Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 30-03-2012, BW3628, BK-10/00804

Gerechtshof 's-Gravenhage, 30-03-2012, BW3628, BK-10/00804

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
30 maart 2012
Datum publicatie
23 april 2012
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW3628
Zaaknummer
BK-10/00804

Inhoudsindicatie

Hogerberoepschrift niet tijdig ingediend. Geen sprake van een verschoonbaar verzuim. Hoger beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

nummer BK-10/00804

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer van 30 maart 2012

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en

de directeur van de Belastingdienst Holland-Noord (kantoor [P]), de Inspecteur,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de (mondelinge) uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 oktober 2010, nummer AWB 10/1785 OB, betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag en beschikkingen.

Naheffingsaanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende is over het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting van € 14.428 opgelegd. Tegelijk is bij beschikking een boete van € 7.214 opgelegd en is bij beschikking € 2.104 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2. Bij uitspraken op het door belanghebbende tegen de naheffing, de boete en de heffingsrente gemaakte bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de beschikkingen gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. Een griffierecht van € 150 is geheven.

1.4. De rechtbank heeft het beroep voor zover het betrekking heeft op de boetebeschikking gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar die ziet op de boetebeschikking vernietigd, de boete vastgesteld op € 6.716, de Inspecteur veroordeeld de kosten van het beroep ten bedrage van € 437 aan belanghebbende te voldoen en de Inspecteur gelast het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 224 is geheven.

2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 17 februari 2012, gehouden te ’s-Gravenhage. Daar zijn partijen verschenen.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is in hoger beroep, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

3.1. Afschriften van het proces-verbaal van de (mondelinge) uitspraak van de rechtbank zijn op 28 oktober 2010 aan partijen gezonden. Het hogerberoepschrift van 21 december 2010 is op 22 december 2010 ter griffie van het Hof binnengekomen.

3.2. In het hogerberoepschrift voert belanghebbende als verklaring voor de overschrijding van de hogerberoepstermijn aan, en herhaalt dat op zitting, dat de deurwaarder van de belastingdienst op 15 november 2010 executoriaal beslag op alle onroerende zaken van belanghebbende heeft gelegd, dat de verkoopdatum op 16 december 2010 is vastgesteld, dat op die datum is overgegaan tot openbare verkoop en dat belanghebbende zich niet eerder tot een gemachtigde kon wenden dan nadat de openbare verkoop was gerealiseerd.

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

4.1. In hoger beroep houdt partijen in het bijzonder het antwoord op de vraag verdeeld of met betrekking tot de overschrijding van de hogerberoepstermijn sprake is van een verschoonbaar verzuim in de zin van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht, welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt. Zo het hoger beroep ontvankelijk is, is uitsluitend in geschil de correctie van € 995 wegens privégebruik van een tot de onderneming van belanghebbende behorende bestelauto.

4.2. Voor de standpunten van partijen en voor de gronden waarop de standpunten steunen, verwijst het Hof naar de stukken van het geding.

Beoordeling van het hoger beroep

5.1. Het Hof stelt met partijen vast, in aanmerking nemende de daaromtrent voorhanden zijnde gegevens, dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend. Belanghebbende is dus in verzuim.

5.2. Met hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd zijn naar ’s Hofs oordeel onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld dan wel aannemelijk gemaakt die de conclusie rechtvaardigen dat belanghebbende het verzuim redelijkerwijs niet is aan te rekenen. De Inspecteur heeft terecht gesteld dat belanghebbende met diens verklaring niet duidelijk heeft gemaakt waarom de termijnoverschrijding verschoonbaar is.

5.3. Nu overigens niet is gebleken van een feit dat of een omstandigheid die grond biedt voor de conclusie dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest, dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. Bijgevolg moet worden beslist als hierna is vermeld.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig een partij in de proceskosten te veroordelen.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 30 maart 2012 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.