Gerechtshof 's-Gravenhage, 31-10-2012, BZ0355, BK-11-00715 en BK-11-00716
Gerechtshof 's-Gravenhage, 31-10-2012, BZ0355, BK-11-00715 en BK-11-00716
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 31 oktober 2012
- Datum publicatie
- 1 februari 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0355
- Zaaknummer
- BK-11-00715 en BK-11-00716
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Waarde benedenhoekwoning. De ligging van de woning in de nabijheid van de kerk, gelet op de verkoopcijfers van de woningen uit het taxatierapport die eveneens in die nabijheid liggen, geeft geen aanleiding de waarde beneden de vastgestelde bedragen te verminderen. De inspecteur heeft met de door hem overgelegde taxatierapporten en de daarop gegeven toelichting aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning op de beide peildata niet te hoog is vastgesteld.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummers BK-11/00715 en BK-1100716
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer d.d. 31 oktober 2012
in het geding tussen:
[X] te [Z], hierna: belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Midden-Delfland, hierna: de Inspecteur,
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de rechtbank
‘s-Gravenhage van 7 september 2011, nummers AWB 11/654 en 11/655, betreffende de na te noemen aan belanghebbende opgelegde beschikkingen en aanslagen.
Beschikkingen, aanslagen, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. De Inspecteur heeft bij beschikking genomen op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) over de tijdvakken 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 en 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 voor de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] (gemeente [Q]; hierna: de woning) de waarde naar de waardepeildatum 1 januari 2008 en de waardepeildatum 1 januari 2009 vastgesteld op € 198.000 respectievelijk € 199.000. Gelijktijdig met de genomen beschikkingen zijn aan belanghebbende aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen opgelegd over de jaren 2009 en 2010.
1.2. De Inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende tegen de beschikkingen en de aanslagen bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende heeft vervolgens beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is van belanghebbende een griffierecht geheven van in totaal € 112 voor beide zaken. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 19 september 2012, gehouden te ’s-Gravenhage. Aldaar is de Inspecteur verschenen. De gemachtigde van belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 12 juli 2012, aan […], onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd op de zitting te verschijnen. Blijkens op de internetstite van PostNL ingewonnen informatie is de vorenbedoelde brief op 18 juli 2012 afgehaald op het door PostNL aangegeven afhaaladres. Het Hof stelt op grond van het voorgaande vast dat belanghebbende op wettige wijze is uitgenodigd voor de behandeling ter zitting, zodat het onderzoek ter zitting kon worden voortgezet en worden gesloten. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zich aannemelijk, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning. De woning is een benedenhoekwoning met tuin en houten berging, gebouwd in 1997. Oorspronkelijk had de woning drie kamers maar is verbouwd tot een woning met twee gelijke woon/slaapkamers. Naast de woning is een brandgang. Aan de achterzijde bevindt zich een groenvoorziening met woningen. Aan het begin van het blok woningen ter hoogte van [a-straat 2] ligt aan de overkant van de weg, op ongeveer 100 meter van de woning, een kerk. De inhoud van de woning is ongeveer 195 m3 en de oppervlakte van het perceel is 58 m2.
3.2. De Inspecteur heeft een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 23 maart 2011 door [A], WOZ-taxateur te [R]. In dit taxatierapport is de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2008 bepaald op € 198.000. Het taxatierapport bevat een beschrijving van de ligging en de toestand van de woning aan de buitenzijde. De woning is niet inpandig opgenomen. In het taxatierapport wordt een viertal verkopen vermeld van vergelijkbaar geachte tussenbenedenwoningen per 1 januari 2008.
Woning Bouwjaar Oppervlakte Inhoud Verkoopdatum Verkoopprijs WOZ Waarde
[b-straat 1] 1998 48 m2 200 m3 01-11-2007 € 200.000 € 195.000
[c-straat 1] 1996 53 m2 195 m3 29-04-2008 € 200.000 € 198.000
[c-straat 2] 1996 53 m2 195 m3 25-04-2008 € 203.500 € 198.000
[d-straat 1] 1998 48 m2 200 m3 24-07-2008 € 200.000 € 205.000
3.3. De Inspecteur heeft bij zijn verweerschrift een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 21 maart 2011 door [A], WOZ-taxateur te [R]. In dit taxatierapport is de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2009 bepaald op € 199.000.
