Gerechtshof 's-Gravenhage, 13-07-2012, BX2861, BK-11/00893
Gerechtshof 's-Gravenhage, 13-07-2012, BX2861, BK-11/00893
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 13 juli 2012
- Datum publicatie
- 27 juli 2012
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2012:BX2861
- Zaaknummer
- BK-11/00893
Inhoudsindicatie
Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking. Het verzoek van belanghebbende strekt tot vergoeding van de kosten wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar, beroep en hoger beroep. Hij wenst onder meer een vergoeding voor het indienen van een bezwaarschrift, alsmede voor het verschijnen ter zitting in hoger beroep en gaat uit van een geschil van zeer zwaar gewicht. Het Hof acht het gewicht van de zaak zwaar. Dat de zaak van belang is voor meerdere heffingsjaren en/of andere belastingplichtigen is op zich niet voldoende om het gewicht van de zaak als zeer zwaar aan te merken. Geen grond voor vergoeding van de door belanghebbende in bezwaar gemaakte kosten, omdat belanghebbende hierom in de bezwaarfase niet heeft verzocht. Voor het verschijnen ter zitting in hoger beroep kan geen punt worden toegekend nu een mondelinge behandeling van de zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-11/00893
Uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer d.d. 13 juli 2012
in het geding tussen:
[Vereniging X] te [Z], hierna: belanghebbende,
en
de directeur van de Belastingdienst/Zuidwest, hierna: de Inspecteur,
op het verzoek van belanghebbende om de Inspecteur op de voet van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Wet) te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met het na te noemen bezwaar, beroep en hoger beroep heeft gemaakt.
1. Procesverloop in verband met het verzoek
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2006 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 193.076. Bij beschikking is een bedrag van € 9.543 aan heffingsrente in rekening gebracht. De Inspecteur heeft vervolgens bij beschikking het verlies voor het jaar 2007 tot een bedrag van € 193.076 verrekend met het jaar 2006 (hierna: de verliesverrekeningsbeschikking), hetgeen heeft geleid tot een aanslag van nihil voor het jaar 2006.
1.2. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en tegen de verliesverrekeningsbeschikking.
1.3. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren afgewezen.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 298. De rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 24 oktober 2011, nr. AWB 10/8810, ongegrond verklaard.
1.5. Belanghebbende is vervolgens van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 454.
1.6. Belanghebbende heeft het hoger beroep bij brief van 15 maart 2012 ingetrokken en heeft daarbij het voormelde verzoek gedaan. Het verzoek is toegelicht bij brief van 18 april 2012.
1.7. De Inspecteur heeft een verweerschrift tegen het verzoek ingediend.
1.8. Partijen hebben het Hof schriftelijk toestemming verleend uitspraak te doen zonder mondelinge behandeling.
2. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan:
2.1. Belanghebbende heeft aangifte in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2006 gedaan naar een belastbaar bedrag van nihil. Belanghebbende heeft in deze aangifte een bedrag van € 193.076 – de door haar behaalde winst over het jaar 2006 die niet op de voet van artikel 5, lid 1, letter d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet Vpb 1969) is vrijgesteld – gedoteerd aan de herbestedingsreserve.
Deze winst ziet in het bijzonder op resultaten behaald met de verhuur van huurwoningen boven de huurtoeslaggrens, de verhuur van bedrijfsonroerendgoed, de resultaten op de ontwikkeling van te verkopen vastgoed en de verhuur van parkeergelegenheden. De Inspecteur heeft de toevoeging aan de herbestedingsreserve niet geaccepteerd en de aanslag vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 193.076. Vervolgens heeft de Inspecteur tot een bedrag van € 193.076 verliezen uit het jaar 2007 verrekend met de aanslag over het jaar 2006.
2.2. Het hoger beroep is ingetrokken omdat de Inspecteur belanghebbende alsnog heeft toegestaan een herbestedingsreserve te vormen over het jaar 2006.
2.3. Aan belanghebbende is ter zake van het bezwaar, beroep en hoger beroep door een derde beroepsmatig rechtsbijstand verleend, bestaande uit het indienen van een bezwaarschrift, het indienen van een beroepschrift, het verschijnen ter zitting bij de rechtbank, het verstrekken van schriftelijke inlichtingen aan de rechtbank bij brief van 12 augustus 2011 en het indienen van een hogerberoepschrift.
