Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-04-2000, AA6084, 96/02192
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-04-2000, AA6084, 96/02192
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 april 2000
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6084
- Zaaknummer
- 96/02192
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
BELASTINGKAMER
Nr. 96/2192
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer A, te S, tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen te H van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen voor het jaar 1992.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van fl. 600.000,--, waarvan een gedeelte groot fl. 550.000,-- belast naar het tarief van artikel 57, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet).
1.2. Na bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, de Inspecteur een conclusie van dupliek.
1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 2 juni 1999 te
's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord de heer X van fiscaal/juridisch/financieel adviesbureau Y te L, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. M, namens de Inspecteur.
1.5. Belanghebbende en de Inspecteur hebben beiden ter zitting stukken overgelegd. Na de zitting heeft tussen het Hof en partijen een briefwis-seling plaatsgevonden, waarbij het bepaalde in de artikelen 14, lid 1, aanhef en onderdeel 2, en 16 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken toepassing heeft gevonden. Beide partijen hebben in het kader van genoemde briefwisseling wederom stukken overgelegd.
1.6 De tweede mondelinge behandeling heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof op 8 december 1999. Daar zijn verschenen en gehoord eerdergenoemde heren X en M, alsmede de heer J, taxateur, verbonden aan de eenheid Registratie en Successie te R.
2. Feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zittingen, als tussen partijen niet in geschil dan wel door één der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast:
2.1. Belanghebbende exploiteerde in het boekjaar 1991-1992 een melkveehouderij, welke hij in 1992 heeft gestaakt.
2.2. In het kader van die staking vonden de volgende gebeurtenissen plaats:
-op 5 november 1991 verkocht belanghebbende aan V B.V. te Q (hierna: V) een boerderij met bedrijfsgebouwen en cultuurgronden , gelegen aan de Z-straat 0 te S, groot 16.28.10 ha en kadastraal bekend gemeente S sektie D 0000, groot 10.23.70 ha, D 0000, groot 4.02.40 ha en E 0000, groot 2.02.00 ha, (hierna: de boerderij) en installaties en voervoorraden voor in totaal een koopprijs van fl. 1.400.000,--;
In de betreffende koopovereenkomst hebben partijen onder meer het navolgende bepaald:
"1 t/m 12 enz¼¼
De onderverdeling van de koopsom is als volgt:
¼.
¼.
¼.
Cultuurgronden 15.60.00 ha f 1.090.000,--
14. Koper zal zorg dragen voor 2 taxaties van de cultuurgronden aan voornoemde waarden. De kosten van de taxaties zijn voor koper. Indien de grond minder dan deze bedragen wordt getaxeerd is deze overeenkomst ontbonden zonder boetes of kosten.
15. Het is de koper bekend dat op ’t moment van juridische
levering van grond deze als gevolg van melkquotumoverdracht in
verpachte staat kan zijn.
¼¼¼¼".
- op 1 april 1992 is bij notariële akte de economische eigendom van de boerderij aan V overgedragen. In de betreffende akte staat onder meer het volgende vermeld:
"¼¼¼ De comparanten, handelend als gemeld, verklaarden nog gemelde koopsom te splitsen als volgt:
voor de woning met stallen , tweehonderd twintig duizend gulden (f.220.000,--);
voor het erf, vijf en zeventig duizend gulden (f.75.000,--);
voor de cultuurgronden, een millioen negentig duizend gulden (f. 1.090.000,--);
voor installaties en voervoorraden, vijftien duizend gulden (f.15.000,--)¼¼¼¼.".