Het taxatierapport bevat een beschrijving van de ligging en de toestand van de woning aan de buitenzijde. De woning is niet inpandig opgenomen. In het taxatierapport wordt een drietal verkopen vermeld van vergelijkbaar geachte tussenbenedenwoningen per 1 januari 2009.
Woning Bouwjaar Oppervlakte Inhoud Verkoopdatum Verkoopprijs WOZ Waarde
[c-straat 1] 1996 53 m2 195 m3 29-04-2008 € 200.000 € 197.000
[c-straat 2] 1996 53 m2 195 m3 25-04-2008 € 203.500 € 197.000
[e-straat 1] 1996 58m2 195 m3 02-11-2009 € 207.000 € 199.000
3.4. De woningen aan de [c-straat 1] en [c-straat 2] zijn tussenbenedenwoningen met een gelijkwaardige ligging als de woning van belanghebbende maar hebben een kleiner perceeloppervlakte. De woningen aan de [b-straat] en [d-straat] zijn tussenwoningen en liggen op een afstand van 1,2 km van de eerdergenoemde kerk.
3.5. Op 20 juli 2009 heeft [B], makelaar o.z, de onderhandse verkoopwaarde van de woning vrij van huur en gebruik per 1 januari 2007 na inwendige en uitwendige opname getaxeerd op € 175.000.
3.6. De woning aan de [a-straat 3] is op 10 november 2009 verkocht voor € 182.500. Aan de [e-straat 1] is op 2 november 2009 een soortgelijke hoekbenedenwoning als de woning van belanghebbende verkocht voor € 207.000.
Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. Tussen partijen is in geschil of de waarde van de woning op de waardepeildata 1 januari 2008 en 1 januari 2009 juist is vastgesteld, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.
4.2. Belanghebbende heeft ter ondersteuning van haar standpunt in hoger beroep het volgende – zakelijk weergegeven - aangevoerd.
Belanghebbende heeft de woning laten taxeren door een makelaar die de waarde van de woning heeft getaxeerd op € 175.000 per 1 januari 2007. Hiervan is een waardebericht opgemaakt.
Bij de waardering is ten onrechte geen rekening gehouden met de verkoop in 2009 van een vergelijkbaar pand tegen een koopsom van € 182.500.
In het taxatierapport wordt geen rekening gehouden met het waardeverminderende effect dat uitgaat van de overlast die de woning ondervindt van de nabijgelegen kerk.
De woning staat sinds 2007 te koop voor € 179.000 zonder resultaat. De woning wordt sindsdien verhuurd.
Een vergelijking met het pand [a-straat 4] resulteert volgens belanghebbende in een waarde van € 167.906 rekening houdend met indexcijfers. Voor dat pand is bovendien een veel lagere WOZ-waarde vastgesteld, namelijk € 139.000. Belanghebbende doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel en verzoekt na te gaan of de andere woningen in dezelfde straat ook zo laag zijn gewaardeerd.
De Inspecteur heeft tijdens de zitting bij de rechtbank de waarde verlaagd naar € 190.000 voor het jaar 2008 en toegegeven dat de waarde fors getaxeerd was. De rechtbank had daar rekening mee moeten houden.
De Inspecteur verwijst ten onrechte naar de Fierensmarge.
Het taxatierapport van de Inspecteur bevat een aantal fouten.
4.3. De Inspecteur houdt in hoger beroep de juistheid van de waardebeschikkingen staande.
4.4. Voor een verdere uiteenzetting van de gronden waarop partijen hun standpunten doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Conclusies van partijen
5.1. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de vastgestelde waarde van de woning op de beide peildata met dienovereenkomstige vermindering van de aanslagen. Verder verzoekt belanghebbende om vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten in bezwaar, beroep en hoger beroep.
5.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard na - voor zover van belang – het volgende te hebben overwogen waarbij belanghebbende als eiseres en de Inspecteur als verweerder is aangeduid:
“7. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding" (Kamerstukken II 1993/94, 22 885, nr. 36, blz. 44).
