Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-07-2000, AA6496, 95/02254

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-07-2000, AA6496, 95/02254

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
7 juli 2000
Datum publicatie
4 juli 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6496
Zaaknummer
95/02254

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 95/02254

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

UITSPRAAK

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer drs. B te S tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid ondernemingen te Q van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op zijn bezwaarschrift betreffende de hem voor het jaar 1991 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Ontstaan en loop van het geding

De vorenvermelde aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen van fl. 263.384,=, geheel belast op de voet van de in artikel 53a, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1991; hierna: de Wet) voorkomende tabel, en is na tijdig door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar bij uitspraak van de Inspecteur van 30 juni 1995 verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van fl. 219.161,=, eveneens geheel belast op de voet van de vorenvermelde tabel.

Tegen die uitspraak is belanghebbende tijdig en op regelmatige wijze in beroep gekomen bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de Griffier van belanghebbende een recht geheven van fl. 75,=.

De Inspecteur heeft het beroep bij vertoogschrift bestreden.

De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof op 22 april 1997 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord mevrouw mr. L, verbonden aan het kantoor te

Q van P Belastingadviseurs, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer mr. drs. H, tot bijstand vergezeld van de heer E, beiden verbonden aan de vorengenoemde eenheid van de rijksbelastingdienst.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de Inspecteur.

Na deze zitting heeft tussen het Hof en partijen op de voet van het bepaalde in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder 2°, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken een briefwisseling plaatsgevonden, met betrekking tot welke briefwisseling het bepaalde in artikel 16 van die wet is nageleefd.

De tweede mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof op 2 september 1998 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen dezelfde personen verschenen en gehoord als ter eerste zitting.

Partijen hebben te dezer zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan hun wederpartij. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij de pleitnota van de Inspecteur behorende bijlagen.

Het Hof rekent alle vorenvermelde stukken, waaronder met name ook alle vermelde pleitnota's, tot de stukken van het geding.

2. Vaststaande feiten

Blijkens de gedingstukken en de verklaringen van partijen ter zittingen staat tussen partijen het volgende vast:

2.1. Belanghebbende - geboren in 1925 en gehuwd - was tot in ieder geval 18 december 1991 in het bezit van drie kapitaalverzekeringen met lijfrenteclausule als bedoeld in artikel 25, derde lid, onderdeel a, van de Wet. Met betrekking tot al deze verzekeringen, welke waren afgesloten bij tot het A-concern behorende maatschappijen, was belanghebbende zowel de verzekeringnemer als de verzekerde. Bij twee van deze verzekeringen waren kapitalen verzekerd, uit te keren bij in leven zijn van de verzekerde op 28 januari 1996, dan wel bij eerder overlijden van de verzekerde, met als begunstigden achtereenvolgens de verzekeringnemer, de weduwe van de verzekeringnemer, de kinderen van de verzekeringnemer en de erfgenamen van de verzekeringnemer. Bij de andere verzekering was een kapitaal verzekerd bij in leven zijn van de verzekerde op 24 november 1996, met als begunstigde de verzekeringnemer.

2.2. Door te reageren op een advertentie in NRC Handelsblad is belanghebbende in contact gekomen met Adviesbureau R B.V. te H. De zakelijke inhoud van een brief van dit bureau aan belanghebbende van 9 december 1991 luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt:

"Naar aanleiding van het aangename onderhoud dat ondergetekende (Hof: A.) de dato 6 december j.l. te uwen huize mocht voeren inzake een mogelijke overdracht van bij u in bezit zijnde kapitaalverzekeringen, doet het ons genoegen u hierbij een definitief aanbod te doen.

(...)

De drie door u aangegeven A-contracten vertegenwoordigen een waarde van circa

¦ 170.000,-- per december 1991.

(...)

Aanbod:

Op basis van vorenvermelde gegevens bedraagt de verkoopprijs ¦ 128.000,-- (afgerond) zijnde een 75% waarde van de aangegeven poliswaarde per december 1991.

Notariële afwikkeling:

De overdracht van uw polissen wordt bekrachtigd in een notarieel samen te stellen acte, welke zal worden verleden ten overstaan van notaris Mr. M, P-straat 00 te Z.

Te uwer informatie voegen wij bij een pro forma-acte waarbij naar onze mening uw personalia en polisgegevens juist zijn aangebracht.

