Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 04-11-2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BV7325 BV2714, 11/00397

Gerechtshof 's-Gravenhage, 04-11-2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BV7325 BV2714, 11/00397

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
4 november 2011
Datum publicatie
3 februari 2012
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2011:BV2714
Zaaknummer
11/00397

Inhoudsindicatie

Belanghebbende organiseert jaarlijks een marathon die deels over het Noordzeestrand wordt gelopen. Er is een wedstrijdmarathon, een ladiesrun, een minmarathon een wandelmarathon en een mountainbiketocht. Het parcours loopt over wegen, het strand, de duinen en de bossen Start en finish zijn afgezet met dranghekken en gereserveerd voor de deelnemers. Er zijn kleedkamers en douches beschikbaar voor de deelnemers en bepaalde wegen zijn tussen bepaalde tijdstippen uitsluitend beschikbaar voor de deelnemers. Paden in de duinen en de bossen zijn afgezet met rood-witte linten; het parcours wordt bewaakt door parcourswachters. Het Hof oordeelt, met een verwijzing naar het vierdaagse-arrest (arrest van de Hoge Raad van 10 augustus 2007, nr. 43 169) dat in casu sprake is van een parcours dat voor de duur van het evenement is gereserveerd voor de sportbeoefening en moet worden aangemerkt als een sportaccommodatie als bedoeld in post 14 van bijlage III bij de btw-richtlijn en dat belanghebbende daarom terecht het verlaagde tarief van artikel 9, tweede lid,onderdeel a van de Wet OB 1968 heeft toegepast. Hoger beroep van de inspecteur ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE,

nevenzittingsplaats 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Eerste meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 11/00397

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest,

hierna: de Inspecteur,

en het incidentele hoger beroep van

X,

gevestigd te Y,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Breda (hierna: de Rechtbank) van 16 maart 2011, nummer AWB 10/5048 in het geding tussen

belanghebbende

en

de Inspecteur

betreffende na te noemen naheffingsaanslag en beschikking heffingsrente.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is onder aanslagnummer 1 over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 17.017 aan belasting alsmede een beschikking heffingsrente tot een bedrag van € 864. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij in één geschrift verenigde uitspraken de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 298. Bij mondelinge uitspraak heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 1.790, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.035 en de Inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 298 te vergoeden.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur heeft het incidenteel hoger beroep beantwoord.

1.5. De zitting heeft plaatsgehad op 27 september 2011 te

´s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

1.6. Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1. Belanghebbende organiseert jaarlijks voor haar rekening en risico onder de naam Kustmarathon een evenement dat bestaat uit een wedstrijdmarathon, een ladiesrun, een minimarathon voor de jeugd, een wandelmarathon en een mountainbiketocht. Belanghebbende is als zodanig ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB 1968). Voor de deelname aan de Kustmarathon brengt belanghebbende aan de deelnemers - met uitzondering van de deelnemers aan de minimarathon voor de jeugd - inschrijfgelden in rekening.

2.2. De wedstrijdmarathon en wandelmarathon starten in Q en finishen in Y. Het parcours loopt over wegen, het strand, de duinen en door bossen. De mountainbike-toertocht gaat in tegengestelde richting over hetzelfde parcours. De minimarathon en de ladiesrun vinden plaats in Y en hebben hetzelfde begin- en eindpunt. De start en de finish van de marathons zijn afgezet met dranghekken en gereserveerd voor de deelnemers. Er staan kleedkamers en douches in een nabijgelegen sporthal ter beschikking van de deelnemers. Voor de start van de wedstrijd- en wandelmarathon wordt de A-straat in Q afgesloten van 7.00 tot 9.00 uur. De B-straat (ter hoogte van de kruising met de C-straat), de D-straat, de E-straat, de F-straat, de G-straat en het H-straat in Y zijn afgesloten van 8.00 tot 21.00 uur en volledig gereserveerd voor de deelnemers. Ook een aantal paden in de bossen is volledig gereserveerd voor de deelnemers door afzetting met linten. De deelnemers dragen een borstnummer. Het parcours is zoveel als mogelijk en nodig afgezet en wordt bewaakt door verkeersregelaars (parcourswachters). Zij zorgen voor de veiligheid van de deelnemers en wijzen hen de juiste weg. Ook zorgen zij ervoor dat toeschouwers en eventuele zwartlopers zich niet op het parcours begeven. Langs het parcours zijn verversingsposten voor de deelnemers opgesteld.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de inschrijfgelden die belanghebbende ontvangt, onderworpen zijn aan het verlaagde tarief van artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet OB 1968. Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van het antwoord op de vraag of het parcours aangemerkt kan worden als een locatie die voor sportbeoefening is ingericht.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. Niet in geschil is dat sprake is van actieve georganiseerde sportbeoefening door de mens.

