Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-02-1998, AA9149, 97/00104

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-02-1998, AA9149, 97/00104

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
27 februari 1998
Datum publicatie
4 juli 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:1998:AA9149
Zaaknummer
97/00104

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 97/0104

27 februari 1998

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van J.te B tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren/ondernemingen te V van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994.

De mondelinge behandeling

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 13 februari 1998 te Venlo. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende alsmede mevrouw Mr D, namens de Inspecteur.

Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 27 februari 1998, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

De beslissing

Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.

De gronden voor de beslissing

1. Tussen partijen staat blijkens de gedingstukken en het verhandelde ter zitting het volgende vast.

1.1. Belanghebbende heeft in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 1994 met omschrijving "uitgaven voor studie" een bedrag ad ? 2.458,- wegens buitengewone lasten geclaimd. Deze uitgaven voor studie betreffen kosten verbonden aan de studie theologie die door belanghebbendes echtgenote werd gevolgd. Voor deze studie reisde belanghebbendes echtgenote op vrijdag naar Tilburg, overnachtte aldaar en reisde op zaterdag, na afloop van de colleges weer terug naar B.

In het bedrag van ? 2.458,- is een bedrag ad ? 1.746,- voor reiskosten begrepen, alsvolgt opgebouwd:

32 x 2 x (98-10 km) x ? 0,31; de echtgenote heeft in het onderhavige jaar 32 maal gereisd van B naar Tilburg of van Tilburg naar B.

1.2. Bij het vaststellen van de aanslag na de uitspraak op het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift heeft de Inspecteur de buitengewone lasten als volgt bepaald:

Reiskosten B-Tilburg 32 x (103-10 km) x ? 0,31= ? 923,- Overige reiskosten 126,-

Overige studiekosten 2.390,-

-------

Totaal 3.439,-

Af:

Vergoeding werkgever ? 500,-

Drempel studiekosten 800,-

---- 1.300,- -------

Aftrekbare kosten ex artikel 46, lid 1, onderdeel c,

van de Wet op de inkomstenbelasting 1964

(hierna: de Wet) ? 2.139,-. =========

1.3. Vaststaat dat belanghebbendes echtgenote in verband met haar studie 32 enkele reizen tussen B en Tilburg heeft gemaakt. Belanghebbendes echtgenote kon wegens de gebrekkige verbindingen in het openbaar vervoerver niet op vrijdagavond, na afloop van de colleges naar B en de volgende ochtend vroeg weer naar Tiburg reizen en was daarom gedwongen om in Tilburg te overnachten. In verband hiermee claimt belanghebbende aftrek van de kosten verbonden aan de heen- en terugreis op vrijdag en de kosten van de heen en terugreis op zaterdag.

Belanghebbende heeft openbaarvervoerbiljetten tot een totaal bedrag van circa ? 475,- aan de Inspecteur overgelegd en op grond van de wettelijke regeling een aftrek gekregen van

? 923,-.

2.1. Artikel 46, lid 1, aanhef en onderdeel c, en lid 8 van de Wet luidt (tekst 1994):

-1. Buitengewone lasten zijn de op de belastingplichtige drukkende:

a. enz.

b. enz.

c. uitgaven ter zake van de opleiding of studie voor een beroep van de belastingplichtige of diens niet duurzaam gescheiden van hem levende echtgenoot,voor zover zij meer bedragen dan

? 800,- of, zo dit minder is, 2 percent van het onzuiver inkomen.

-2. t/m -7. enz.

-8. ......

Kosten van binnenlandse reizen ter zake van een zodanige opleiding of studie worden uitsluitend in aanmerking genomen voor zover de enkele reisafstand meer beloopt dan 10 kilometer en wel tot een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag per kilometer, waarbij tot uitgangspunt wordt genomen het voor een enkele reisafstand van 30 kilometer geldende gemiddelde van de op 1 januari van het kalenderjaar geldende tarieven van een dagretour tweede en eerste klas van de N.V. Nederlandse Spoorwegen, met dien verstande (....).

2.2. Uitgangspunt van de wettelijke regeling is dat slechts voor aftrek in aanmerking komen de werkelijk gereisde afstanden. Ook uit de wetshistorie van de onderhavige regeling blijkt dat het gaat om een regeling die uitgaat van een bepaald bedrag per kilometer en het zou in strijd zijn met dit uitgangspunt als kilometers die niet zijn afgelegd wel voor aftrek in aanmerking zouden komen. In casu kunnen dus niet voor aftrek in aanmerking komen, zoals belanghebbende claimt, de in werkelijkheid niet-gereisde retourreis Tilburg-B op vrijdagavond en de niet-gereisde heenreis B-Tilburg op zaterdagmorgen.

2.3. Belanghebbendes stelling, dat door het in aftrek weigeren van de niet gereden afstanden er een rechtsongelijkheid zou ontstaan, vermag het Hof niet te volgen, nu niet is gebleken dat andere belastingplichtigen wel aftrek van niet gereden afstanden hebben gekregen; voor het overige betreft belanghebbendes beroep op het ontstaan van rechtsongelijkheid situaties die zozeer van elkaar verschillen dat een beroep op een gelijkheidsbeginsel niet gehonoreerd kan worden.

De proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus vastgesteld op 27 februari 1998 door G.J. van Muijen, lid van voormelde kamer in tegenwoordigheid van P.H.A. Calis waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 10 maart 1998