De Financiële afwikkeling zal eveneens notarieel geschieden, met andere woorden de polissen zullen de notaris ter hand worden gesteld waarna middels een notaris-verzoek de poliswaarde eerstens zal worden bijgeschreven op het in de acte aangegeven rekeningnummer van notaris Mr.M.

In verband met de thans vereiste snelheid van handelen veroorzaakt door enerzijds een "drukke decembermaand" bij de verzekeraar anderzijds het tijdstip van januari 1992 (vervreemding geeft geen mogelijkheden na deze datum) neemt ondergetekende de vrijheid u in de aanvang van deze week nader telefonisch te contacten ten einde van u een datum te mogen vernemen voor de overdracht.

Onze gedachten gaan uit naar woensdag 18 december a.s. waarbij een afkoopdatum van de contracten wordt aangehouden voor 20 december 1991.

Wij hebben van u begrepen dat u zelve aanwezig zult zijn bij het passeren van de acte; wij zullen u uiteraard ruim voor de overdrachtsdatum in bezit stellen van de definitieve notariële acte zodat volstaan kan worden met de zo te noemen heden ten dage gebruikelijke beperkte voorlezing.

Uiteraard zal ondergetekende u vergezellen bij het transport waarbij u een route-beschrijving zal worden aangegeven.

(...)

Bijlage: Pro forma acte overdracht".

2.3. Een op 18 december 1991 voor mr. M, notaris ter standplaats Z (hierna: de notaris), verleden akte luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt:

"Heden (...) verschenen voor mij (...)

1. (...) (Hof: belanghebbende); hierna ook te noemen: verkoper;

2a. de heer A (...) ten deze handelend in zijn hoedanigheid van direkteur van (...): B Management B.V., en

b. de heer C (...) ten deze handelend in zijn hoedanigheid van direkteur van (...): H Beleggingen B.V.,

ten deze tezamen handelend als schriftelijk gevolmachtigden van:

de heer G (...) hierna ook te noemen: koper.

Van gemelde volmachten blijkt uit een onderhandse akte die na voor echterkenning volgens de Notariswet aan deze akte is gehecht.

De komparanten, handelend als gemeld;

in aanmerking nemende:

- dat de verkoper de hierna genoemde overeenkomsten houdende drie kapitaalverzekeringen met lijfrenteklausule heeft gesloten;

- dat de verkoper deze polissen wenst te verkopen en in eigendom wenst over te dragen aan de koper, die deze polissen wenst te kopen en in eigendom wenst te aanvaarden;

verklaren met elkaar het navolgende te zijn overeengekomen:

1. De verkoper verkoopt en draagt bij deze in eigendom over aan de koper, die in koop aanneemt en bij deze in eigendom aanvaardt:

alle rechten, die voortvloeien uit (Hof: de drie onder 2.1 bedoelde kapitaalverzekeringen met lijfrenteclausule), zulks onder de last (...).

2. De koopsom bedraagt (...) ¦ 131.000,--, voor welk bedrag de verkoper de koper kwijting verleent zodra de verkoper de koopsom op de door hem aangewezen rekening heeft ontvangen.

3. De verkoper staat er voor in (...) dat de totale afkoopwaarde van bedoelde polissen circa (...) ¦ 175.000,-- bedraagt.

4. (...)

5. De komparanten sub 2, handelend als gemeld, hebben de betreffende polissen op heden ontvangen en daarop aan mij, notaris, afgestaan ter verzending naar gemelde verzekeringsmaatschappijen, teneinde te zijner tijd tot uitkering te komen.

6. De komparanten sub 2, handelend als gemeld, hebben het recht een afschrift van deze akte te (doen) betekenen aan genoemde assuradeuren of de onderhavige overdracht op andere wijze aan die assuradeuren ter kennis te brengen, teneinde te bewerkstelligen, dat de koper, die bij deze expliciet door de verkoper als begunstigde van genoemde polissen wordt aangewezen, ook door die assuradeuren als verzekeringnemer en eerste begunstigde van genoemde polissen worden aangemerkt en gerechtigd is één of meer andere begunstigden aan te wijzen.