- eveneens op 5 november 1991 gaf belanghebbende aan V volmacht om voor hem een referentiehoeveelheid melk ter grootte van 206.772 kg met een vetgehalte van 3.94 % te verkopen. Blijkens de voorwaarden van de volmacht was V vrij in het overeenkomen van de koopprijs met de koper. V garandeerde belanghebbende een verkoopprijs van
fl.415.000,-- en voorts dat de koop- en verkoopovereenkomst tot stand zou komen vóór 28 maart 1992. V was gerechtigd het meerdere boven fl. 415.000,-- als provisie te behouden;
- op 17 maart 1993 verkocht V de boerderij aan U B.V. voor een bedrag van fl. 1.017.140,--;
- op 30 december 1991 sloot belanghebbende een pachtovereenkomst met W met betrekking tot een perceel cultuurgrond, gelegen te S, kadastraal bekend gemeente S, sectie E, nr. 0000 ged., groot 0.50.00 ha., met inbegrip van de op deze grond rustende leveringsrechten van een referentiehoeveelheid melk van 9.900 kilogram voor de periode van 10 januari 1992 tot 10 januari 1998 en tegen een jaarlijkse pachtprijs van fl. 450,-- per ha.. De genoemde referentiehoeveelheid melk is, tezamen met nog een hoeveelheid van 9700 kilogram, op 20 december 1991 namens belanghebbende aan de pachter verkocht voor een totaalprijs van fl. 56.000,--. De in de overeenkomst van koop/verkoop van de betreffende referentiehoeveelheid melk genoemde U B.V. is een compagnon van V;
- op 5 december 1991 sloot belanghebbende een pachtovereenkomst met J. met betrekking tot een perceel cultuurgrond, gelegen te S, kadastraal bekend gemeente S, sectie D, nr. 0000 ged., groot 2.04.08 ha., met inbegrip van de op deze grond rustende leveringsrechten van een referentiehoeveelheid melk van 40.000 kilogram voor de periode van 5 december 1991 tot 5 december 1997 en tegen een jaarlijkse pachtprijs van fl. 450,-- per ha.. De genoemde referentiehoeveelheid melk is op 14 november 1991 namens belanghebbende aan de pachter verkocht voor een prijs van fl.157.600,--;
- in een op 4 december 1991 bij de Grondkamer voor Noord-Brabant ingekomen pachtovereenkomst verpachtte belanghebbende aan A. een perceel cultuurgrond, gelegen te S, kadastraal bekend gemeente S, sectie D, nr. 0000 ged., groot 0.45.91 ha., met inbegrip van de op deze grond rustende leveringsrechten van een referentiehoeveelheid melk van 9.000 kilogram voor de periode van 20 november 1991 tot 20 november 1997 en tegen een jaarlijkse pachtprijs van fl. 450,-- per ha.. De genoemde referentiehoeveelheid melk is, tezamen met nog 14.172 kilogram referentiehoeveelheid melk op 27 november 1991 namens belanghebbende aan de pachter verkocht voor een prijs van
fl. 93.000,--;
- in een op 30 december 1991 bij de Grondkamer voor Noord-Brabant ingekomen pachtovereenkomst verpachtte belanghebbende aan P. een perceel cultuurgrond, gelegen te S, kadastraal bekend gemeente S, sectie D, nummer 0000, ged., groot 4.03.06 ha., met inbegrip van de op deze grond rustende leveringsrechten van een referentiehoeveelheid melk van 79.000 kilogram voor de periode van 5 januari 1992 tot 5 januari 1998 en tegen een jaarlijkse pachtprijs van fl. 450,- per ha.. De genoemde referentiehoeveelheid melk is op 21 november 1991 namens belanghebbende aan de pachter verkocht voor een prijs van
fl. 311.260,--;
in een op 5 december 1991 bij de Grondkamer voor Noord-
Brabant ingekomen pachtovereenkomst verpachtte belanghebbende aan U een perceel cultuurgrond, gelegen te S, kadastraal bekend gemeente S, sectie D, nummer 0000, ged., groot 2.29.59 ha., met inbegrip van de op deze grond rustende leveringsrechten van een referentiehoeveelheid melk van 45.000 kilogram voor de periode van 1 december 1991 tot 1 december 1997 en tegen een jaarlijkse pachtprijs van fl. 450,- per ha.. De genoemde referentiehoeveelheid melk is op 22 november 1991 namens belanghebbende aan de pachter verkocht voor een prijs van
fl.180.000,--;
De bovenvermelde transacties samengevat heeft belanghebbende aan V de boerderij voor fl. 1.400.000,- en zijn melkquotum voor fl. 415.000,- verkocht en heeft V de boerderij voor fl. 1.017.140,- en het melkquotum voor fl. 797.860,- doorverkocht.