8. Verweerder dient aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woning niet op te hoge bedragen heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder, gelet op het door hem overgelegde taxatierapport en hetgeen hij overigens heeft aangevoerd, hierin geslaagd. Naar volgt uit het taxatierapport en de daarbij gevoegde matrix, is de waarde van de woning bepaald met behulp van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Met het taxatierapport en de matrix maakt verweerder aannemelijk dat bij de herleiding van de aan de woning toegekende waarde uit de bij de verkoop van de in het taxatierapport genoemde vergelijkingsobjecten behaalde verkoopprijzen, in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning wat betreft onder meer inhoud, toegekend grondoppervlakte en ligging.
Vergelijkingspanden
9. Voor de vaststelling van de waarde op 1 januari 2008 en 1 januari 2009 heeft verweerder gebruik gemaakt van een aantal vergelijkingsobjecten, te weten:
[b-straat 1] (48 m² en 200 m³), op 1 november 2007 verkocht voor € 200.000.
[c-straat 1] (53m² en 195 m³), op 29 april 2008 verkocht voor € 200.000.
[c-straat 2] (53m² en 195 m³), op 25 april verkocht voor € 203.500.
[d-straat 1] (48m² en 200 m³), op 24 juli 2008 verkocht voor € 200.000.
[e-straat 1] (58m² en 195m³), op 2 november 2009 verkocht voor 207.000.
De eerste panden zijn gelegen in [Q], de laatste in [Z].
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat deze woningen vergelijkbaar zijn met de woning van eiseres. De woningen [c-straat 2] en [c-straat 1] hebben dezelfde inhoud als de woning van eiseres. Dat het perceel van eiseres 5 m² groter is betekent niet dat gesteld kan worden dat de referentieobjecten niet voldoen. Nu de WOZ-waarde van eiseres lager is dan de hiervoor genoemde verkoopprijzen kan dan ook niet worden gezegd dat de waarde door verweerder te hoog is vastgesteld. Voor zover eiseres stelt dat de afwerking van de vergelijkingsobjecten luxer is meent de rechtbank dat verweerder aannemelijk geeft gemaakt dat daarmee rekening is gehouden; de herleide waarde per vierkante meter is immers lager dan bij de hiervoor genoemde woningen.
Hetgeen eiseres heeft aangevoerd doet aan het hiervoor gegeven oordeel niet af.
10. Verweerder motiveert waarom de door eiseres aangevoerde transactie van de [a-straat 3], op 10 november 2009 verkocht voor € 182.500, niet bij de bepaling van de waarde van de woning op waardepeildatum 1 januari 2008 kan worden meegenomen. Deze transactie heeft plaatsgevonden te ver na de waardepeildata en daarbij is de prijs aan de lage kant. [e-straat 1] is op 2 november 2009 verkocht voor € 207.000. Deze transactie is evenmin in aanmerking genomen, want deze prijs is aan de hoge kant.
[a-straat 4]
11. De inhoud van de woning [a-straat 4] zou volgens eiseres door het Kadaster bepaald zijn op 215 m³. Verweerder heeft de inhoud van de woning echter vastgesteld op 195 m³ en is daar bij de waardebepaling dan ook van uit gegaan.
Eiseres heeft naar aanleiding van de WOZ-waarde van [a-straat 4] aangevoerd dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel aan [a-straat 4] een lagere waarde heeft toegekend dan aan de woning. Dit beroep op het gelijkheidbeginsel faalt. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat de waarde van [a-straat 4] abusievelijk op een onjuiste waarde is vastgesteld. Niet aannemelijk is geworden dat verweerder met de vaststelling van de (lagere) waarde jegens één of meer andere belanghebbenden toepassing heeft gegeven aan een door hem gevoerd (begunstigend) beleid, zodat verweerder ook niet gehouden kan zijn jegens eiseres een zelfde lijn te volgen.
Kerk
12. De rechtbank is van oordeel dat de stelling van eiseres dat ten onrechte geen rekening is gehouden met het waardeverminderende effect dat aan de aanwezigheid van de kerk kan worden toegekend voldoende door verweerder is weersproken. Omliggende woningen ondervinden in vergelijkbare mate hinder van de kerk en derhalve kan niet worden gesteld dat dit alleen voor de woning van eiseres geldt. De geluids- en parkeeroverlast zullen immers ook in de verkoopprijzen van de woningen in de directe omgeving van de woning van eiseres tot uitdrukking zijn gekomen.