De komparanten sub 2, handelend als gemeld, verlenen onherroepelijk volmacht aan de genoemde assuradeuren om het bedrag van circa (...) ¦ 175.000,-- zo spoedig mogelijk te voldoen aan mij, notaris, door overschrijving op bankrekeningnummer 00.00.0.000.00 (...), welke volmacht een onverbrekelijk geheel uitmaakt met de inhoud van deze akte.

7. (...)

8. Voor het geval de verkoper tussen het moment van het tekenen van deze akte en het moment van afkoop casu quo expiratie van de onderhavige polissen zal komen te overlijden en dientengevolge het uit te keren bedrag eventueel zal verminderen, zullen de bedragen in deze overeenkomst genoemd in de punten 3 en 6 wijzigen en mitsdien tussen partijen gaan gelden met als gevolg dat het bedrag genoemd in punt 2, zijnde vijf en zeventig (75%) van het bedrag genoemd in punt 3 dienovereenkomstig zal wijzigen en tussen partijen eveneens zal gaan gelden.

Voorts garandeert de koper bij deze jegens de verkoper:

- dat de koper hier ten lande binnenlands belastingplichtig is;

- dat de koper niet voornemens is binnen afzienbare tijd te emigreren (...).

- dat de koper de bij deze overgedragen polissen niet tot enig ondernemingsvermogen zal rekenen.

(...)

Na zakelijke opgave van de inhoud van deze akte aan de verschenen personen, hebben deze eenparig verklaard van de inhoud van deze akte te hebben kennisgenomen en op volledige voorlezing daarvan geen prijs te stellen.

(...).".

Bij gelegenheid van het passeren van deze akte heeft belanghebbende de polissen van de onder 2.1 bedoelde verzekeringen aan de notaris overhandigd.

2.4. Een op 6 november 1991 door de onder 2.3 genoemde heren G., C. en A. getekende akte luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt:

"INTENTIEVERKLARING

ONDERGETEKENDEN

1. De heer G (...) hierna te noemen "koper";

en

2. de heer C (...) namens een nader te noemen vennootschap; en de heer A (...) namens een nader te noemen vennootschap, hierna te noemen "intermediair";

VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT;

1. Koper verklaart een compensabel verlies te hebben, een negatief belastbaar inkomen, tot een nader vast te stellen bedrag van circa fl. 935.000,00 en wil dit negatieve inkomen gaan benutten. Hij geeft daartoe (15) polisvolmachten zoveel als nodig mocht blijken te zijn om dit gehele bedrag aan te wenden.

2. Koper wil meewerken bij de afkoop van lijfrentepolissen die via intermediair ter afkoop worden aangeboden. Koper zal medewerking verlenen om tot uitvoering van die afkoop te geraken. Koper zal een netto-vergoeding van 7,5 %, berekend over elk te compenseren bedrag, ontvangen.

3. Koper garandeert dat hij in het jaar van expiratie van de polis niet zal emigreren en dat hij de polis niet tot zijn ondernemingsvermogen zal rekenen.

4. Intermediair wil gebruik maken van de diensten van koper zoals hierboven omschreven.

5. Partijen zullen deze intentie nader uitwerken in een daartoe op te stellen overeenkomst.

6. De behandelend notaris is belast met de uitvoering van de transaktie. De betaling van 7,5 % vergoeding ten gunste van koper zal, in overleg met en op aanwijzing van de koper, door de notaris rechtstreeks geschieden, ofwel via een door de koper aan te wijzen notaris of een ander aan te wijzen tussenpersoon of rechtstreeks in contanten.

7. Het totaal van de te compenseren bedragen zal gelijk zijn aan de som der bruto-bedragen van de polissen.".

Een van de in punt 1 van deze akte bedoelde polisvolmachten is de in de aanhef van de onder 2.3 weergegeven notariële akte vermelde en aan die akte gehechte onderhandse akte waaruit van de volmacht van de heren B en R blijkt.

2.5. De zakelijke inhoud van een brief van een medewerker van de notaris aan A Levensverzekering N.V. van 18 december 1991 luidt als volgt:

"In verband met de overdracht van bovengenoemde polis van kapitaalverzekering (Hof: de drie onder 2.1 bedoelde verzekeringen) door de verzekeringnemer, de heer B aan de heer G hierna te noemen de koper, doe ik u bijgaand een afschrift van de betreffende akte, alsmede de originele polissen toekomen.

