Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-06-2000, AA6415, 97/20790

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-06-2000, AA6415, 97/20790

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
14 juni 2000
Datum publicatie
4 juli 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6415
Zaaknummer
97/20790

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 97/20790

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de Stichting X te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 1996 tot en met 30 juni 1996, aanslagnummer 1.

1. Ontstaan en loop van het geding

De naheffingsaanslag bedraagt ƒ 2.973,--.

Na bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 24 mei 2000 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en de Inspecteur.

Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota's moet als hier ingelast worden aangemerkt.

Zonder bezwaar van de wederpartij heeft belanghebbende ter zitting overgelegd een brief d.d. 14 augustus 1998, van de Dienst Bouwtoezicht van de gemeente Y met daaraan gehecht een brief van belanghebbende d.d. 19 juni 1998 aan genoemde dienst van de gemeente Y, alsmede een programmafolder van het in 1999 door belanghebbende georganiseerde evenement en een verslag van het in 1998 door haar georganiseerde evenement.

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Belanghebbende is opgericht bij notariële akte van 1995 en heeft blijkens artikel 2 van haar in deze akte opgenomen statuten tot doel "het promoten van kamermuziek, speciaal door deze onder de aandacht te brengen van een zo groot mogelijk publiek en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords".

2.2. Belanghebbende organiseert onder de naam X jaarlijks op de derde zondag in juni een aantal concerten in het Stadswandelpark te Y.

2.3. Deze concerten zijn gratis toegankelijk voor het publiek.

2.4. De concerten worden gegeven door beroepsmusici die voor hun optreden het door hen gevraagde honorarium ontvangen.

2.5. Belanghebbende heeft als inkomensbronnen sponsorgelden en gemeentelijke subsidie. De gemeentelijke subsidie is echter zeer gering.

2.6. Als tegenprestatie voor het verstrekken van geldelijke bijdragen wordt door de sponsors bedongen dat de concerten daadwerkelijk plaatsvinden en dat de naam van de sponsors in de diverse publicaties van belanghebbende wordt vermeld. Deze publicaties zijn in hoofdzaak de programmafolders en de posters voor de concerten.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende ter zake van het organiseren van concerten als ondernemer is aan te merken.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting geen argumenten toegevoegd.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vernietiging de naheffingsaanslag.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.

4. Overwegingen omtrent het geschil

4.1. Niet in geschil is dat belanghebbende economische activiteiten verricht voor zover zij tegen betaling medewerking verleent aan de bevordering van de naamsbekendheid van de sponsoren door vermelding van de namen van de sponsoren in de publicaties van belanghebbende.

4.2. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende naast deze belaste prestaties een afzonderlijke, niet-economische activiteit verricht, bestaande uit het organiseren van gratis toegankelijke concerten. De aan belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting die betrekking heeft op deze laatste activiteit kan volgens de Inspecteur door belanghebbende niet als voorbelasting in aftrek worden gebracht, omdat die activiteit niet in een verhouding van wederzijdse afhankelijkheid samenhangt met de belaste prestaties van belanghebbende.

4.3. Het Hof kan de Inspecteur hierin niet volgen. Uit de vaststaande feiten volgt immers dat het organiseren van de concerten de rechtstreekse tegenprestatie vormt voor de sponsorgelden. De met het verrichten van deze tegenprestatie gemoeide kosten zijn derhalve kosten ter zake van de belaste sponsoractiviteiten van belanghebbende, zodat de te dier zake aan belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting als voorbelasting aftrekbaar is.

4.4. Aan het voorgaande doet niet af dat belanghebbende blijkens haar statuten tot doel heeft het promoten van kamermuziek en dat de sponsorwerving voor belanghebbende slechts deel uitmaakt van de wijze waarop zij dit doel tracht te bereiken. Deze omstandigheden laten immers onverlet dat belanghebbende zich jegens de sponsoren tegen een vergoeding heeft verplicht de concerten te organiseren en dat zij aldus als ondernemer economische activiteiten verricht. Voorts kan de omstandigheid dat belanghebbende blijkens haar statuten de concerten organiseert om kamermuziek te promoten, op zichzelf bezien niet aan haar belastingplicht in de weg staan, omdat de innerlijke beweegreden van een natuurlijk persoon of lichaam om bepaalde economische activiteiten te verrichten in het algemeen niet aan belastingplicht in de weg kan staan.

4.5. Het voorgaande brengt mee dat het gelijk aan de zijde van belanghebbende is. De bestreden uitspraak en de naheffingsaanslag moeten worden vernietigd.

5. Proceskosten

Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten vast op 2 punten maal ƒ 710,-- maal wegingsfactor 1 ofwel ƒ 1.420,--.

6. Beslissing

Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak, vernietigt de naheffingsaanslag, gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van ƒ 80,-- en veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van ƒ 1420,-- en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden.

Aldus vastgesteld op 14 juni 2000 door R.J. Koopman, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van K.M.J. van der vorst, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 14 juni 2000

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een

beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ

's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.