Waardebericht en WOZ-waarde eerdere jaren
13. Het waardebericht van [B] voldoet niet als onderbouwing van de waarde van de woning. Dit bericht geeft immers niet de waarde in het economische verkeer op waardepeildatum maar een indicatie van de vraagprijs en de opbrengstverwachting bij verkoop. Daarbij gaat het waardebericht uit van de waardepeildatum 1 januari 2007.
Ook eiseres verwijzing naar WOZ-waarden van eerdere jaren kan niet slagen. Een herleiding van de waarde van de woning op waardepeildatum, die uitgaat van de in een eerdere taxatieronde naar een eerdere waardepeildatum vastgestelde waarde, schiet als onderbouwing van de op waardepeildatum aan de woning toe te kennen waarde tekort. Met name blijk daaruit niet welke prijs de meestbiedende koper bij aanbieding van de woning ten verkoop op de voor de woning meeste geschikte wijze na de beste voorbereiding zou willen betalen. Ditzelfde geldt voor een berekening van de waarde van de woning op basis van indexcijfers.
Motivering en Fierendrempel
14. Voor zover eiseres zich op het standpunt stelt dat de uitspraak van verweerder op de bezwaarschriften niet voldoende gemotiveerd is deelt de rechtbank dit standpunt niet. Naar het oordeel van de rechtbank berust de uitspraak op bezwaar naar de eis van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb op een deugdelijke motivering en derhalve faalt deze beroepsgrond.
15. De verwijzing van eiseres naar de Fierensdrempel van artikel 26a van de Wet WOZ en de strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel en artikel 1 van het Eerste protocol bij het EVRM is niet terecht nu de drempel bij de bepaling van de WOZ-waarde per waardepeildatum 1 januari 2008 en 1 januari 2009 niet gespeeld heeft. Verweerder heeft tijdens een zitting in de lopende beroepsprocedure aan eiseres een waardevoorstel gedaan waarbij verweerder voorbij gegaan zou zijn aan de bezwaardrempel. Dit voorstel is door eiseres niet aanvaard en heeft zijn belang verloren.
16. Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de waardes van de woning alsmede de daarop gebaseerde aanslagen niet te hoog zijn vastgesteld en zijn de beroepen ongegrond verklaard.
17. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.”
Beoordeling van het hoger beroep
7.1. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding" (Kamerstukken II 1993/94, 22 885, nr. 36, blz. 44).
Waardevaststelling door Inspecteur
7.2.1. Op de Inspecteur rust de last aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woning op de waardepeildatum niet te hoog heeft vastgesteld. De Inspecteur heeft daartoe overgelegd een taxatierapport waarin de waarde van de woning in het economische verkeer is vastgesteld op € 198.000 op de waardepeildatum 1 januari 2008 en een taxatierapport waarin die waarde op de waardepeildatum 1 januari 2009 is vastgesteld op € 199.000.
7.2.2. De waarde van de woning op de beide peildata is vastgesteld met toepassing van de vergelijkingsmethode. Volgens deze methode wordt de waarde onderbouwd met de prijzen die behaald zijn bij de verkoop van de hiervoor onder 3.2 respectievelijk 3.3 genoemde vergelijkingspanden, rekening houdend met verschillen in onder meer grootte, onderhoudstoestand en ligging.
7.2.3. Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur met de taxatierapporten en de daarop gegeven toelichting aannemelijk gemaakt dat met de verschillen in aard en ligging tussen de woning en de vergelijkingsobjecten voldoende rekening is gehouden. Daarom kan niet worden gezegd dat de aan de woning toegekende waarde op de te onderscheiden waardepeildata in een onjuiste verhouding staat tot de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten. Het Hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de ligging van de woning in de nabijheid van de kerk, gelet op de verkoopcijfers van de woningen uit het taxatierapport die eveneens in die nabijheid liggen, geen aanleiding geeft de waarde beneden de vastgestelde bedragen te verminderen. Belanghebbende heeft onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangevoerd voor het tegendeel. De Inspecteur heeft met de door hem overgelegde taxatierapporten en de daarop gegeven toelichting aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning op de beide peildata niet te hoog is vastgesteld. Belanghebbende heeft een lagere waarde niet aannemelijk gemaakt.
