Gerechtshof 's-Gravenhage, 28-11-2012, BZ0310, BK-12/00101
Gerechtshof 's-Gravenhage, 28-11-2012, BZ0310, BK-12/00101
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 28 november 2012
- Datum publicatie
- 1 februari 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0310
- Zaaknummer
- BK-12/00101
Inhoudsindicatie
Integrale vergoeding proceskosten gerechtvaardigd.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-12/00101
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer d.d. 28 november 2012
in het geding tussen:
[X] te [Z], hierna: belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, hierna: de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 september 2011, nummer AWB 11/1291 PREGW-T2, betreffende twee hem voor het jaar 2009 opgelegde aanslagen in de precariobelasting van de gemeente Rotterdam.
Een mondelinge behandeling van de zaak heeft niet plaatsgehad. Partijen hebben het Hof schriftelijk toestemming verleend een zitting achterwege te laten.
Beslissing
– vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur;
– vernietigt de aanslagen;
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 3.817,50, onder aanwijzing van de gemeente Rotterdam als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
– gelast de Inspecteur het betaalde griffierecht van € 153 aan belanghebbende te vergoeden.
Gronden
1. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Inspecteur heeft aangekondigd de aanslagen te zullen vernietigen. Zij heeft vervolgens geoordeeld dat slechts de hoogte van de te vergoeden proceskosten nog in geschil is en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten, doch verzuimd te beslissen omtrent de aanslagen. Het hoger beroep is reeds hierom gegrond.
2. In beroep en in hoger beroep kan de rechtbank onderscheidenlijk het hof een partij veroordelen in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het bezwaar of het (hoger) beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. In het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) zijn nadere regels gesteld, waarin een normering van de proceskosten is gegeven door verwijzing naar forfaitaire bedragen in de bijlage bij het Bpb. Hiervan kan worden afgeweken in bijzondere omstandigheden. Een bijzondere omstandigheid die toekenning van een proceskostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire bedragen van het Bpb kan rechtvaardigen, is aanwezig in een geval waarin het bestuursorgaan een onjuiste beslissing tegen beter weten in neemt of handhaaft.
3. Met de situatie waarin het bestuursorgaan een onjuiste beslissing tegen beter weten in neemt of handhaaft, moet die worden gelijkgesteld waarin het bestuursorgaan door een eigen aanzienlijke onzorgvuldigheid niet beter wist, maar wel beter had kunnen weten.
4. In het onderhavige geval heeft belanghebbende aan de Inspecteur laten weten dat hij de onroerende zaak waarop de aanslagen betrekking hadden in het jaar voor het belastingtijdvak aan een derde had verkocht. Die mededeling kan in dit verband redelijkerwijs niet anders worden opgevat dan te zijn bedoeld als de stelling dat belanghebbende de onroerende zaak niet langer in eigendom had en dat de voorwerpen die zich bij of onder die onroerende zaak onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond bevonden, niet meer door hem werden gehouden.
5. De Inspecteur heeft die stelling niet op haar juistheid onderzocht – bijvoorbeeld door bij het Kadaster inlichtingen in te winnen omtrent de eigendomssituatie, of door belanghebbende om bewijs van zijn stelling te vragen – doch zich ertoe beperkt de gegevens te controleren die aan de aanslag ten grondslag lagen, de tenaamstelling van de vergunning, waarop de stelling van belanghebbende nu juist geen betrekking had en waarvan de juistheid niet doorslaggevend was om te kunnen beoordelen of de aanslagen terecht aan belanghebbende waren opgelegd. Aldus heeft de Inspecteur zich in een positie gebracht waarin hij onwetend bleef omtrent de juistheid van de aanslagen, terwijl hij bij de redelijkerwijs van hem te verlangen zorgvuldigheid beter had geweten.
6. Onder deze omstandigheden acht het Hof het handhaven van de onjuiste aanslagen dermate onzorgvuldig dat integrale vergoeding van proceskosten gerechtvaardigd is.
7. Belanghebbende stelt dat de integrale proceskosten van het beroep en het hoger beroep in totaal € 3.817,50 bedragen en heeft daarvan een specificatie in het geding gebracht. De Inspecteur heeft de juistheid van dat bedrag niet bestreden, anders dan met de stelling dat de proceskosten forfaitair bepaald dienen te worden. De door belanghebbende verzochte vergoeding is derhalve tot evenvermeld bedrag voor toewijzing vatbaar.
8. Belanghebbende heeft geen verzoek tot vergoeding van de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase gedaan voordat op het bezwaar was beslist. Derhalve is toekenning van proceskosten voor die fase niet mogelijk.
9. Voorts dient aan belanghebbende het voor de behandeling voor de rechtbank gestorte griffierecht van € 41, alsmede het voor de behandeling in hoger beroep gestorte griffierecht van € 112 te worden vergoed.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 28 november 2012 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.