Gerechtshof 's-Gravenhage, 17-10-2012, BY6301, BK-11-00695 en BK-11-00696
Gerechtshof 's-Gravenhage, 17-10-2012, BY6301, BK-11-00695 en BK-11-00696
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 17 oktober 2012
- Datum publicatie
- 14 december 2012
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2012:BY6301
- Zaaknummer
- BK-11-00695 en BK-11-00696
Inhoudsindicatie
Loonheffing. Belanghebbende heeft, behoudens een nihilaangifte over september 2007, over de tijdvakken in de jaren 2007 en 2008 geen aangiften loonheffing ingediend en loonheffing afgedragen. Belanghebbende heeft geen administratie ter inzage verstrekt. De inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat de naheffingsaanslagen berusten op een redelijke schatting.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-11/00695 en BK11/00696
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer d.d. 17 oktober 2012
in het geding tussen:
[X] h.o.d.n. “[Y] B.V.” , te [Z], hierna: belanghebbende,
en
de directeur van de Belastingdienst/Rijnmond, hierna: de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 augustus 2011, nummers AWB 10/5195 en AWB 10/5197, betreffende de na te melden naheffingsaanslagen en beschikkingen.
Naheffingsaanslagen en beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. De Inspecteur heeft aan belanghebbende over de tijdvakken 1 januari 2007 tot en met
31 december 2007 en 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 naheffingsaanslagen in de loonheffing ten bedrage van respectievelijk € 67.901 en € 95.515 opgelegd, alsmede bij beschikkingen een vergrijpboete van respectievelijk € 7.000 en € 10.000 (hierna: de boetebeschikkingen) en heffingsrente van € 5.893 en € 3.366 (hierna: beschikkingen heffingsrente).
1.2. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 16 juni 2010 de naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep bij de rechtbank ingesteld.
1.4. De rechtbank heeft daarop als volgt beslist, waarbij voor eiser respectievelijk verweerder dien te worden gelezen belanghebbende onderscheidenlijk de Inspecteur:
“- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover deze betrekking hebben op de boetebeschikkingen;
- vernietigt de boetebeschikkingen en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- veroordeelt verweerder de proceskosten tot een bedrag van € 437 aan eiser te voldoen;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41 aan hem vergoedt.”
Loop van het geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is van belanghebbende een griffierecht geheven van in totaal € 112 voor beide zaken. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 3 oktober 2012, gehouden te ’s-Gravenhage. Aldaar is de Inspecteur verschenen. De hoger beroepen zijn gelijktijdig behandeld met het hoger beroep met kenmerk BK-11/00697. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier één proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld dan wel op zichzelf aannemelijk, in hoger beroep het volgende komen vast te staan. Daarbij gaat het Hof uit van de navolgende feiten zoals de rechtbank deze heeft vastgesteld en waarbij belanghebbende als eiseres en de Inspecteur als verweerder is omschreven:
“1. Eiser exploiteert een onderneming die zich bezig houdt met detachering van personeel. Daarnaast is [X] directeur en enig aandeelhouder van [X] B.V. en [A] B.V.
2. Eiser beeft, behoudens een nihilaangifte over september 2007, over de tijdvakken in de jaren 2007 en 2008 geen aangiften loonheffing ingediend en loonheffing afgedragen.
3. Op 7 september 2009 is een boekenonderzoek gestart bij eiser, [X] B.V. en [A] B.V. Tot de gedingstukken behoort een kopie van het rapport van 20 november 2009 dat naar aanleiding van dit boekenonderzoek is opgesteld (hierna: het controlerapport).
4. Eiser heeft de administratie van zijn onderneming voor de jaren 2007 en 2008 (hierna: de administratie) tijdens het boekenonderzoek niet overgelegd. Eiser heeft de administratie ook niet op een later moment overgelegd.
5. Verweerder heeft van de heer [B], een voormalig adviseur van eiser, een "Rapport inzake jaarstukken 2007" van 27 mei 2008, opgesteld ten aanzien van eiser door accountant [C] ontvangen. Een kopie hiervan behoort tot de gedingstukken. Op pagina 15 staat:
"4. Langlopende schulden .
Belastingen en premies sociale verzekeringen 63.687"
Op pagina 16 staat:
"5. Kortlopende schulden
(...)
Overige belastingen en premies sociale verzekeringen
Loonheffing 83.401"
6. Voorts heeft verweerder van de Arbeidsinspectie onder meer loonbrieven van eiser over week 51 van 2008 ontvangen. Kopieën van deze loonbrieven behoren tot de gedingstukken.
7. In het controlerapport staat onder "4.5 Loonheffingen [Y] B.V. i.o." vermeld:
"2007:
[Y] B.V.i.o. (27 mei 2008):
- de jaarrekening 2007 bevat een samenstellingverklaring
Netto Omzet € 569.402
Personeelskosten € 379.218
Lonen en salarissen € 314.556 (bruto lonen € 301.493, reserv. Vakantiegeld € 13.063)
Schulden aan leveranciers en handelskredieten:
Overige belastingen premies SV € 83.401
Aanslagen okt-dec 2007 € 15.500
Naheffen 2007 € 67.901"
(...)
"2008:
Zoals reeds eerder is aangegeven is op grond van de opgevraagde loon brieven over week 51 van 2008 een overzicht opgesteld van het minimale loon voor loonheffing en de verschuldigde loonheffing over jaar 2008. Dit betreft dus alleen de werknemers die in week 51 gewerkt hebben voor [Y].
Betreft een bedrag van € 914.919,76 en een bedrag aan loonheffingen van 282.915,05 voor het jaar 2008.
(...)