Waardebericht en indexcijfers
7.3. Het waardebericht van [B-Makelaars] legt onvoldoende gewicht in de schaal nu het betrekking heeft op een andere peildatum, namelijk 1 januari 2007 en op elke peildatum de waarde in het economische verkeer opnieuw dient te worden vastgesteld met inachtneming van de in de markt geldende feiten en omstandigheden. Een herleiding van de waarde met behulp van indexcijfers zoals belanghebbende voorstaat leidt, aangezien deze berekening niet is gebaseerd op vergelijkingscijfers op of rond de waardepeildatum, tot een niet nauwkeurige waardevaststelling. Voorts is niet duidelijk waar de taxatie van [B] op is gebaseerd.
Door belanghebbende genoemde verkoopcijfers
7.4.1. Ook het door belanghebbende genoemde verkoopcijfer van de woning [a-straat 4] op 30 januari 2006 kan niet in de vergelijking worden betrokken nu deze verkoop te ver van de waardepeildata afligt.
7.4.2. In het geval, bij de waardering naar de waardepeildatum 1 januari 2009, in de vergelijking mede worden betrokken de verkopen van de woning aan de [a-straat 3] op 10 november 2009 en de [e-straat 1] op 2 november 2009 blijft de waardering van de Inspecteur op de genoemde waardepeildatum op € 199.000 niet te hoog. Beide verkopen liggen te ver van de waardepeildatum 1 januari 2008 om bij de waardering per die datum in aanmerking te nemen.
Intern
7.5. De Inspecteur heeft ter zitting gesteld dat de woning van belanghebbende oorspronkelijk een driekamerwoning was en dat deze is verbouwd tot een woning met twee gelijke woon/slaapkamers en dat dit geen verschil in waarde te zien geeft. Het Hof hecht geloof aan deze stelling van de Inspecteur. Belanghebbende heeft zonder dat hij nadere gegevens verstrekt waaruit de juistheid van zijn stelling zou volgen niet aannemelijk gemaakt dat deze enkele omstandigheid tot de conclusie leidt dat daarvan een waardeverminderend effect zou uitgaan op de waarde van de woning.
Beroep op gelijkheidsbeginsel
7.6. Anders dan belanghebbende stelt rust op hem de bewijslast van de juistheid van zijn stelling dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. De Inspecteur heeft een lijst overgelegd met de vastgestelde WOZ-waarden van de woningen aan de [a-straat], [e-straat] en [c-straat]. De Inspecteur heeft toegegeven dat de waarde van de woning aan de [a-straat 4] te laag is vastgesteld per 1 januari 2007 maar uit de in de lijst opgenomen gegevens blijkt dat dit niet geldt voor de andere panden aan de [a-straat], de [e-straat] en de [c-straat]. Deze zijn op het juiste bedrag gewaardeerd. De onjuiste waardering geldt dus slechts voor één woning. Uit de lijst komt niet naar voren dat in de meerderheid van de gevallen een lagere waarde is gehanteerd voor de WOZ dan bij de woning van belanghebbende. Ook komt uit de stukken niet naar voren dat die te lage waardering van de [a-straat 4] berust op een oogmerk van begunstiging. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking. Bovendien geldt ook hier dat zulks niets zegt over de waardevaststelling per 1 januari 2008 en 1 januari 2009.
Fierensmarge
7.7. De Fierensmarge is in dit geval bij geen van de beide waarderingen toegepast zodat belanghebbende er ook geen beroep op kan doen dat deze marge niet behoort te worden toegepast.
Geen voorstel tot waardeverlaging
7.8. De Inspecteur heeft gemotiveerd bestreden dat hij voor de onderhavige waardepeildata 1 januari 2008 en 1 januari 2009 aan belanghebbende het voorstel zou hebben gedaan de waarde in het economische verkeer op € 190.000 te stellen dan wel dat hij een standpunt in die zin heeft ingenomen. Uit het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank blijkt dat niet en ook niet uit de andere stukken van het geding.
7.9. Het vorenoverwogene leidt het Hof tot de conclusie dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is. Beslist dient te worden als volgt.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. B. van Walderveen, mr. J.J.J. Engel en mr. drs. T.A. Gladpootjes in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 31 oktober 2012 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.