3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende

Belanghebbende geeft een beschrijving van de verschillende parcoursen. De kinderen lopen 1 à 2 kilometer op een volledig afgezet parcours in Y.

De ladiesrun is 10 kilometer. Het begin en eind in Y is afgezet. Langs het parcours staan verkeersregelaars die zorg dragen voor een veilige doorloop van de deelneemsters. De verkeersregelaars staan bij alle zijstraten en kruisingen, zodat de loopsters weten welke kant zij op moeten. Het parcours wordt volledig beveiligd voor en bij de doorgang van de deelnemers. Voorop rijdt een motor. Een bezemwagen volgt voor uitvallers het parcours.

Voor het parcours van de kustmarathon wordt zoveel mogelijk de moeilijk begaanbare paden gekozen. In de bosgedeelten is het parcours afgezet met linten. Bij de opgangen naar en van het strand worden de lopers via een fuik - die niet toegankelijk is voor het publiek - geleid. Autowegen worden zoveel mogelijk vermeden. Zijwegen worden zoveel mogelijk afgezet met dranghekken. Er zijn ongeveer 750 vrijwilligers die langs het parcours zorg dragen voor de veiligheid van de sporters en in de gaten houden dat niet-deelnemers het parcours niet betreden.

De mountainbike-wedstrijd vindt in tegengestelde richting plaats, maar over hetzelfde parcours. De mountainbikers moeten uiterlijk 11.00 uur gefinisht zijn. De wedstrijdmarathon start vervolgens om 12.00 uur. Afgezien van de deelnemers aan de kidsrun, moeten alle deelnemers inschrijfgeld betalen. Tijdregistratie vindt plaats via een chip.

De verkeersregelaars zijn aangesteld door de Burgemeesters en hebben een korte opleiding gekregen van de politie. Zij zijn bevoegd en verplicht om zo nodig verkeersdeelnemers tegen te houden zodat de deelnemers aan de Kustmarathon het parcours ongehinderd kunnen afleggen.

De Inspecteur

In het Wandelvierdaagse-arrest was het parcours gereserveerd voor de sportbeoefening. Van dat vaststaande feit is de Hoge Raad uitgegaan. In de onderhavige zaak is de start en finish afgezet, maar daartussen is veel vrije ruimte. Organisatorisch lijkt het parcours redelijk afgeschermd, maar het is rechtens niet afdwingbaar.

3.3. Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en tot gegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep. De Inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot ongegrondverklaring van het incidentele hoger beroep van belanghebbende en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar.

4. Gronden

Ten aanzien van het geschil

4.1. Op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet OB 1968 jo. Tabel I, post b.3, vallen diensten bestaande uit het geven van gelegenheid tot sportbeoefening onder het verlaagde omzetbelastingtarief.

4.2. In het arrest Hoge Raad 10 augustus 2007, nr. 43 169, BNB 2007/277c* oordeelde de Hoge Raad dat in de tekst van post b.3 van tabel I bij de Wet OB 1968 geen beletsel is gelegen die post zodanig uit te leggen dat de reikwijdte daarvan samenvalt met die van categorie 13 van Bijlage H bij de Zesde Richtlijn. Hetzelfde heeft naar het oordeel van het Hof te gelden voor post 14 van bijlage III bij richtlijn 2006/112/EG (btw-richtlijn). Hieruit volgt dat de door belanghebbende in haar incidentele hoger beroep ingenomen primaire stelling, inhoudende dat de Hoge Raad geen oog heeft gehad voor een grammaticale wetsuitleg, moet worden verworpen.