2.4. Een mondelinge behandeling van de zaak in hoger beroep heeft niet plaatsgevonden.
2.5. In de bezwaarfase is niet verzocht om een kostenvergoeding.
3. Strekking verzoek en standpunt Inspecteur
3.1. Het verzoek strekt tot vergoeding van de kosten wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar, beroep en hoger beroep op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit), bestaande uit:
In de bezwaarfase:
a. het indienen van een bezwaarschrift (1 punt);
In de beroepsfase:
b. het indienen van een beroepschrift (1 punt);
c. het verschijnen ter zitting (1 punt);
d. het verstrekken van schriftelijke inlichtingen aan de rechtbank (0,5 punt);
In de hogerberoepsfase:
e. het indienen van een hogerberoepschrift (1 punt);
f. het verschijnen ter zitting (1 punt).
Hierbij gaat belanghebbende uit van een geschil van zeer zwaar gewicht (factor 2).
Tevens verzoekt belanghebbende om vergoeding van de betaalde griffierechten in beroep en in hoger beroep.
3.2. Belanghebbende stelt dat zij niet heeft verzocht om vergoeding van de kosten in de bezwaarfase, omdat op grond van beleid van de Staatssecretaris van Financiën en uitlatingen van de Inspecteur reeds vaststond dat het betreffende bezwaar zou worden afgewezen en de kwestie ten principale aan de belastingrechter zou worden voorgelegd. Daardoor zou een dergelijk verzoek niet leiden tot een beslissing van het bestuursorgaan tot het vergoeden van kosten in de bezwaarfase en dus zinledig zijn, aldus belanghebbende.
3.3. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek, met uitzondering van de kostenvergoeding voor de bezwaarfase, alsmede voor het verschijnen ter zitting in hoger beroep. Hierbij gaat hij uit van een geschil van zwaar gewicht (factor 1,5).
4. Beoordeling van het verzoek
4.1. Indien - zoals in het onderhavige geval - het hogerberoepschrift is ingetrokken omdat de Inspecteur aan belanghebbende is tegemoetgekomen, moet de wederpartij, zo nodig ambtshalve, in de kosten van de beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden veroordeeld.
4.2. In geschil bij de rechtbank en het Hof was of belanghebbende voor de winst een herbestedingsreserve kon vormen, waarbij het geschil zich toespitste op de vragen of bij belanghebbende een algemeen maatschappelijk of sociaal belang op de voorgrond staat als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet Vpb 1969, en of de in 2.1 vermelde activiteiten in de lijn liggen van dat belang.
4.3. Het Hof acht het gewicht van de zaak zwaar. Dat de zaak van belang is voor meerdere heffingsjaren en/of andere belastingplichtigen is op zich niet voldoende om het gewicht van de zaak als zeer zwaar aan te merken.
4.4. Voor vergoeding van de door belanghebbende in bezwaar gemaakte kosten ziet het Hof geen grond, omdat belanghebbende hierom in de bezwaarfase niet heeft verzocht. Het Hof ziet niet in waarom de door de gemachtigde van belanghebbende genoemde omstandigheid hem zou hebben verhinderd vergoeding van de kosten in de bezwaarfase te verzoeken.
4.5. Nu een mondelinge behandeling van de zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden, kan voor het verschijnen ter zitting in hoger beroep geen punt worden toegekend.
4.6. Het Hof stelt de te vergoeden proceskosten op de voet van het Besluit en de daarbij behorende bijlage, vast op € 2.294,25 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (3,5 punten à € 437 x 1,5 (gewicht van de zaak)). Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
4.7. Voor het griffierecht geldt dat dit in een geval als het onderhavige ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, lid 4, van de Algemene wet bestuursrecht zonder rechterlijke
tussenkomst door de Staat aan belanghebbende dient te worden vergoed.
5. Beslissing
Het Gerechtshof veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 2.294,25.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, in tegenwoordigheid van de griffier J.M. Visser. De beslissing is op 13 juli 2012 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.