Op grond hiervan is een berekening gemaakt van de nog te betalen loonheffingen:
Jaar Brutoloon [Y] Basis Loonheffingen basis
2008 914.919 Loonstroken via AI €282.915 Loonstroken via Al
€ 187.000 Opgelegde aanslagen 2008
€ 95.915 Naheffing loonheffing
Naheffen loonheffingen € 95.515"
8. In onderdeel 6.3 van het controlerapport is medegedeeld dat voor de jaren 2007 en 2008 vergrijpboeten van respectievelijk € 7.000 en € 10.000 zullen worden opgelegd.”
Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. Partijen houdt verdeeld het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
4.2. Belanghebbende heeft zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat belanghebbende zich niet herkent in het beeld dat de rapporten van de Arbeidinspectie van
6 oktober 2009 en 20 november 2009 van hem, schetsen. Zijn versie van het rapport van
6 oktober 2009 wijkt af van het rapport van de Arbeidsinspectie dat de Inspecteur in het geding heeft gebracht. Er zijn wel degelijk aangiften loonbelasting gedaan. Mocht dat niet het geval zijn dan is zulks te wijten aan de vorige boekhouder die deze aangiften niet heeft gedaan ondanks het feit dat hij daartoe alle administratieve bescheiden voorhanden had. Voorts is er een betaling gedaan op 20 oktober 2008 tot een bedrag van € 86.642 waarvan de Arbeidsinspectie geen melding maakt. Tot slot heeft de gemachtigde tijdens de mondelinge behandeling van het beroep het standpunt van belanghebbende niet goed kunnen verwoorden.
4.3. De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd bestreden. Hij heeft daartoe onder meer opgemerkt dat de beide rapporten welke belanghebbende noemt een concept versie respectievelijk de definitieve versie van het onderzoeksrapport zijn.
Het verzuim van de toenmalige boekhouder is niet langer relevant nu niet langer sprake is van een boete. Vaststaat dat de aangiften niet zijn gedaan. De naheffingsaanslag loonbelasting voor het jaar 2007 is opgelegd naar het bedrag dat in de jaarstukken voor het jaar 2007 is vermeld.
De betaling is afgeboekt op de zogenoemde systeemaanslagen over de maanden november 2007 tot en met mei 2008.
De gestelde gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling van het beroep heeft niet tot gevolg dat de naheffingsaanslagen niet juist zouden zijn.
4.4. Voor een nadere uiteenzetting van de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Conclusies van partijen
5.1. Belanghebbende concludeert tot – naar het Hof – begrijpt – vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vernietiging van de uitspraken op bezwaar en de naheffingaanslagen en de beschikkingen heffingsrente.
5.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en daartoe het volgende overwogen, waarbij voor eiser respectievelijk verweerder dien te worden gelezen belanghebbende onderscheidenlijk de Inspecteur:
“15. Vaststaat dat eiser, behoudens een nihilaangifte over september 2007, geen aangifte loonheffing heeft ingediend voor de tijdvakken in de jaren 2007 en 2008. Derhalve heeft eiser voor deze tijdvakken niet de vereiste aangiften gedaan als bedoeld in artikel 27e, onderdeel a, van de AWR. Voorts staat vast dat eiser geen administratie ter inzage heeft verstrekt. Dat, zoals eiser stelt, de administratie teloor is gegaan of door de vorige administrateur is achtergehouden, wat daar verder ook van zij, komt naar het oordeel van de rechtbank voor eisers risico. In dit verband wijst de rechtbank voorts op artikel 54 van de AWR. Van overmacht in de zin van het laatste zinsdeel van deze bepaling is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Derhalve moet eiser voor de toepassing van de omkering en verzwaring van de bewijslast geacht worden niet volledig te hebben voldaan aan zijn administratieve verplichtingen in de zin van artikel 52 van de AWR.
16. Gelet op het voorgaande moeten de beroepen ongegrond worden verklaard, tenzij eiser doet blijken - hetgeen wil zeggen dat hij overtuigend moet aantonen - dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar tegen de aanslagen onjuist zijn.
17. Eiser heeft geen feiten gesteld, laat staan overtuigend aangetoond, die zouden kunnen leiden tot het oordeel dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn.
18. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslagen berusten op een redelijke schatting. Hierbij overweegt de rechtbank het volgende. Het bedrag van de nageheven loonheffing over 2007 is gebaseerd op gegevens uit de jaarrekening van eiser over dat jaar. Volgens die gegevens was nog een hoger bedrag aan loonheffing verschuldigd. Over 2008 is het bedrag van de op de loonbrieven over week 51 vermelde cumulatieve loonheffingen over dat jaar tot dan toe nageheven. Ook hier is de naheffing eerder te laag dan te hoog, omdat, naar verweerder onweersproken heeft gesteld, het werkgeversdeel van de premies niet in de berekening is meegenomen en niet van alle werknemers die dat jaar voor eiser hebben gewerkt het loon in de naheffing is betrokken.
19. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de boetebeschikkingen kunnen vervallen. De rechtbank sluit zich hierbij aan en zal de beroepen daarom gegrond verklaren.”
Beoordeling van het hoger beroep
7.1. Het Hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen en maakt deze uitspraak en de gronden waarop zij steunt tot de zijne. Van de zijde van belanghebbende zijn naar het oordeel van het Hof geen feiten en/of omstandigheden dan wel juridische argumenten aangedragen welke tot een andersluidend oordeel zouden moeten leiden dan waartoe de rechtbank is gekomen.
7.2. Bijgevolg moet worden beslist als hierna is vermeld.
Proceskosten
8. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. B. van Walderveen, mr. J.J.J. Engel en mr. drs. T.A. Gladpootjes, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema . De beslissing is op
17 oktober 2012 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.