Namens de koper verzoek ik u vriendelijk polisnummer 00000 per 24 december aanstaande af te kopen, terwijl ik u voor wat betreft de polisnummers 22222222 en

3333333 verzoek per 28 december aanstaande tot afkoop over te gaan.

Zoals u uit het afschrift van de akte van overdracht kunt opmaken, dient de afkoopwaarde op ons hieronder vermelde ABN AMRO rekeningnummer 000000000 te worden overgemaakt.

Wellicht ten overvloede verzoek ik u in uw opgave aan de F.I.O.D., de koper te noemen als verzekeringnemer en begunstigde.

Vertrouwende dat u de afkoopwaarde per 24 respektievelijk 28 december aanstaande zo spoedig mogelijk aan ons zult overmaken, teken ik (...).".

2.6. Naar aanleiding van de onder 2.5 vermelde brief heeft A- Levensverzekering N.V. met betrekking tot de onderhavige verzekeringen de naam van de verzekeringnemer op 23 december 1991, onderscheidenlijk op 27 december 1991, gewijzigd in die van de heer G (hierna: de heer G). Ten gevolge hiervan waren vanaf die momenten niet langer belanghebbende en, in voorkomend geval, diens weduwe, kinderen of erfgenamen de begunstigden van de onderhavige verzekeringen, doch de heer G en, in voorkomend geval, diens weduwe, kinderen of erfgenamen.

Terstond nadat de naam van de verzekeringnemer aldus was gewijzigd, heeft afkoop van de onderhavige verzekeringen plaatsgevonden. A Levensverzekering N.V. heeft de afkoopwaarden, ten bedrage van fl. 174.849,12 in totaal, per cheque uitbetaald. De cheques zijn bij 9 januari 1992 gedagtekende brieven aan de desbetreffende tussenpersoon verzonden. De notaris heeft de afkoopwaarden op 8 januari 1992 ontvangen.

Op 10 januari 1992 heeft de notaris ten laste van evenvermeld bedrag van fl. 174.849,12 de volgende betalingen verricht:

- fl. 131.000,= aan belanghebbende

- fl. 9.924,= aan H Beleggingen B.V.

- fl. 9.924,= aan B Management B.V.

- fl. 8.880,= aan A, en

- fl. 13.988,= aan de heer G.

Voorts heeft hij ten laste van evenvermeld bedrag een bedrag van fl. 1.132,86 aan honorarium in rekening gebracht.

2.7. In zijn aangifte voor de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen over het onderhavige jaar (1991) heeft belanghebbende niets in aanmerking genomen ter zake van vervreemding of afkoop van de onder 2.1 bedoelde kapitaalverzekeringen met lijfrenteclausule.

De Inspecteur heeft zich bij het vaststellen van de aanslag en het doen van de bestreden uitspraak (primair) op het standpunt gesteld dat belanghebbende deze verzekeringen in dit jaar door tussenkomst van de heer G heeft afgekocht. In verband hiermede heeft hij belanghebbendes belastbaar inkomen over dit jaar bij de bestreden uitspraak uiteindelijk berekend als volgt:

aangegeven belastbaar inkomen fl. 86.851,=

zuivere inkomsten ter zake van de afkoop

van de onder 2.1 bedoelde verzekeringen fl. 131.000,=

daardoor minder aftrek giften fl. 1.310,=

belastbaar inkomen fl. 219.161,=,

geheel belast op de voet van de in artikel 53a, eerste lid, van de Wet voorkomende tabel.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft de vraag of de Inspecteur de onder 2.7 vermelde correctie van fl. 131.000,= terecht heeft aangebracht en, zo ja, of dit bedrag terecht is belast op de voet van de tabel en niet naar het bijzondere tarief van 45%.

3.2. De Inspecteur beantwoordt deze beide vragen bevestigend en stelt met betrekking tot de eerste vraag primair dat sprake is van relatieve simulatie en dat belanghebbende de onder 2.1 bedoelde verzekeringen niet aan de heer G heeft vervreemd, waarna de heer G die verzekeringen heeft afgekocht, doch dat belanghebbende die verzekeringen in wezen zelf - zij het met behulp van de heer G - heeft afgekocht.

Ter verdediging van de vorenbedoelde correctie heeft de Inspecteur zich subsidiair beroepen op een zelfstandige fiscaalrechtelijke kwalificatie van de verschillende door belanghebbende en de heer G verrichte rechtshandelingen en meer subsidiair op het leerstuk van de wetsontduiking.

