Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 25-05-2012, BY8982, BK-04/02526

Gerechtshof 's-Gravenhage, 25-05-2012, BY8982, BK-04/02526

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
25 mei 2012
Datum publicatie
21 januari 2013
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2012:BY8982
Formele relaties
Zaaknummer
BK-04/02526

Inhoudsindicatie

KBL-zaak. Belanghebbende heeft gedurende elk van de in het geding zijnde jaren het hoogste persoonlijke inkomen genoten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

nummer BK-04/02526

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer van 25 mei 2012

op het beroep van mevrouw [X] te [Z], belanghebbende, tegen de uitspraken van de directeur van de Belastingdienst Haaglanden (kantoor [P]), de Inspecteur, betreffende na te noemen navorderingsaanslagen en beschikkingen.

Navorderingsaanslagen, beschikkingen en bezwaar

1.1. Aan belanghebbende zijn op basis van het saldo op 31 januari 1994 van rekeningnummer [xxxxxx] ten name van ”[…]”, aangehouden bij de Kredietbank S.A. Luxembourgeoise te Luxemburg (KBL) de volgende aanslagen en beschikkingen opgelegd:

- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1990 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1991 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1992 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1993 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1994 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1995 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1996 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1997 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1998 bestaande uit bedragen aan belasting, aan bij beschikking opgelegde boete van 100 percent en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1999 bestaande uit bedragen aan belasting, aan bij beschikking opgelegde boete van 100 percent en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2000 bestaande uit bedragen aan belasting, aan bij beschikking opgelegde boete van 100 percent en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1991 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1992 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1993 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1994 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1995 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1996 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1997 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1998 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;

- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1999 bestaande uit bedragen aan belasting, aan bij beschikking opgelegde boete van 100 percent en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente; en

- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 2000 bestaande uit bedragen aan belasting, aan bij beschikking opgelegde boete van 100 percent en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente.

1.2. De tegen de navorderingsaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen inzake de heffingsrente gerichte bezwaren zijn bij de bestreden uitspraken afgewezen.

Loop van het geding

2.1. Belanghebbende is van die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 37 is geheven.

2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.3. Belanghebbende en de Inspecteur hebben nadere stukken ingezonden. Partijen hebben van deze stukken kennisgenomen en zich daarover ter zitting kunnen uitlaten.

2.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 25 februari 2011 en ter zitting van het Hof van 11 maart 2011 gehouden te ’s-Gravenhage. Partijen zijn verschenen.

2.5. Een nadere mondelinge behandeling van de zaak, uitsluitend op het aspect van het hoogste persoonlijke inkomen, heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 10 januari 2012, gehouden te ’s-Gravenhage. Partijen zijn verschenen.

2.6. De brief van 5 januari 2012 van belanghebbende rekent het Hof niet tot de gedingstukken. De hervatting van het onderzoek ter zitting heeft, het was partijen ook kenbaar, niet ertoe gestrekt een der partijen de gelegenheid te bieden nieuwe geschilpunten op te werpen. Voorts ziet het Hof, nu met de brief niets is aangevoerd dat niet eerder had kunnen worden aangevoerd en overigens niet is gebleken dat het onderzoek in zoverre niet volledig is geweest, geen reden het onderzoek te heropenen.

Beoordeling van het beroep

3.1. Partijen zijn, voor het geval dat belanghebbende het hoogste persoonlijke inkomen heeft genoten, overeengekomen dat het op 1 januari van de jaren 1991 tot en met 1999 aanwezige saldo op de KBL-rekening [xxxxxx] telkens ƒ 164.670 is, dat de in de jaren 1990 tot en met 1999 genoten rente-inkomsten jaarlijks ƒ 16.467 (10 percent van ƒ 164.670) zijn en de correctie ƒ 14.467 (ƒ 16.467 verminderd met de voor die jaren geldende rentevrijstelling van ƒ 2.000), dat met betrekking tot de voor het jaar 2000 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen de correctie ƒ 2.683 (ƒ 4.683 minus de voor dat jaar geldende rentevrijstelling van ƒ 2.000) moet zijn, dat het belastbare vermogen per 1 januari 1991, 1 januari 1992 en 1 januari 1993 respectievelijk ƒ 42.000, ƒ 33.000 en ƒ 21.000 moet zijn, dat de voor de jaren 1994 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting moeten vervallen en dat de in de niet-vervallen navorderingsaanslagen begrepen verhogingen en boeten, gegeven de bijzondere omstandigheden van het geval en met inachtneming van een vermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn, telkens 10 percent van de belasting moet zijn.

3.2. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur met al hetgeen hij daaromtrent heeft aangevoerd, in het bijzonder in diens brieven van 21 december 2011 en 22 maart 2011, en aan stukken heeft ingebracht voldoende feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt, tegenover de betwisting door belanghebbende, die de conclusie rechtvaardigen dat belanghebbende gedurende elk van de in het geding zijnde jaren het hoogste persoonlijke inkomen heeft genoten.

3.3. Het Hof ziet geen reden partijen in de door hen overeengekomen afwikkeling van de procedure niet te volgen. Bijgevolg moet worden beslist zoals hierna is vermeld.

Proceskosten en griffierecht

Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt de kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 3.220 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep: 4 punten à € 322 x 2 (gewicht van de zaak), en in bezwaar: 2 punten à € 161 x 2 (gewicht van de zaak). Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig. Voorts dient het griffierecht aan belanghebbende te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur;

- vernietigt de kwijtscheldingsbesluiten;

- vermindert de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor de jaren 1990 tot en met 2000 tot respectievelijk ƒ 5.556 (€ 2.521), ƒ 5.482 (€ 2.487), ƒ 5.697 (€ 2.585), ƒ 5.555 (€ 2.520), ƒ 5.515 (€ 2.502), ƒ 4.709 (€ 2.136), ƒ 2.228 (€ 1.011), ƒ 2.250 (€ 1.021), ƒ 2.618 (€ 1.187), ƒ 2.770 (€ 1.256) en ƒ 537 (€ 243);

- vermindert de navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting voor de jaren 1991 tot en met 1993 tot respectievelijk ƒ 336 (€ 152), ƒ 264 (€ 119) en ƒ 168 (€ 76);

- vernietigt de navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting voor de jaren 1994 tot en met 2000;

- vermindert de navorderingsaanslagen waarin een verhoging is begrepen aldus, dat telkens de verhoging wordt vastgesteld, na kwijtschelding, op 10 percent van de belasting;

- wijzigt de boetebeschikkingen aldus, dat telkens de boete wordt vastgesteld op 10 percent van de belasting;

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 3.220; en

- gelast de Inspecteur het griffierecht van € 37 aan belanghebbende te vergoeden.

De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 25 mei 2012 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20.303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.