Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 28-11-2012, BZ0325, BK-11-00846

Gerechtshof 's-Gravenhage, 28-11-2012, BZ0325, BK-11-00846

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
28 november 2012
Datum publicatie
1 februari 2013
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0325
Zaaknummer
BK-11-00846

Inhoudsindicatie

Verzoek om proceskostenvergoeding.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-11/00846

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer d.d. 28 november 2012

in het geding tussen:

de heffingsambtenaar van de gemeente Nieuwkoop, hierna: de Inspecteur,

en

[X] te [Z], hierna: belanghebbende,

inzake het incidenteel hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 oktober 2011, nummer AWB 10/5851 WOZ, betreffende de hierna te melden beschikking en aanslag alsmede het verzoek om proceskostenvergoeding in hoger beroep.

1. Loop van het geding in bezwaar, beroep en hoger beroep

1.1. De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2010 een beschikking afgegeven waarbij de waarde van de onroerende zaak plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] is vastgesteld op € 445.000 per de waardepeildatum 1 januari 2009 voor het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010. Gelijktijdig is aan belanghebbende de aanslag in de onroerende-zaakbelasting opgelegd voor het jaar 2010.

1.2. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking en de aanslag.

1.3. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren afgewezen.

1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 41. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd, de beschikking aldus gewijzigd dat de vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 385.000, de aanslag verminderd tot een berekend naar een waarde van € 385.000 en de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van proceskosten van € 12,60 en € 41 aan griffierecht.

1.5. De Inspecteur is vervolgens van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend waarbij hij incidenteel hoger beroep heeft ingesteld waarbij hij onder meer om vergoeding van proceskosten en de kosten voor het opstellen van een taxatierapport heeft verzocht.

1.6. De Inspecteur heeft het hoger beroep bij brief van 8 oktober 2012 ingetrokken. Bij faxbericht van 16 oktober 2012 heeft de Inspecteur gereageerd op het incidenteel hoger beroep en verzoek. Belanghebbende heeft het verzoek toegelicht bij brief van 23 oktober 2012 waarvan een afschrift is gezonden aan de Inspecteur.

1.7. De mondelinge behandeling van het incidenteel hoger beroep en verzoek heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 14 november 2012, gehouden te ’s-Gravenhage. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

2.1. Belanghebbende heeft verzocht om de volgende vergoeding:

- Kosten taxatierapport [makelaar] € 597,90

- Griffierecht € 111,--

- Autovergoeding (Reiskosten) €  26,43

- Verletkosten €  61,66

- Kosten bezwaarfase niet gespecificeerd.

2.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek (ongegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep).

Beoordeling van het verzoek/ incidenteel hoger beroep

3.1. De rechtbank heeft de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2009 verminderd en daarvoor gebruik gemaakt van het door belanghebbende overgelegde taxatierapport waarin de waarde is gesteld op € 385.000. Het rapport is weliswaar opgemaakt op 4 november 2009 na opname op 24 oktober 2009 maar dat doet niet af aan het gebruik van het rapport door de rechtbank bij het vaststellen van de waarde. Het rapport ondersteunt de door belanghebbende voorgestane waarde. De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld maar heeft het daarna ingetrokken. De waardeverlaging door de rechtbank staat daarmee vast. Indien een deskundige een rapport aan een belanghebbende heeft uitgebracht dat het standpunt van die belanghebbende ondersteunt, mag aan toekenning van een vergoeding voor de kosten van dat rapport niet de eis worden gesteld dat het een bijdrage heeft geleverd aan de beslissing van de rechter over dat geschilpunt HR 16 november 2012, 11/02517, LJN BY2770. Het Hof ziet in genoemde omstandigheden aanleiding een vergoeding te gelasten voor het opstellen van het taxatierapport voor de woning. In de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van het Hof van 1 juni 2011, BK-10/00297, is aan belanghebbende geen vergoeding voor het taxatierapport toegekend. Het Hof zal voor de taxatiewerkzaamheden van de woning, waarbij deze inwendig is opgenomen, een tegemoetkoming in de kosten toekennen op grond van het bepaalde in de artikel 8:75 van de Awb, de artikelen 1, lid 1, aanhef en onderdeel b en artikel 2, lid 1, aanhef en onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) en artikel 6 van het Besluit tarieven strafzaken van 4 uren maal € 50, te vermeerderen met negentien percent omzetbetaling, in totaal € 238. Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.

3.2. Belanghebbende heeft weliswaar in de bezwaarfase vergoeding van kosten verzocht maar heeft niet aannemelijk gemaakt dat in die fase kosten door hem zijn gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Belanghebbende had geen (professionele) rechtsbijstand en van de mogelijkheid te worden gehoord in bezwaar heeft hij geen gebruik gemaakt en hij heeft geen specificatie van kosten verstrekt.

3.3. Belanghebbende heeft tevens om vergoeding van griffierecht verzocht. In de onderhavige zaak is het echter de Inspecteur die hoger beroep heeft ingesteld. Belanghebbende was geen griffierecht verschuldigd en van hem is in de onderhavige zaak ook geen griffierecht geheven. De griffierechtnota die hij heeft overgelegd ziet op een andere zaak, namelijk een zaak met kenmerknummer BK-10/00297.

3.4. Reiskosten worden op basis van artikel 11, lid 1, aanhef en onderdeel c, van het Besluit tarieven strafzaken vergoed op basis van openbaar vervoer, laagste klasse dan wel een kilometervergoeding van € 0,28 per kilometer indien openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk is. Het Hof acht door belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat er niet voldoende openbaar vervoermogelijkheid is vanaf zijn woning. Dat hij daarmee langer onderweg is doet er niet aan af. Voor de zitting in beroep heeft de rechtbank reeds een reiskostenvergoeding op basis van openbaar vervoer toegekend. Voor een autovergoeding is geen plaats.

3.5. Belanghebbende verzoekt om vergoeding van reistijd en tijd voor de zitting bij de rechtbank, die hij berekent op 1.12 uur x € 13,12 is € 14,69, 2,58 uur x 13,12 is € 33,85 en

1 uur op de rechtbank is € 13,12. Het Besluit voorziet niet in een dergelijke vergoeding. Voor zover sprake is van verletkosten kan in die vorm vergoeding plaatsvinden voor inkomsten die belanghebbende derft omdat hij verlof dient op te nemen om bij de zitting aanwezig te zijn. Belanghebbende heeft gesteld dat hij thans met pensioen is maar dat tijdens de procedure voor de rechtbank hij nog in dienstbetrekking was. De Inspecteur heeft een ander niet weersproken. Het Hof zal de gevraagde vergoeding toekennen.

3.6. Voor de reiskosten in het incidenteel hoger beroep wordt een vergoeding toegekend van 2 x € 6,47 = € 13,94 zijnde het tarief openbaar vervoer tweede klasse.

Beslissing

Het Gerechtshof veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 313,60.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. B. van Walderveen, P.J.J. Vonk en J.J.J. Engel, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 28 november 2012 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.