Met betrekking tot de als tweede vermelde vraag heeft de Inspecteur gewezen op het bepaalde in artikel 57, eerste lid, onderdeel f, onder 1°, van de Wet.

Belanghebbende verwerpt alle vorenvermelde stellingen van de Inspecteur en is van oordeel dat de beide onder 3.1 vermelde vragen ontkennend moeten worden beantwoord.

3.3. Partijen doen hun evenvermelde standpunten steunen op de gronden welke zij daartoe hebben aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waaronder de door hen op de beide zittingen voorgedragen en overgelegde pleitnota's, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Op de beide zittingen hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Op de eerste zitting

Belanghebbende:

De op pagina 8 van de motivering van het beroepschrift onder subsidiair betrokken stelling dat indien de door belanghebbende genoten verkoopopbrengst dient te worden aangemerkt als een afkoopsom, deze afkoopsom dient te worden belast naar het in artikel 57, tweede lid, van de Wet vermelde bijzondere tarief van 45%, wordt ingetrokken.

Aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uitsluitend wordt aanspraak gemaakt op vergoeding van de kosten van de aan belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De Inspecteur:

De kennis en wetenschap van de notaris moeten aan belanghebbende worden toegerekend.

In afwijking van het daaromtrent in het vertoogschrift gestelde, wordt erkend dat ten gevolge van het wijzigen van de naam van de verzekeringnemer tevens de begunstiging van de onderhavige polissen is gewijzigd, in die zin dat niet langer belanghebbende en, in voorkomend geval, diens weduwe, kinderen of erfgenamen de begunstigden waren, doch de heer G en, in voorkomend geval, diens weduwe, kinderen of erfgenamen.

Alsnog wordt een beroep gedaan op een zelfstandige fiscaalrechtelijke kwalificatie van de verschillende door belanghebbende en de heer G verrichte rechtshandelingen. Een dergelijke kwalificatie leidt er toe dat het onderhavige feitencomplex fiscaalrechtelijk moet worden aangemerkt als afkoop van de verzekeringen door belanghebbende.

Geen aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van proceskosten.

Op de tweede zitting

Belanghebbende:

Gelet op de data waarop de afkoop van de onderhavige verzekeringen heeft plaatsgevonden, te weten onderscheidenlijk 23 en 27 december 1991, kan er van worden uitgegaan dat de desbetreffende afkoopsommen niet alleen in het onderhavige jaar (1991) vorderbaar waren, maar ook nog in dat jaar inbaar waren in de zin van artikel 33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet. Indien de heer G daarom zou hebben verzocht, zou betaling nog in dat jaar hebben plaatsgevonden.

De Inspecteur:

In wezen heeft afkoop van de verzekeringen door belanghebbende plaatsgevonden.

3.4. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag primair tot een naar een belastbaar inkomen van fl. 86.851,= en subsidiair - in zijn brief aan het Hof van 30 juni 1997 en in zijn pleitnota ter tweede zitting heeft belanghebbende, ondanks zijn andersluidende verklaring ter eerste zitting, zijn in de motivering van het beroepschrift vermelde subsidiaire grief en subsidiaire conclusie gehandhaafd - tot een naar een belastbaar inkomen van fl. 219.161,=, waarvan een gedeelte ad fl. 131.000,= belast naar het bijzondere tarief van 45%.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Het geschil betreft in de eerste plaats de vraag of de Inspecteur de onder 2.7 vermelde correctie van fl. 131.000,= terecht heeft aangebracht.

4.2. Ter verdediging van deze correctie heeft de Inspecteur zich subsidiair beroepen op een zelfstandige fiscaalrechtelijke kwalificatie van de verschillende door belanghebbende en de heer G verrichte rechtshandelingen en meer subsidiair op het leerstuk van de wetsontduiking, doch beide beroepen moeten worden verworpen nu, gelijk de Hoge Raad in zijn arrest van 15 december 1999, BNB 2000/126, heeft geoordeeld, in gevallen als het onderhavige van strijd met de strekking van de Wet geen sprake is.

4.3. Aan de orde is derhalve uitsluitend nog de primaire stelling van de Inspecteur, te weten dat belanghebbende de onderhavige verzekeringen in wezen zelf - zij het met behulp van de heer G - heeft afgekocht. Daaromtrent overweegt het Hof het volgende.

