Gerechtshof 's-Gravenhage, 26-06-2012, BX2353, BK-11/00726
Gerechtshof 's-Gravenhage, 26-06-2012, BX2353, BK-11/00726
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 26 juni 2012
- Datum publicatie
- 23 juli 2012
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2012:BX2353
- Zaaknummer
- BK-11/00726
Inhoudsindicatie
Verzuimboete. Aan belanghebbende is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 2.460 wegens het niet dan wel niet tijdig indienen van de aangifte vennootschapsbelasting. In geschil is of de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende is opgelegd. Het Hof is met de rechtbank van oordeel dat belanghebbende alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te verlangen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte tijdig werd ingediend. Van belanghebbende mocht in redelijkheid niet verlangd worden dat zij de juistheid van de mededelingen van haar gemachtigde controleerde.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-11/00726
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 26 juni 2012
in het geding tussen:
[X] B.V., gevestigd te [Z] hierna: belanghebbende,
en
de directeur van de Belastingdienst/Rijnmond, hierna: de Inspecteur,
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 8 september 2011, nummer AWB 11/2133, betreffende de hierna te melden beschikking.
Beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd. Bij gelijktijdig genomen beschikking is aan belanghebbende een boete (hierna: de verzuimboete) opgelegd ten bedrage van € 2.460.
1.2. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag verminderd en de beschikking gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar betreffende de beschikking beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar alsmede de beschikking vernietigd.
Loop van het geding in hoger beroep
2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 15 mei 2012, gehouden te ’s-Gravenhage. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende is uitgenodigd tot het doen van aangifte vennootschapsbelasting 2009 (hierna: de aangifte) voor 1 juni 2010. Met dagtekening 6 juli 2010 is aan haar een herinnering tot het doen van aangifte gestuurd en met dagtekening 13 september 2010 is een aanmaning verzonden. Belanghebbende heeft de vereiste aangifte niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn gedaan. De aangifte is op 14 januari 2011 ingediend.
3.2. De Inspecteur heeft met dagtekening 30 november 2010 de aanslag vennootschapsbelasting voor het boekjaar 2009 opgelegd naar een geschatte belastbare winst van € 1.000. Het belastbaar bedrag op deze aanslag is vastgesteld op nihil na verrekening van compensabele verliezen. Gelijktijdig is aan eiseres bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 2.460 wegens het niet dan wel niet tijdig indienen van de aangifte.
Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen
4.1. In geschil is enkel nog de vraag of de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende is opgelegd, hetgeen de Inspecteur stelt, doch belanghebbende gemotiveerd betwist.
4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij hun standpunten doen steunen wordt verwezen naar de gedingstukken.
Conclusies van partijen
5.1. Het hoger beroep van de Inspecteur strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.
5.2. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard na - voor zover van belang - het volgende te hebben overwogen:
5. (…) Gemachtigde van [belanghebbende] is overgestapt op een nieuw softwarepakket voor het doen van aangifte. Hierbij diende de cliëntgegevens en het fiscale nummer opnieuw ingevoerd te worden. Daarbij is een fout gemaakt, waardoor bij het aanvragen van uitstel voor het indienen van de aangifte van [belanghebbende] een onjuist fiscaal nummer is gebruikt. Gemachtigde van [belanghebbende] heeft van [de Inspecteur] geen afwijzing van het uitstelverzoek ontvangen. [Belanghebbende] heeft zowel na de ontvangst van de herinnering als de aanmaning contact opgenomen met haar gemachtigde. Gemachtigde heeft naar aanleiding van de aan [belanghebbende] verzonden aanmaning contact opgenomen met de belastingtelefoon. De medewerker van de belastingtelefoon heeft gemachtigde medegedeeld dat zij zonder tegenbericht er vanuit mocht gaan dat de aanmaning ten onrechte verzonden is.(…)
6. Ingevolge artikel 67a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, kan aan de belastingplichtige die is uitgenodigd tot het doen van aangifte en de aangifte niet, dan wel niet binnen de in de aanmaning tot het doen van aangifte gestelde termijn heeft gedaan (hierna: het aangifteverzuim), een verzuimboete van ten hoogste € 4.920 worden opgelegd. In § 21 van het Besluit Bestuurlijke Boeten (hierna: het Besluit) is het bedrag van de ter zake van een aangifteverzuim bij de vennootschapsbelasting op te leggen boete, nader bepaald op € 2.460 (50% van de maximale boete). Naar vaste jurisprudentie, welke jurisprudentie ten grondslag ligt aan § 4 van het Besluit, wordt bij afwezigheid van alle schuld geen boete opgelegd.
7. [Belanghebbende] heeft gesteld dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. De bewijslast ter zake ligt bij haar. Met name dient zij, tegenover de betwisting door [de Inspecteur], aannemelijk te maken dat zij alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te verlangen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte binnen de gestelde termijn werd ingediend (vergelijk HR 15 juni 2007, nr. 42687, LJN BA7184). Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
8. [Belanghebbende] heeft na ontvangst van de herinnering en de aanmaning contact opgenomen met haar gemachtigde, een professioneel belastingadviseur, en meende, naar de rechtbank begrijp[t], op grond van de antwoorden van de gemachtigde dat uitstel tot het doen van aangifte was gevraagd en dat de herinnering en aanmaning ten onrechte aan haar verzonden waren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [belanghebbende] alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te verlangen zorg betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte tijdig werd ingediend. Van [belanghebbende] mocht in redelijkheid niet verlangd worden dat zij de juistheid van de mededelingen van haar gemachtigde controleerde.
9. Gelet op hetgeen onder 8. is overwogen, slaagt het beroep van [belanghebbende] op afwezigheid van alle schuld. Derhalve heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar alsmede de boetebeschikking vernietigd. De overige door gemachtigde van [belanghebbende] aangevoerde grieven behoeven derhalve geen behandeling meer.
10. De rechtbank vindt aanleiding [de Inspecteur] te veroordelen in de kosten die [belanghebbende] in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).
Beoordeling van het hoger beroep
In hoger beroep heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat in een situatie als de onderhavige, waarin aan belanghebbende een herinnering en een aanmaning tot het doen van aangifte is verzonden, van belanghebbende mag worden verwacht dat zij controleert of het aan haar gegeven antwoord van de gemachtigde, te weten dat uitstel tot het indienen van de aangifte was verleend en dat de herinnering en aanmaning ten onrechte aan haar waren verzonden, juist is. Dat standpunt wordt verworpen. Het Hof is met de rechtbank van oordeel dat belanghebbende alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te verlangen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte tijdig werd ingediend. Van belanghebbende mocht in redelijkheid niet verlangd worden dat zij de juistheid van de mededelingen van haar gemachtigde controleerde.
Proceskosten
7.1. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende in hoger beroep gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 1.311 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het Hof (2 punten à € 437 x 1,5 (gewicht van de zaak)). Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
7.2. Aangezien de uitspraak van de rechtbank in stand blijft, zal de griffier ter zake van het hoger beroep van de Inspecteur van de Staat een griffierecht van € 466 heffen.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank,
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende vastgesteld op € 1.311,
- gelast dat van de Staat een griffierecht wordt geheven van € 466.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, J.J.J. Engel en Chr.Th.P.M. Zandhuis, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 26 juni 2012 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.