4.3. De Hoge Raad heeft in voormeld arrest voorts geoordeeld dat bij de uitleg van het begrip 'gelegenheid geven tot sportbeoefening' in de rede ligt om hierbij te denken aan het gelegenheid geven tot sportbeoefening in een gebouw dat, of een locatie die voor de sportbeoefening is ingericht. Daarbij is van belang of de sportbeoefening waarop de verleende dienst betrekking heeft slechts openstaat voor degenen die belanghebbende daartoe het recht verleent en of de locatie voor de duur van de sportbeoefening is gereserveerd voor die sportbeoefening.

4.4. De deelnemers aan de ladiesrun, de wedstrijdmarathon, de wandelmarathon en de mountainbike-toertocht zijn een inschrijfgeld verschuldigd. Deelnemers aan de kidsrun kunnen zich gratis inschrijven. Belanghebbende heeft van de Provincie I, de gemeente J, de gemeente K, de gemeente L, M vergunning respectievelijk toestemming gekregen voor het organiseren van het evenement en het gebruikmaken van de wegen, paden en het strand. In de vergunningen van de gemeente K en de gemeente L is expliciet opgenomen dat bepaalde straten (bij start en finish) mogen worden afgesloten, hetgeen ook daadwerkelijk is gebeurd. Belanghebbende heeft voorts onweersproken gesteld dat het parcours zoveel mogelijk de openbare weg mijdt en gaat over met linten afgezette bospaden en het strand. Waar gebruik wordt gemaakt van de openbare weg, is het parcours afgezet dan wel zorgen de vele verkeersregelaars (parcourswachters) ervoor dat het publiek geen gebruik kan maken van het parcours waarop de deelnemers lopen respectievelijk fietsen, althans geen gebruik met de fiets of een motorrijtuig. In de vergunningen is tevens opgenomen dat belanghebbende verantwoordelijk is voor de veiligheid van publiek en deelnemers. Naar het oordeel van het Hof impliceert deze verantwoordelijkheid mede een verplichting om ervoor zorg te dragen dat niet-deelnemers geweerd worden van het parcours.

4.5. Het Hof is van oordeel dat gelet op bovenstaande feiten, in onderlinge samenhang beschouwd, sprake is van een parcours dat voor de duur van het evenement is gereserveerd voor de sportbeoefening en moet worden aangemerkt als een sportaccommodatie als bedoeld in post 14 van bijlage III bij de btw-richtlijn. Aan dit oordeel doet niet af dat niet het gehele parcours met dranghekken of linten is afgezet. Door de inzet van verkeersregelaars wordt immers feitelijk voorzien in een zodanige situatie dat het parcours uitsluitend door deelnemers wordt gebruikt. Evenmin kan aan dit oordeel afdoen dat het strandgedeelte niet is afgezet. Zoals belanghebbende ter zitting heeft toegelicht, worden de deelnemers bij het opgaan van het strand in een bepaalde richting geleid en ligt het voor de hand dat het overgrote deel van de deelnemers het harde zand langs de waterlijn zal gebruiken.

4.6. Op grond van het voorgaande is het Hof van oordeel dat belanghebbende terecht het verlaagde tarief van artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet OB 1968 heeft toegepast. Het hoger beroep van de Inspecteur is ongegrond.

4.7. Gelet op het voorgaande behoeven de meer subsidiaire en meest subsidiaire stellingen van belanghebbendes incidentele beroep geen behandeling.

Ten aanzien van het griffierecht

4.8. Nu de uitspraak van de Rechtbank in stand blijft, wordt ter zake van het door de Inspecteur ingestelde hoger beroep een griffierecht geheven van € 454.

Ten aanzien van de proceskosten

4.9. Nu het door de Inspecteur ingestelde hoger beroep ongegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.

4.10. Het Hof stelt deze kosten, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op 2 (punten) x € 437 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 874.

5. Beslissing

Het Hof

- verklaart het hoger beroep ongegrond;

- verklaart het incidentele hoger beroep ongegrond;

- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank;

- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 874, en

- bepaalt dat door tussenkomst van de griffier van de Staat ter zake van het door de Inspecteur ingestelde hoger beroep een griffierecht wordt geheven van € 454.

Aldus gedaan op 4 november 2011 door T.A. Gladpootjes, voorzitter, G.J. van Muijen en H.A. Wiggers, in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.