. Het controlerapport vormde voor de Inspecteur aanleiding om op 17 maart 2004 van belanghebbende motorrijtuigenbelasting na te heffen wegens het ten onrechte toegepast zijn van de taxivrijstelling. Op het aanslagbiljet is als tijdvak van naheffing vermeld 2 juli 1999 tot en met 1 januari 2000.

3.2. Het vorenstaande betreft het motorrijtuig met het kenteken [XX-XX-XX] (Toyota Camry).

3.3. Uit de door partijen ingediende schriftelijke uitlatingen omtrent het verwijzingsarrest blijkt dat belanghebbende met ingang van 10 februari 2000 geen houder meer is van dat motorrijtuig.

Beoordeling van het hoger beroep

4.1. Blijkens de reactie van de Inspecteur op het verwijzingsarrest heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de naheffingsaanslag en de opgelegde boete moeten komen te vervallen.

4.2. Het Hof volgt de Inspecteur in die conclusie. Bijgevolg dient te worden beslist als hierna is vermeld.

Proceskosten en griffierecht

5.1. Belanghebbende niet heeft gesteld dat hij in het geding na verwijzing kosten heeft gemaakt die naar aard en omvang voor vergoeding in aanmerking komen. Het Hof heeft derhalve geen reden een partij te veroordelen in de proceskosten.

5.2. Wel dient de Inspecteur het voor de behandeling in hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam betaalde griffierecht van € 106 aan belanghebbende te vergoeden.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank behoudens de beslissing omtrent het griffierecht,

- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,

- vernietigt de naheffingsaanslag en de boetebeschikking, en

- gelast de Inspecteur het voor deze zaak bij het Gerechtshof te Amsterdam betaalde griffierecht van € 106 aan belanghebbende te vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en B. van Walderveen, in tegenwoordigheid van de griffier drs. C.D.N. van Vugt. De beslissing is op 26 augustus 2011 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.