2.3. Ten tijde van de gedeeltelijke staking door belanghebbende kon zijn melkquotum op drie manieren worden overgedragen, namelijk tezamen met het gehele bedrijf, tezamen met de eigendom van cultuurgronden en in combinatie met het verlenen van pachtrechten op cultuurgronden. Bij deze laatste mogelijkheid verviel in de praktijk de pacht na een jaar.
Belanghebbende heeft via V van deze derde mogelijkheid gebruik gemaakt.
2.4. Belanghebbende heeft aangifte gedaan van een belastbaar inkomen van fl. 400.000,--. Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur het aangegeven inkomen verhoogd met onder meer
fl. 195.000,--, hogere opbrengst melkquotum.
3. Geschil, standpunten en conclusies van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht de correctie van fl. 195.000,-- heeft aangebracht.
3.2.1. De Inspecteur heeft aangevoerd dat naar zijn oordeel de totale transactieprijs weliswaar op grond van zakelijke onderhandelingen tot stand is gekomen, maar dat het partijen niet vrij staat de toerekening van deze prijs aan de verschillende onderdelen van de transactie onderling vast te stellen. Door een splitsing te hanteren als belanghebbende en V hebben gedaan wordt bewerkstelligd dat door een oneigenlijk gebruik van de landbouwvrijstelling de netto-opbrengst voor belanghebbende hoger is dan het geval zou zijn indien aan andere in de markt opererende kopers zou worden verkocht.
Belanghebbende betwist de juistheid van deze stelling.
3.2.2. Het Hof verwijst voor de onderbouwing die partijen aan hun stellingen hebben gegeven naar de van hen afkomstige stukken, met name ook naar de overgelegde taxatierapporten. Tijdens de zittingen hebben zij aan hetgeen zij daarin hebben aangevoerd, geen nieuwe gronden of argumenten toegevoegd.
3.2.3. Tijdens de zitting van 8 december 1999 hebben partijen eenparig verklaard dat het Hof bij zijn beslissing van het geschil ervan kan uitgaan dat de pachtovereenkomsten als omschreven in 2.2 geen waardedrukkende invloed hebben gehad op de waarde in het economische verkeer van de overgedragen cultuurgrond, omdat te verwachten was dat de pacht na een jaar zou worden opgezegd.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot één naar een belastbaar inkomen als door hem aangegeven.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot één naar een belastbaar inkomen van fl. 600.000,--, van welk bedrag een gedeelte, groot fl. 550.000,-- in aanmerking komt voor belasting naar het bijzondere tarief van artikel 57, lid 2, van de Wet.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. De stelling van de Inspecteur houdt in dat hij zich op het standpunt stelt dat de in werkelijkheid door belanghebbende van V ontvangen bedragen ter zake van de verkoop van de cultuurgrond en de overdracht van het melkquotum afweken van de bedragen die zijn neergelegd in de overeenkomsten van 5 november 1991. De juistheid van dat standpunt volgt niet reeds uit de omstandigheid dat V op 17 maart 1993 de boerderij voor fl. 1.017.140,-- heeft verkocht aan U Beheer B.V. en op 14, 21, 22 en 27 november en op 20 december 1991 het melkquotum voor in totaal fl. 797.860,--.
Aangezien ook de overige stukken van het geding geen steun bieden voor de opvatting van de Inspecteur, heeft hij niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast de juistheid van zijn stelling aannemelijk te maken.
Het Hof verwerpt de stelling van de Inspecteur en komt dan ook tot de conclusie dat moet worden beslist als hierna vermeld.
5. Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten vast op 4 punten maal fl. 710,-- maal wegingsfactor 2 ofwel fl.5.680,=.
6. Beslissing
Het Hof
-vernietigt de bestreden uitspraak,
-vermindert de aanslag tot één naar een belastbaar inkomen van fl. 400.000,--, waarvan belast naar het tarief van artikel 57, lid 2, van de Wet: fl. 390.000,= verminderd met fl. 42.966,= (het inkomen in de zogenoemde eerste schijf) en met
fl. 10.450,= (de belastingvrije som) ofwel fl. 336.584,=.
-gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van fl. 75,--,
-veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van fl. 5.680,-- en
-wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden.
Aldus vastgesteld op 6 april 2000 door J.Th. Simons, voorzitter, G.J. van Muijen en A.C.J. Viersen, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 6 april 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een
beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ
's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak
overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie
is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.