4.4. In de onder 2.2 weergegeven brief van Adviesbureau R B.V. te H aan belanghebbende van 9 december 1991 is uitdrukkelijk vermeld dat de gedachten uitgaan naar het verlijden van de notariële akte van verkoop op 18 december 1991, waarbij een afkoopdatum van de onderhavige verzekeringen wordt aangehouden van 20 december 1991. Voorts is in deze brief uitdrukkelijk vermeld dat de financiële afwikkeling notarieel zal geschieden en dat zulks inhoudt dat de polissen aan de notaris ter hand zullen worden gesteld en dat daarna middels een notaris-verzoek de poliswaarde eerstens zal worden bijgeschreven op een rekening van de notaris.

4.5. Verder is in de onder 2.3 weergegeven notariële akte van 18 december 1991 - van welke akte belanghebbende blijkens de onder 4.4 bedoelde brief tevoren een concept had ontvangen, bij het verlijden van welke akte belanghebbende in persoon aanwezig is geweest en van de inhoud van welke akte belanghebbende blijkens het onderschrift van die akte heeft kennisgenomen, zodat het Hof er van uitgaat dat belanghebbende ten tijde van het passeren van die akte de inhoud daarvan volledig kende -

(a) met betrekking tot het in die akte vermelde, aan belanghebbende toekomende bedrag van fl. 131.000,= geen termijn van betaling gesteld, geen rente bedongen en evenmin zekerheid gesteld

(b) vermeld dat de gemachtigden van de heer B (de heren B en R) de betreffende polissen op heden hebben ontvangen en daarop aan de notaris hebben afgestaan ter verzending naar de desbetreffende verzekeringsmaatschappijen teneinde te zijner tijd tot uitkering te komen, en

(c) vermeld dat de evengenoemde gemachtigden van de heer G onherroepelijk volmacht aan deze assuradeuren verlenen om de waarde van de polissen ad circa fl. 175.000,= zo spoedig mogelijk aan de notaris te voldoen.

4.6. Aan hetgeen onder 4.4 en 4.5 is vermeld, een en ander tezamen beschouwd, ontleent het Hof het vermoeden dat belanghebbende ten tijde van het verlijden van de evenvermelde notariële akte wist dat binnen enkele dagen - zonder dat daarvoor nog enige instemming of handeling van de heer G nodig was - tot afkoop van de onderhavige polissen zou worden overgegaan, dat de heer G nimmer enige beschikkingsmacht over deze polissen en de ten gevolge van de afkoop van die polissen te ontvangen afkoopsommen zou hebben en dat het hem toekomende bedrag van fl. 131.000,= uit die afkoopsommen aan hem zou worden voldaan.

Belanghebbende heeft dit vermoeden niet ontzenuwd.

4.7. Hetgeen onder 4.6 is overwogen, brengt met zich dat de verkoop door belanghebbende van de in de onderhavige polissen belichaamde rechten onder zodanige omstandigheden heeft plaatsgevonden dat deze rechten in wezen niet door belanghebbende zijn verkocht, maar door hemzelf zijn afgekocht met behulp van - in ieder geval - de heer G.

4.8. Gelet op het vorenstaande heeft de Inspecteur het litigieuze bedrag van fl. 131.000,= terecht tot belanghebbendes belastbaar inkomen gerekend. Op dit bedrag is gelet op het bepaalde in artikel 57, eerste lid, onderdeel f, onder 1°, van de Wet niet het in het tweede lid van dat artikel geregelde bijzondere tarief van 45% van toepassing. Met betrekking tot de beide in de omschrijving van het geschil vermelde vragen is het gelijk derhalve aan de zijde van de Inspecteur. Voor dit geval is niet in geschil dat de bestreden uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Proceskosten

Nu het gelijk aan de zijde van de Inspecteur is en bijzondere omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken, acht het Hof geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten.

De Inspecteur heeft ter zitting verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van proceskosten.

6. Beslissing

Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als volgt:

Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.

Aldus vastgesteld op 7 juli 2000 door J.A. Meijer, voorzitter, G.J. van Muijen en P.J.M. Bongaarts, en op die dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th. A.J. Kock, waarnemend-griffier.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 7 juli 2000

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.