Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 27-06-2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ5433 BX4411, BK-11/00507

Gerechtshof 's-Gravenhage, 27-06-2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ5433 BX4411, BK-11/00507

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
27 juni 2012
Datum publicatie
13 augustus 2012
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2012:BX4411
Zaaknummer
BK-11/00507

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. Drie vergelijkingspanden zijn in de jaren vijftig gebouwd en zijn qua constructie en isolatie goed vergelijkbaar met de woning. De vergelijkingspanden zijn ook qua ligging vergelijkbaar met de woning omdat zij alle op een industrieterrein liggen. Bovendien liggen drie van de vier vergelijkingspanden boven een bedrijfshal. De door de Inspecteur bij de waardebepaling betrokken panden kunnen dienen als vergelijkingspanden en de verkoopprijzen van deze panden onderbouwen de door de Inspecteur gestelde waarde.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-11/00507

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer d.d. 27 juni 2012

in het geding tussen

[X] te [Z], hierna: belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Vlaardingen, hierna: de Inspecteur

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de van de rechtbank Rotterdam van 30 juni 2011, nummer AWB 10/2935, betreffende de na te noemen beschikking en aanslag.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 13 juni 2012, gehouden te ’s-Gravenhage. Aldaar is belanghebbende verschenen, alsmede [A] namens de Inspecteur. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Gronden

1. Bij beschikking als bedoeld in hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) heeft de Inspecteur, de heffingsambtenaar van de gemeente Vlaardingen, de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1], te [Z] (hierna: de woning) vastgesteld op € 178.000. De waarde is vastgesteld naar de waardepeildatum 1 januari 2009 (hierna: de waardepeildatum) en de beschikking geldt voor het kalenderjaar 2010. Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelasting voor het jaar 2010.

2. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet dient de waarde van een onroerende zaak te worden bepaald op de aan de onroerende zaak toe te kennen waarde, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle eigendom in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.

3. De Inspecteur heeft ter ondersteuning van de door hem voorgestane waarde van de woning op de waardepeildatum een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 18 augustus 2010 door [B], beëdigd makelaar en WOZ taxateur. Die taxateur heeft de waarde van de woning op de waardepeildatum getaxeerd op € 179.000.

4. De waarde van de woning is vastgesteld met toepassing van de vergelijkings-methode. Volgens deze methode wordt de waarde onderbouwd met de prijzen die behaald zijn bij de verkoop van de daarin vermelde vergelijkingspanden, rekening houdend met verschillen in onder meer grootte, onderhoudstoestand en ligging.

5. De Inspecteur heeft de stelling van belanghebbende dat de woning niet vergelijkbaar is met de door de Inspecteur betrokken vergelijkingspanden gemotiveerd weersproken. Daartoe heeft de Inspecteur terecht aangevoerd dat drie vergelijkingspanden in de jaren vijftig zijn gebouwd en qua constructie en isolatie goed vergelijkbaar zijn met de woning. Anders dan belanghebbende stelt, zijn de vergelijkingspanden ook qua ligging vergelijkbaar met de woning omdat zij alle op een industrieterrein liggen. Bovendien liggen drie van de vier vergelijkingspanden boven een bedrijfshal. Het Hof is van oordeel dat de door de Inspecteur bij de waardebepaling betrokken panden kunnen dienen als vergelijkingspanden en dat de verkoopprijzen van deze panden de door de Inspecteur gestelde waarde onderbouwen.

6. De stelling van belanghebbende dat de woning in het jaar 2007 bij de aankoop is getaxeerd op € 140.000 en dat de waarde daarom op dit bedrag moet worden vastgesteld treft geen doel omdat met die taxatie niet de waarde in het economisch verkeer op waardepeildatum is bepaald. Dit geldt eveneens voor het bedrag van € 100.000 waarvoor belanghebbende stelt de woning te hebben gekocht. Daarbij komt dat belanghebbende voormelde bedragen op generlei wijze heeft onderbouwd. Het Hof acht aannemelijk dat de woning wel alle nutsvoorzieningen heeft, maar geen eigen verbruikmeters. Voor zover de afwezigheid van eigen verbruikmeters een waardedrukkende factor is, is hiermee in voldoende mate rekening gehouden, zoals blijkt uit de met de waarde van de woning corresponderende kubiekemeterprijs van € 285, vergeleken met de kubiekemeterprijzen van respectievelijk € 304, € 346, € 367 en € 493 van de vergelijkingspanden.

7. Het vorenstaande voert tot de slotsom dat de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag is vastgesteld.

8. Op grond van het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.

9 Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.J. Jansen. De beslissing is op 27 juni 2012 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.